Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1755

Datum uitspraak2001-03-27
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAssen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 00/2693
Statusgepubliceerd


Indicatie

AMA-beleid / zelfredzaamheid. Ten aanzien van het beroep van Guinese eiseres op het AMA-beleid overweegt de rechtbank dat verweerder niet enkel op grond van de ongeloofwaardigheid van de afgelegde verklaringen een beroep op het AMA-beleid kan passeren. De strekking van dit beleid is het bieden van bijzondere bescherming aan minderjarigen. Hiermee is niet verenigbaar dat verweerder een asielzoeker die gedeeltelijk ongeloofwaardige verklaringen aflegt, tegenwerpt dat enkel op basis daarvan ook aan de verklaringen waarop het beroep op het AMA-beleid is gestoeld geen geloof kan worden gehecht. Voorts overweegt de rechtbank dat verweerder ten onrechte aan het feit dat eiseres sinds jonge leeftijd op de markt werkte en op deze wijze inkomen genoot waarmee zij zichzelf, haar echtgenoot en haar moeder onderhield, de conclusie heeft verbonden dat boven iedere twijfel verheven is dat eiseres zich zonder hulp of opvang van anderen zelfstandig staande zal kunnen houden. Hierbij is van belang dat uit het ambtsbericht van 24 augustus 2000 niet blijkt dat in Guinee jongeren van 17 jaar als zelfstandig worden aangemerkt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het zogenaamde zelfstandigheidscriterium meer behelst dan alleen economische zelfstandigheid. De rechtbank stelt weliswaar met verweerder vast dat eiseres zich gedurende een lange periode financieel zelfstandig staande heeft kunnen houden. Hiermee is echter nog niet boven iedere twijfel verheven dat eiseres zich zonder hulp of opvang van anderen zelfstandig staande heeft kunnen en in het bijzonder zal kunnen houden. Immers, tot kort voor haar vertrek uit Guinee wist eiseres zich verzekerd van de aanwezigheid van haar echtgenoot en moeder. In dit verband acht de rechtbank van belang dat eiseres in haar bezwaarschrift uitdrukkelijk heeft aangegeven dat de emotionele band tussen eiseres en haar moeder zeer hecht was en dat eiseres tot aan de verdwijning van haar echtgenoot diens bescherming genoot. Beroep gegrond.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 's-GRAVENHAGE Zittingsplaats Assen Vreemdelingenkamer regnr.: Awb 00/2693 VRWET Z VR UITSPRAAK inzake: A, geboren op [...] 1981, verblijvende te B, van Guinese nationaliteit, IND dossiernummer 9806282015, eiseres, mede ten behoeve van haar twee minderjarige kinderen, gemachtigde: mr. J.F. Smallenbroek, advocaat te Zwolle; tegen: DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE (Immigratie- en Naturalisatiedienst), te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr. M.M. van Asperen, advocaat te 's-Gravenhage. 1. PROCESVERLOOP 1.1 Op 29 juni 1998 heeft eiseres aanvragen om toelating als vluchteling en verlening van een vergunning tot verblijf gedaan. Bij beschikking van 18 december 1998, uitgereikt op 30 maart 1999, heeft verweerder de aanvragen niet ingewilligd. 1.2 Eiseres heeft daartegen bij brief van 27 april 1999 bezwaar gemaakt. Op 26 november 1999 is eiseres gehoord door de Adviescommissie voor vreemdelingenzaken (ACV). Bij beschikking van 26 januari 2000, bekendgemaakt op 31 januari 2000, heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. 1.3 Bij beroepschrift van 28 februari 2000 heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank tegen deze beschikking. De griffier heeft de van verweerder ontvangen stukken aan eiseres gezonden en haar in de gelegenheid gesteld nadere gegevens te verstrekken. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 16 januari 2001. Eiseres is daarbij niet verschenen, haar gemachtigde daarentegen wel. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2. OVERWEGINGEN 2.1 In deze procedure dient te worden beoordeeld of de bestreden beschikking toetsing aan geschreven en ongeschreven rechtsregels kan doorstaan. 2.2 Op grond van artikel 15 Vreemdelingenwet (Vw) in samenhang met artikel 1(A) van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen kunnen vreemdelingen die afkomstig zijn uit een land waarin zij gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging wegens hun godsdienstige, levensbeschouwelijke of politieke overtuiging of hun nationaliteit, dan wel wegens het behoren tot een bepaald ras of een bepaalde sociale groep, als vluchteling worden toegelaten. 2.3 Eiseres heeft ter ondersteuning van haar aanvragen, samengevat, het volgende naar voren gebracht. Eiseres behoort tot de Malinke-bevolkingsgroep en is afkomstig uit Conakry. Zij heeft aldaar vanaf jonge leeftijd gewerkt als koopvrouw op de plaatselijke markt. Eiseres is getrouwd. Voor haar huwelijk woonde zij bij haar gehandicapte moeder, die door eiseres verzorgd werd. Medio april 1998 is de wijk waarin eiseres woonde gedurende drie dagen vernield en geplunderd door tot de autoriteiten behorende personen. Hierbij is de moeder van eiseres vermoord, eiseres fysiek bedreigd en het huis van eiseres vernield. De echtgenoot van eiseres is sindsdien spoorloos. Uit gesprekken tussen mensen in haar omgeving begreep eiseres dat haar moeder werd aangemerkt als iemand die problemen veroorzaakte en dat eiseres met haar in verband werd gebracht. Omdat zij bang was dat ook haar iets aangedaan zou worden besloot eiseres te vertrekken. Zij heeft gedurende twee dagen bij een Malinke-man in de buurt verbleven, waarna zij haar land op illegale wijze per schip heeft verlaten. 2.4 Verweerder heeft de aanvragen afgewezen omdat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij te vrezen heeft voor vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin. Eiseres heeft zeer vage, tegenstrijdige en wonderlijke verklaringen afgelegd zodat ernstig getwijfeld wordt aan de geloofwaardigheid van haar relaas. Al zou worden uitgegaan van de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres, dan is hetgeen zij heeft aangevoerd onvoldoende voor het aannemen van vluchtelingschap. Evenmin kan eiseres aanspraak maken op een vergunning tot verblijf (vtv) op grond van het door verweerder gevoerde beleid inzake alleenstaande minderjarige asielzoekers (AMA-beleid). 2.5 Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij in aanmerking komt voor toelating als vluchteling danwel wegens klemmende redenen van humanitaire aard. Eiseres heeft geen tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Voor zover haar relaas onduidelijk is overgekomen en tegenstrijdigheden zou bevatten is dit te wijten aan een foutieve vertaling door de tolk. Eiseres komt in aanmerking voor een AMA-vtv, nu zij geen adequate opvang heeft in het land van herkomst. Verweerder stelt zich ten onrechte op het standpunt dat boven iedere redelijke twijfel verheven is dat eiseres zich in het land van herkomst zonder hulp of opvang van anderen zelfstandig staande zal kunnen houden. 2.6 Vooropgesteld moet worden dat niet is gebleken dat de politieke en mensenrechtensituatie in Guinee zodanig is dat asielzoekers uit dat land zonder meer als vluchteling behoren te worden aangemerkt. Derhalve zal, om voor toelating als vluchteling in aanmerking te komen, aannemelijk moeten worden dat met betrekking tot eiseres persoonlijk feiten en omstandigheden bestaan waardoor zij gegronde reden heeft te vrezen voor vervolging in vluchtelingenrechtelijke zin. 2.7 Naar het oordeel van de rechtbank is dit niet aannemelijk geworden. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat eiseres op meerdere punten vage, wisselende en tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eiseres heeft hiervoor geen plausibele verklaring gegeven, zodat het vorenstaande afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar relaas. Voor zover van de geloofwaardigheid van het relaas van eiseres moet worden uitgegaan biedt dit relaas bovendien onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat zij persoonlijk in de negatieve belangstelling is komen te staan van enige autoriteit of organisatie. Blijkens de verklaringen van eiseres vormden de vernielingen en plunderingen in april 1998, waarbij haar moeder is vermoord, de aanleiding voor haar vertrek uit Guinee. Uit hetgeen zij in dit verband naar voren heeft gebracht valt echter veeleer op te maken dat het hier een algemene actie betrof die verband hield met een politiek conflict tussen de manschappen van Mba Mamadou en de Guinese autoriteiten. Geenszins is aannemelijk geworden dat en om welke reden eiseres persoonlijk in de negatieve aandacht van een van de strijdende partijen danwel van enige andere partij zou staan. Dat eiseres als gevolg van een jegens haar moeder bestaande negatieve belangstelling voor vervolging te vrezen zou hebben is niet aannemelijk. Immers, gesteld noch gebleken is dat haar moeder - die gehandicapt en grotendeels afhankelijk van eiseres was - zich politiek, religieus danwel anderszins nadrukkelijk heeft gemanifesteerd zodat niet valt in te zien waarom haar moeder door enige organisatie of autoriteit als een belangrijke opposant gezien zou worden. 2.8 Op grond van artikel 11, vijfde lid, Vw kan het verlenen van een vergunning tot verblijf, daaronder begrepen de voorwaardelijke vergunning tot verblijf, geweigerd worden op gronden aan het algemeen belang ontleend. Verweerder voert met het oog op de bevolkings- en werkgelegenheidssituatie hier te lande een beleid waarbij vreemdelingen in het algemeen - behoudens verplichtingen welke voortvloeien uit internationale overeenkomsten - slechts voor verlening van een vergunning tot verblijf in aanmerking komen indien met hun aanwezigheid hier te lande een wezenlijk Nederlands belang is gediend of indien sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard. 2.9 Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 2.7 is overwogen, is niet aannemelijk dat eiseres bij gedwongen verwijdering naar Guinee een reëel risico loopt te worden blootgesteld aan een behandeling waartegen artikel 3 van het (Europees) Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) bescherming beoogt te bieden, zodat eiseres aan die bepaling geen aanspraak op verlening van een vergunning tot verblijf zonder beperkingen kan ontlenen. 2.10 Evenmin is aannemelijk dat sprake is van klemmende redenen van humanitaire aard die eiseres aanspraak geven op verlening van een vergunning tot verblijf. 2.11 Met betrekking tot eisers beroep op het zogenaamde AMA-beleid overweegt de rechtbank als volgt. Het door verweerder gevoerde AMA-beleid is neergelegd in Tussentijds Bericht Vreemdelingencirculaire (TBV) nummer 1996/1, welke TBV thans nog immer dient ter vervanging van hoofdstuk B7/13 van de Vreemdelingencirculaire 1994 (Vc). Dit beleid komt er kort gezegd op neer dat een bij binnenkomst in Nederland niet door een ouder en/of meerderjarige bloed- of aanverwant begeleide of verzorgde minderjarige asielzoeker (AMA), die niet op andere gronden voor toelating in aanmerking komt, in het bezit wordt gesteld van een vergunning tot verblijf voor AMA`s indien er geen adequate opvangmogelijkheden zijn in het land van herkomst. 2.12 Ingevolge de uitspraak van de Rechtseenheidskamer (REK) van 3 juli 1997 (AWB 97/3056) kan slechts in die gevallen waarin boven iedere redelijke twijfel verheven is dat de AMA zich zonder hulp of opvang van anderen zelfstandig staande zal kunnen houden, een uitzondering worden gemaakt op het uitgangspunt dat in het land van herkomst enigerlei vorm van opvang aanwezig moet zijn. Daarbij moet naar het oordeel van de REK, behalve aan de leeftijd van de betrokkene, betekenis worden toegekend aan de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de alleenstaande minderjarige asielzoeker zich zelfstandig moest gaan redden en de situatie waarin hij of zij verkeerde. 2.13 De rechtbank stelt allereerst vast dat onbetwist is dat eiseres onbegeleid en minderjarig was ten tijde van het indienen van haar aanvragen om toelating. Tussen partijen is daarentegen in geschil of voor eiseres in het land van herkomst adequate opvang voorhanden is en in het bijzonder of verweerder zich in het onderhavige geval terecht heeft beroepen op voornoemde uitzondering op het uitgangspunt dat in het land van herkomst enigerlei vorm van opvang aanwezig moet zijn. 2.14 Ter zitting is namens verweerder betoogd dat, nu het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is, aan een beoordeling in het kader van het AMA-beleid niet wordt toegekomen aangezien de feiten waarop een beroep op dat beleid is gestoeld eveneens ongeloofwaardig geacht moeten worden. De rechtbank is evenwel van oordeel dat verweerder niet enkel op grond van de ongeloofwaardigheid van de afgelegde verklaringen een beroep op het AMA-beleid kan passeren. De strekking van dit beleid is het bieden van bijzondere bescherming aan minderjarigen. Hiermee is niet verenigbaar dat verweerder een asielzoeker die gedeeltelijk ongeloofwaardige verklaringen aflegt, tegenwerpt dat enkel op basis daarvan ook aan de verklaringen waarop het beroep op het AMA-beleid is gestoeld geen geloof kan worden gehecht. 2.15 Naar het oordeel van de rechtbank is in de bestreden beschikking terecht overwogen dat gebleken is dat eiseres sinds jonge leeftijd op de markt werkte en op deze wijze inkomen genoot waarmee zij zichzelf, haar echtgenoot (die niet of nauwelijks inkomen genoot) en haar moeder onderhield. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder ten onrechte aan deze vaststelling de conclusie heeft verbonden dat boven iedere twijfel verheven is dat eiseres zich zonder hulp of opvang van anderen zelfstandig staande zal kunnen houden. Hierbij is van belang dat uit het ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse zaken van 24 augustus 2000 (kenmerk: DPC/AM-683138) niet blijkt dat in Guinee jongeren van 17 jaar als zelfstandig worden aangemerkt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat het zogenaamde zelfstandigheidscriterium meer behelst dan alleen economische zelfstandigheid. De rechtbank stelt weliswaar met verweerder vast dat eiseres zich gedurende een lange periode financieel zelfstandig staande heeft kunnen houden. Hiermee is echter nog niet boven iedere twijfel verheven dat eiseres zich zonder hulp of opvang van anderen zelfstandig staande heeft kunnen houden, maar in het bijzonder zál kunnen houden. Immers, tot kort voor haar vertrek uit Guinee wist eiseres zich verzekerd van de aanwezigheid van haar echtgenoot en moeder. In dit verband acht de rechtbank van belang dat eiseres in haar bezwaarschrift uitdrukkelijk heeft aangegeven dat de emotionele band tussen eiseres en haar moeder na het huwelijk van eiseres zeer hecht is gebleven en dat eiseres tot aan de verdwijning van haar echtgenoot diens bescherming genoot. 2.16 Nu verweerder het zelfstandigheidscriterium te beperkt heeft ingevuld, is niet komen vast te staan dat een uitzondering mocht worden gemaakt op het uitgangspunt dat in het land van herkomst enigerlei vorm van opvang aanwezig moet zijn. Uit het voorgaande volgt dat verweerder bij de voorbereiding van de bestreden beslissing niet de vereiste zorgvuldigheid in acht heeft genomen. Dit leidt ertoe dat de bestreden beslissing dient te worden vernietigd wegens schending van artikel 3:2 Awb. 2.17 Het beroep is derhalve gegrond. 2.18 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75 Awb te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten van eiseres alsmede het griffierecht. Nu ten behoeve van eiseres een toevoeging is verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand dient ingevolge het tweede lid van artikel 8:75 Awb de betaling van deze kosten te geschieden aan de griffier van de rechtbank. Deze kosten zijn op grond van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 1420,--. 3. BESLISSING De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt de bestreden besluiten van verweerder van 26 januari 2000; - bepaalt dat verweerder, met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen, opnieuw in bezwaar beslist; - wijst de Staat der Nederlanden aan als rechtspersoon om het griffierecht ad fl. 50,-- aan eiser te vergoeden; - veroordeelt verweerder in de proceskosten ad fl. 1420,-- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. K. Wentholt en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2001 in tegenwoordigheid van mr. K. Jongsma als griffier. ---------------- Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open (artikel 33e Vw). Afschrift verzonden: 29 maart 2001