Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1716

Datum uitspraak2001-05-08
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 01/199
Statusgepubliceerd


Indicatie

Een voorontwerpbestemmingsplan kan dienen als ruimtelijke onderbouwing voor een project. Vrijstelling (19.2 WRO nieuw) en bouwvergunning voor uitbreiding en herschikking van een supermarkt. Verweerder is bevoegd tot toepassing van art. 19.2 WRO. Sprake is van een voorontwerpbestemmingsplan waarin het gebied waarin de supermarkt is gevestigd is aangeduid als behorend tot de centrumschil. Door de centrale ligging zal dit gebied geschikt zijn voor centrale functies als kantoren, maatschappelijke doeleinden en grote winkels die door hun aard en schaal niet meer in de fysieke ruimte van een binnenstad passen. Blijkens het plan zullen de bestaande detailhandelsactiviteiten in het gebied positief worden bestemd. Ter zitting is namens GS de visie in het plan op het gebied, die er op neerkomt dat geen sprake meer is van een perifeer gelegen gebied, onderschreven. Ook als de supermarkt als een perifere detailhandelsvestiging zou moeten worden beschouwd geldt ingevolge het provinciale beleid dat bestaande vestigingen bepaalde mogelijkheden dienen te hebben om zich ter plaatse te ontwikkelen. Deze passage uit het streekplan heeft volgens GS niet uitsluitend betrekking op die groepen van bedrijven die vallen onder het perifere detailhandelsbeleid. Gelet op de thans verstrekte uitleg, die zich ook verdraagt met de tekst van de passage in het streekplan en die wordt gesteund door de PPC, is verweerders standpunt voldoende aannemelijk geworden. De conclusie van verweerder dat de in geding zijnde uitbreiding niet in strijd is met het streekplan is gezien het vorenstaande dan ook niet onjuist. Voorts kan worden vastgesteld dat voor de uitbreiding voldoende distributieve ruimte bestaat. Het bouwplan is derhalve van een goede ruimtelijke onderbouwing voorzien. Een voorontwerpbestemmingsplan kan dienen als ruimtelijke onderbouwing voor een project. Blijkens de MvT bij art. 19 WRO is er nadrukkelijk niet voor gekozen om in de wet te bepalen wat de vorm is van de ruimtelijke onderbouwing ten einde de gewenste flexibiliteit niet onnodig in te perken. Wijst het verzoek af. mr. T. Damsteegt (president) Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes, verweerder.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG President Bestuursrecht Reg.nr.: Awb 01/199 Uitspraak, op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (voorlopige voorziening) inzake : A B.V. wonende te B, verzoekster, gemachtigde: mr. J.A. van der Kolk, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes, verweerder. 1. Procesverloop. Op 31 juli 2000 heeft Agrimarkt BV bij verweerder een aanvraag voor een bouwvergunning ingediend voor de uitbreiding en herschikking van haar winkelpanden aan de Van Doornestraat 2 te Goes. De aanvraag is niet in overeenstemming met het ter plekke geldende bestemmingsplan “Zuid-West, derde herziening”. Bij besluit van 16 januari 2001 heeft het college van de gedeputeerde staten van de provincie Zeeland (GS) besloten een verklaring van geen bezwaar aan verweerder te verlenen met betrekking tot voormeld bouwplan. Bij besluit van 18 februari 2001 heeft verweerder, met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de ruimtelijke ordening (WRO) aan Agrimarkt BV vrijstelling van de voorschriften van het geldende bestemmingplan en bouwvergunning voor haar bouwplan verleend. Tegen dit besluit heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend en tevens heeft zij de president van deze rechtbank verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het verzoek is op 10 april 2001 behandeld ter zitting. Verzoekster is vertegenwoordigd door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. S.J. Heijning, wethouder van de gemeente. Namens Agrimarkt BV is verschenen gemachtigde mr. K.W.H. Abert. GS zijn vertegenwoordigd door J.M. van de Vrie, ambtenaar van de provincie. 2. Overwegingen. Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de recht-bank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor zover daarbij de toetsing door de president meebrengt dat het geschil in de bodemproce-dure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de president daaromtrent een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure. Blijkens de gedingstukken heeft verweerder in verband met de nieuwe bouwaanvraag van Agrimarkt BV de eerder op 28 maart 2000 verleende bouwvergunning ingetrokken. Agrimarkt BV heeft in deze nieuwe bouwaanvraag gewezen op het inmiddels tot stand gekomen voorontwerp-bestemmingsplan “Herontwikkelingslocatie Van Hertumweg”. Zij heeft verzocht om met toepassing van het per 3 april 2000 gewijzigde artikel 19 van de WRO vrijstelling en bouwvergunning voor haar bouwplannen te verlenen. Dat is geschied bij het thans in geding zijnde besluit. Verzoekster heeft tegen het bestreden besluit aangevoerd dat de uitbreiding van Agrimarkt BV een forse inbreuk betekent op het geldende planologische kader welke niet wordt geheeld door bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan. Naar de mening van verzoekster blijft sprake van een perifere locatie en de aanduiding van het gebied in kwestie als centrumschil maakt dit volgens verzoekster niet anders. Verzoekster stelt dat de uitbreiding van Agrimarkt BV in strijd is met het perifere detailhandelsbeleid van het streekplan. Dit beleid behoort volgens verzoek-ster tot de essentiële elementen van het streekplan waarvan niet zonder meer kan worden afgeweken. De verklaring van geen bezwaar van GS van 18 januari 2001 acht verzoekster hiermee in strijd. Tenslotte heeft verzoekster haar twijfels geuit over de uitkomst van het aanvullende onderzoek van 28 september 2000 naar de distributieve ruimte voor de detailhandel in Goes. Verzoekster heeft de president verzocht het bestreden besluit te schorsen. De president overweegt het volgende. Ingevolge artikel 19, tweede lid, van de WRO kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door GS, in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen. GS kunnen daarbij tevens bepalen onder welke omstandigheden vooraf een verklaring van gedeputeerde staten dat zij tegen het verlenen van vrijstelling geen bezwaar hebben, is vereist. Het bepaalde in het eerste lid met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is van overeenkomstige toepassing. Bij besluit van 29 februari 2000 (circulaire nr. 002021/524/46 en de besluit nr. 002021/46) hebben GS de in dit artikel bedoelde categorieën van gevallen nader aangeduid. De president stelt op grond van de stukken allereerst vast dat aan de voorwaarden van laatstbedoeld besluit is voldaan. Verweerder is bevoegd tot toepassing van voornoemd artikel. De keuze om tot toepassing daarvan te besluiten acht de president voldoende gemotiveerd. Blijkens bovengenoemd voorontwerpbestemmingsplan is het gebied waarin Agrimarkt BV is gevestigd aangeduid als behorend tot de centrumschil, dat gedefinïeerd wordt als het overgangsgebied tussen het centrum van Goes en latere uitbreidingswijken enerzijds en anderzijds als het entreegebied voor het stadscentrum. In dit plan wordt overwogen dat het zwaartepunt van de bedrijventerreinen steeds meer in zuidelijke richting verschuift en dat in het zuidelijk deel van Goes grote nieuwe woongebieden zijn gepland. Voor het centrumgebied van Goes is voorzien in een verdere versterking van typische centrumfuncties (kleinschalige detailhandel, cultuur, horeca) en versterking van de woonfunctie. Dit proces brengt functieveranderingen en herontwikkeling van bestaande functies met zich voor het gebied waarin Agrimarkt BV is gevestigd. Door de centrale ligging zal dit gebied geschikt zijn voor centrale functies als kantoren, maatschappelijke doeleinden en grote winkels die door hun aard en schaal niet meer in de fysieke ruimte van een binnenstad passen. Blijkens het plan zullen de bestaande detail-handelsactiviteiten in het betrokken gebied positief worden bestemd. Ter zitting is namens GS de visie in het vorenbedoeld plan op het hiervoor genoemde gebied, die er op neerkomt dat geen sprake meer is van een perifeer gelegen gebied, onderschreven. Ook in het geval Agrimarkt BV als een perifere detailhandelsvestiging zou moeten worden beschouwd geldt ingevolge het provinciale beleid dat bestaande vestigingen bepaalde mogelijkheden dienen te hebben om zich ter plaatse verder te ontwikkelen, aldus GS ter zitting. Deze passage uit het streekplan heeft volgens GS niet uitsluitend betrekking op die groepen van bedrijven die vallen onder het perifere detailhandelsbeleid. GS hebben hieraan toegevoegd dat het streekplan niet gericht is op het onmogelijk maken van een zekere ontwikkeling van bestaande bedrijven ook als deze in strijd zouden zijn met beleidsuitgangspunten in het streekplan. Naar voorlopig oordeel van de president is, gelet op de thans verstrekte uitleg, die zich ook verdraagt met de tekst van de passage in het streekplan en die wordt gesteund door de PPC, verweerders standpunt voldoende aannemelijk geworden. Dit betekent dat naar voorlopig oordeel van de president aan de uitspraak van de Kroon van 12 juni 1982 in deze geen gewicht meer toekomt. De conclusie van verweerder dat de in geding zijnde uitbreiding van Agrimarkt BV niet in strijd is met het streekplan acht de president gezien het vorenstaande dan ook niet onjuist. In het aanvullende onderzoek van 28 september 2000 naar de distributieve ruimte voor de detailhandel in Goes is vastgesteld dat ruimte bestaat voor 1.150 m2 tot 1.650 m2 verkoopvloeroppervlak. Volgens het rapport bestaat voor de uitbreiding van Agrimarkt BV met 844 m2, welk getal door verzoekster niet meer is bestreden, voldoende distributieve ruimte. Uit het onderzoek blijkt dat rekening is gehouden met de komst van een eventuele tweede Aldivestiging. De conclusie in het rapport is dat niet waarschijnlijk is dat beide uitbreidingen bedreigend zijn voor andere aanbieders. Daartoe wordt ten aanzien van Agrimarkt BV opgemerkt dat de toename van de omzet in verhouding tot de omvang van de voorgenomen uitbreiding beperkt zal zijn omdat nu al een zeer hoge omzet per vierkante meter verkoopoppervlak wordt bereikt. Ten aanzien van de nieuwe Aldivestiging wordt opgemerkt dat deze vooral met haar eigen bestaande vestiging zal gaan concurreren. Naar voorlopig oordeel van president kan worden vastgesteld dat er voor de uitbreiding van Agrimarkt BV voldoende distributieve ruimte bestaat. Bij die berekening van de distributieve ruimte is deels rekening gehouden met een toename van de bevolking in Goes-Zuid in verband met nieuwbouw aldaar en deels met de mogelijke komst van een tweede Aldivestiging. Gezien het vorenstaande komt de president voorshands tot de conclusie dat het bouwplan van een goede ruimtelijke onderbouwing is voorzien. De president merkt hierbij op dat hij niet het standpunt van verzoekster deelt dat een voorontwerpbestemmingplan niet zal kunnen dienen als ruimtelijke onderbouwing voor een project. Blijkens de memorie van toelichting bij artikel 19 van de WRO is er nadrukkelijk niet voor gekozen om in de wet te bepalen wat de vorm is van de ruimtelijke onderbouwing teneinde de gewenste flexibiliteit niet onnodig in te perken. Ook hoeft de ruimtelijke onderbouwing in alle gevallen even omvangrijk te zijn. De president merkt tenslotte op dat hij in de stukken geen aanwijzingen heeft gevonden dat de door verzoekster ingebrachte zienswijze op de bouwaanvraag van Agrimarkt BV en de daarbij gevoegde zienswijze van verzoekster op het ontwerpbestemmingsplan en de weerlegging daarvan door verweerder niet bij de verlening van de verklaring van geen bezwaar door GS betrokken zijn geweest. Van onzorgvuldige besluitvorming op dit punt is hem niet gebleken. Gelet op het voorgaande heeft de president in het door verzoekster aangevoerde geen grond kunnen vinden voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid tot vrijstelling van het geldende bestemmingsplan heeft kunnen besluiten en dat verweerder mitsdien niet tot verlening van de bouwvergunning kon overgaan. De president komt op grond hiervan tot de conclusie dat het bestreden besluit stand zal kunnen houden in de bezwaarprocedure waarbij de president nog opmerkt dat verweerder in het kader van de dan te verrichten heroverweging zal kunnen uitgaan van een inmiddels op 15 februari 2001 door de gemeenteraad van Goes vastgesteld bestemmingsplan. Onder deze omstandigheden is er geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 3. Uitspraak. De president van de Arrondissementsrechtbank te Middelburg, wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2001 door mr. T. Damsteegt als president, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis als griffier. Griffier, President, Afschrift verzonden op: