Jurisprudentie
AB1676
Datum uitspraak2001-04-18
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/14063
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 01/14063
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewaring / manifest bedrog.
Het bewust ten onrechte stellen minderjarig te zijn in een asielprocedure impliceert naar het oordeel van de rechtbank de bekendheid met het feit dat voor minderjarigen eerder verblijf kan worden toegestaan dan voor meerderjarigen. Reden om te twijfelen aan de aanwezigheid van manifest bedrog heeft de rechtbank niet gevonden. De enkele niet in aannemelijke context te plaatsen mededeling van de vreemdeling dat hij zijn leeftijd heeft vernomen van zijn familie maakt onvoldoende aannemelijk dat betrokkene zich niet bewust was van het feit dat de opgegeven geboortedatum onjuist is. De rechtbank betrekt in haar oordeel mede het feit dat ook de door de vreemdeling geclaimde nationaliteit van Sierra Leone blijkens verweerders besluit van 6 april 2001 niet aannemelijk is. De vreemdeling is door verweerder bij de uitreiking van de afwijzing van zijn asielaanvraag aangezegd dat hij Nederland onmiddellijk diende te verlaten. Op grond van de AC-afdoening is daarbij conform het bepaalde in de TBV 2001/10 van 19 maart 2001 de vertrektermijn verkort ingevolge het bepaalde in artikel 62, vierde lid, Vw 2000.
Beroep ongegrond.
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 94 Vreemdelingenwet 2000
__________________________________________________
Reg.nr: AWB 01/14063 VRWET
Inzake: A (CRV-nummer: 2007468501), thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Tilburg, hierna te noemen de vreemdeling,
gemachtigde mr. W.J. Gerritsen-de Visser, advocaat te Breda,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. D. Grip, ambtenaar ten departemente.
II. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdeling stelt te zijn geboren op [...] augustus 1984 en de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben.
Op 7 april 2001 heeft verweerder de vreemdeling in bewaring gesteld met toepassing van het bepaalde in artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw2000).
2. Bij kennisgeving ex artikel 94 Vw2000 ontvangen op 9 april 2001, heeft verweerder de rechtbank bericht dat de vreemdeling met ingang van 7 april 2001 een maatregel als bedoeld in artikel 59 Vw2000 is opgelegd. Krachtens artikel
94 Vw2000 wordt de vreemdeling na de ontvangst van deze kennisgeving geacht beroep te hebben ingesteld tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel.
3. Openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 17 april 2001. De vreemdeling is aldaar verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was
aanwezig een tolk in de Engelse taal.
II. OVERWEGINGEN
1. Krachtens artikel 94, vierde lid, Vw2000 staat ter beoordeling of het besluit tot oplegging van de onderwerpelijke vrijheidsontnemende maatregel in strijd is met deze wet, dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen
in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2. De rechtbank overweegt allereerst het volgende.
Ingevolge artikel 94, tweede lid, Vw2000 bepaalt de rechtbank onmiddellijk het tijdstip van het onderzoek ter zitting. De zitting vindt uiterlijk op de zevende dag na ontvangst van het beroepschrift dan wel de kennisgeving plaats.
Op 9 april 2001 heeft het Centraal Intakebureau Vreemdelingenzaken te Haarlem (CIV) het beroep van de vreemdeling ontvangen. Gelet op het bepaalde in artikel 94, lid 2, van de Vw2000 ving de termijn van zeven dagen aan op 10 april
2001 en liep deze door tot en met maandag 16 april 2001. Ingevolge artikel 1 van de Algemene termijnenwet (ATW) wordt een in een wet gestelde termijn die op een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag eindigt, verlengd tot en
met de eerstvolgende dag die niet een zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is. Aangezien het maandag 16 april 2001 tweede paasdag was, kon de behandeling van het beroep ter zitting plaatsvinden op 17 april 2001. De
rechtbank overweegt daarbij dat de vorenstaande genoemde termijn van zeven dagen geen termijn van vrijheidsbeneming betreft, als genoemde in artikel 4, aanhef en onder c, van de ATW. De rechtbank is dan ook van oordeel dat is
voldaan aan de zeven dagen termijn als bedoeld in artikel 94, lid 2, van de Vw2000.
3. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de door de vreemdeling op 2 april 2001 ingediende aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de
Vw2000, bij beschikking van 6 april 2001, uitgereikt op 7 april 2001, is afgewezen. Uit deze beschikking blijkt onder meer dat verweerder in vergaande mate twijfelt aan de oprechtheid van de vreemdeling met betrekking tot de door
hem opgegeven leeftijd van 17 jaar. Ondanks het feit dat uit objectief leeftijdsonderzoek is gebleken dat hij ten tijde van het indienen van de asielaanvraag tenminste 20 jaar of ouder was, blijft de vreemdeling immers volharden in
zijn gestelde minderjarigheid.
Na de ontvangst van vorenvermelde beschikking is de vreemdeling op grond van het plegen van manifest bedrog op 7 april 2001 in bewaring gesteld.
4. De gemachtigde van de vreemdeling heeft ter zitting de volgende drie argumenten aangevoerd:
1. De rechtshulpverleners zijn door verweerder niet van te voren op de hoogte gebracht van het feit dat het opgeven van een onjuiste geboortedatum door een alleenstaande minderjarige asielzoeker (AMA) wordt gezien als manifest
bedrog.
2. De rechtshulpverleners hebben hun cliënten in de AC-procedure dan ook niet kunnen wijzen op het feit dat inbewaringstelling een mogelijke consequentie kan zijn indien een AMA volhardt in het noemen van een onjuiste geboortedatum.
3. Van manifest bedrog is geen sprake. De vreemdeling heeft zijn leeftijd vernomen van zijn ouders en is zelf overtuigd van het feit dat hij minderjarig is. Hij is, zo stelt de gemachtigde dan ook, te goeder trouw.
5. Van de zijde van verweerder is ter zitting aangevoerd dat uit de beschikking van 7 april 2001 afdoende blijkt dat de vreemdeling door het opgeven van een onjuiste leeftijd, zich schuldig heeft gemaakt aan manifest bedrog. Op
grond van het bepaalde in de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc2000) A5/5.3.3.5 is de vreemdeling vervolgens terecht in bewaring gesteld.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3.5, lid 2, aanhef en onder q, Vreemdelingenbesluit 2000, is het begrip AMA vervangen door het begrip alleenstaande minderjarige vreemdeling (AMV).
7. De vorenstaand onder 4 weergegeven eerste twee argumenten van de gemachtigde van de vreemdeling treffen geen doel. Naar het oordeel van de rechtbank maken de argumenten de vaststelling van de aanwezigheid van manifest bedrog niet
onzorgvuldig dan wel overigens onrechtmatig.
8. De rechtbank overweegt voorts het volgende.
Onder manifest bedrog wordt verstaan, het doelbewust misleiden van de Nederlandse autoriteiten, teneinde te bewerkstelligen, dat verblijf in welke vorm dan ook wordt toegestaan, terwijl zulks bij bekendheid met de juiste gegevens
niet het geval zou zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder op goede gronden tot de conclusie gekomen dat de vreemdeling zich schuldig heeft gemaakt aan manifest bedrog. Het bewust ten onrechte stellen minderjarig te zijn in een asielprocedure
impliceert naar het oordeel van de rechtbank de bekendheid met het feit dat voor minderjarigen eerder verblijf kan worden toegestaan dan voor meerderjarigen. Reden om te twijfelen aan de aanwezigheid van manifest bedrog heeft de
rechtbank niet gevonden. De enkele niet in aannemelijke context te plaatsen mededeling van de vreemdeling dat hij zijn leeftijd heeft vernomen van zijn familie maakt onvoldoende aannemelijk dat betrokkene zich niet bewust was van
het feit dat de opgegeven geboortedatum onjuist is. De rechtbank betrekt in haar oordeel mede het feit dat ook de door de vreemdeling geclaimde nationaliteit van Sierra Leone blijkens verweerders besluit van 6 april 2001 niet
aannemelijk is.
9. De vreemdeling is door verweerder bij de uitreiking van de afwijzing van zijn asielaanvraag aangezegd dat hij Nederland onmiddellijk diende te verlaten. Op grond van de AC-afdoening is daarbij conform het bepaalde in de TBV
2001/10 van 19 maart 2001 de vertrektermijn verkort ingevolge het bepaalde in artikel 62, vierde lid, van de Vw2000.
10. Het vorenstaand overwogene over de aanwezigheid van manifest bedrog levert ten aanzien van de vreemdeling het ernstige vermoeden op dat hij zich aan een uitzetting zal onttrekken, zodat het belang van de uitzetting zijn
inbewaringstelling vordert.
11. Gesteld noch gebleken is dat er een reden is om aan te nemen dat verweerder onvoldoende voortvarend te werk gaat.
12. Niet is gebleken dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de bewaring ten aanzien van de vreemdeling in strijd is met de Vw2000 dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is
te achten.
13. Het beroep is derhalve ongegrond. De rechtbank ziet geen aanleiding de opheffing van de maatregel te bevelen. Er bestaat geen grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
14. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep ongegrond;
2. wijst het verzoek om schadevergoeding af.
IV. RECHTSMIDDEL
Krachtens artikel 95 Vw2000 staat tegen deze uitspraak voorzover het betreft het beroep tegen het besluit tot oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel voor partijen hoger beroep open.
Het beroepschrift dient binnen één week na verzending van deze uitspraak te worden ingediend bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Voorzover in deze uitspraak is beslist op het verzoek om schadevergoeding staat daartegen krachtens artikel 84 aanhef en onder d Vw2000 geen hoger beroep open.
Aldus gedaan door mr. M.A. Dirks en uitgesproken in het openbaar op
18 april 2001, in tegenwoordigheid van S.J.W. Stort, griffier.
afschrift verzonden op: