Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1757

Datum uitspraak2001-03-07
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsGroningen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 99/10413
Statusgepubliceerd


Indicatie

Afhankelijk asielrelaas / onzorgvuldig onderzoek. De rechtbank stelt vast dat het asielrelaas van Afghaanse eiseres in overwegende mate afhankelijk is van dat van haar echtgenoot. Blijkens de gedingstukken is haar echtgenoot inmiddels in Nederland en heeft hij een aanvraag om toelating als vluchteling gedaan, waarna hij, nog voor de bestreden beschikking, over zijn asielmotieven is gehoord. Op zijn aanvraag is tot op heden nog niet beslist. Nu niet valt uit te sluiten dat het relaas van haar echtgenoot een ander licht werpt op de geloofwaardigheid, aannemelijkheid of toereikendheid van de asielmotieven van eiseres, acht de rechtbank het weinig zorgvuldig dat verweerder een beslissing op het bezwaarschrift van eiseres heeft genomen, zonder dat de verklaringen van haar echtgenoot op enigerlei wijze bij de beoordeling van het bezwaar zijn betrokken. Beroep gegrond.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Zittingsplaats Groningen Vreemdelingenkamer regnr.: Awb 99/10413 VRWET Z VR UITSPRAAK inzake: A e.v. B, geboren op [...] 1972, verblijvende te C, mede namens haar minderjarige kind, van Afghaanse nationaliteit, IND dossiernummer 9809.16.8081, eiseres, gemachtigde: mr. R.L. Braakman, advocaat te Amsterdam; tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr. F. Heus, advocaat te 's-Gravenhage. 1 PROCESVERLOOP 1.1 Op 17 september 1998 heeft eiseres een aanvraag om toelating als vluchteling gedaan. Bij beschikking van 2 april 1999 heeft verweerder de aanvraag om toelating als vluchteling niet ingewilligd en ambtshalve beslist eiseres geen vergunning tot verblijf wegens klemmende redenen van humanitaire aard te verlenen. Wel is aan eiseres een voorwaardelijke vergunning tot verblijf (vvtv) verleend. 1.2 Eiseres heeft tegen de niet-inwilliging van haar aanvragen bij brief van 29 april 1999 bezwaar gemaakt. Bij beschikking van 7 oktober 1999 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. 1.3 Bij beroepschrift van 4 november 1999 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 15 februari 2001. Eiseres noch haar gemachtigde zijn daarbij verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2 OVERWEGINGEN 2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2.2 Op grond van artikel 15 Vreemdelingenwet (Vw) in samenhang met artikel 1(A) van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen kunnen vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling worden toegelaten. 2.3 Eiseres heeft ter ondersteuning van haar aanvraag om toelating als vluchteling het volgende naar voren gebracht. Eiseres behoort tot tot de bevolkingsgroep der Hazara in Afghanistan en belijdt het sji'itisch-islamitische geloof. Haar vader en haar echtgenoot waren beide werkzaam voor de sji'itische Hezb-e Wahdat. Na de moord op de leider van deze partij zijn de vader en echtgenoot van eiseres uit Kabul naar Mazar-i-Sharif gevlucht. Op 6 maart 1998 zijn eiseres en haar familie ook naar Mazar-i-Sharif gegaan. Rond 8 augustus 1998, toen de Taliban de stad dreigden in te nemen, zijn eiseres en haar vader naar Tadzjikistan en vervolgens naar Pakistan gevlucht. Op het moment van hun vlucht bevond de echtgenoot van eiseres zich in D; eiseres weet niet wat er met hem is gebeurd. Vanuit Pakistan is eiseres naar Nederland gereisd. 2.4 Verweerder heeft de aanvraag om toelating als vluchteling afgewezen, omdat niet aannemelijk is dat eiseres in Afghanistan voor vervolging te vrezen heeft. Daartoe heeft verweerder overwogen dat niet is gebleken dat zij door de politieke activiteiten van haar vader en echtgenoot zelf in de negatieve belangstelling van de Taliban is geraakt. Uit de ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken blijkt voorts dat van een systematische vervolging van Hazara's geen sprake is, zodat evenmin aannemelijk is dat eiseres op grond van haar afkomst voor vervolging van de zijde van de Taliban te vrezen heeft. 2.5 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij in aanmerking komt voor toelating als vluchteling. In het beroepschrift heeft zij aangevoerd dat haar echtgenoot inmiddels naar Nederland is gekomen en asiel heeft gevraagd. Uit zijn verklaringen kan worden opgemaakt dat hij behoort tot de top van de Hezb-e Wahdat. Om deze reden en vanwege haar afkomst heeft eiseres te vrezen voor vervolging door de Taliban. 2.6 Vooropgesteld moet worden, dat niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Afghanistan zodanig is, dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling behoren te worden aangemerkt. Derhalve zal aannemelijk moeten zijn, dat met betrekking tot eiseres persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan waardoor zij gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin. 2.7 De rechtbank stelt vast dat het asielrelaas van eiseres in overwegende mate afhankelijk is van dat van haar echtgenoot. Blijkens de gedingstukken is haar echtgenoot inmiddels in Nederland en heeft hij op 30 juni 1999 een aanvraag om toelating als vluchteling gedaan, waarna hij op 10 september 1999 -derhalve voor de bestreden beschikking- over zijn asielmotieven is gehoord. Op zijn aanvraag is tot op heden nog niet beslist. Nu niet valt uit te sluiten dat het relaas van de echtgenoot van eiseres een ander licht werpt op de geloofwaardigheid, aannemelijkheid of toereikendheid van de asielmotieven van eiseres, acht de rechtbank het weinig zorgvuldig dat verweerder een beslissing op het bezwaarschrift van eiseres heeft genomen, zonder dat de verklaringen van haar echtgenoot op enigerlei wijze bij de beoordeling van het bezwaar zijn betrokken. Gezien het voorgaande is de bestreden beschikking in strijd met artikel 3:2 Awb zonder de vereiste zorgvuldigheid tot stand te komen, zodat het beroep gegrond is. Verweerder zal worden opgedragen opnieuw op het bezwaarschrift te beslissen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. 2.8 Nu het beroep gegrond wordt verklaard bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres. 3 BESLISSING De rechtbank * verklaart het beroep gegrond; * vernietigt de bestreden beschikking; * draagt verweerder op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen; * wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon die het griffierecht ad f50,-- aan eiseres dient terug te betalen; * veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ad f 710,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze aan eiseres dient te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J. van Bruggen als griffier op 7 maart 2001. ------------------ Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open (artikel 33e Vw). Afschrift verzonden: 7 maart 2001