Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1622

Datum uitspraak2001-04-17
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers99/03482
Statusgepubliceerd


Uitspraak

TdK Gerechtshof Arnhem eerste enkelvoudige belastingkamer nummer 99/03482 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : tennisvereniging A te : Z ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Hengelo (Gld) (hierna : de ambtenaar) aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift van 13 oktober 1999 tegen de WOZ-beschikking nr. 01 datum WOZ-beschikking : 13 maart 1999 peildatum : 1 januari 1995 mondelinge behandeling : op de zitting van de eerste enkelvoudige kamer van het Gerechtshof te Arnhem op 24 oktober 2000 is de zaak aangehouden in verband met het door het Hof ingewilligde verzoek van belanghebbende alsnog een taxatierapport in te mogen brengen. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 3 april 2001 waarbij verschenen : in eerstgenoemde zitting: de voorzitter van belanghebbende, bijgestaan door A, alsmede de Ambtenaar in laatstgenoemde zitting: voornoemde voorzitter, bijgestaan door B, woz-taxateur, alsmede de Ambtenaar voornoemd gronden: 1. Belanghebbende is eigenaar en gebruiker van de onroerende zaak a-weg te Z. Het betreft een clubgebouw met kantine en kleedruimten met een dubbele tennisbaan (bouwjaar 1988) en een enkele tennisbaan (bouwjaar 1990). 2. Bij voormelde WOZ-beschikking is de waarde van belanghebbendes onroerende zaak per 1 januari 1995 vastgesteld op ƒ 328.000,-- en bij uitspraak op bezwaar verminderd tot ƒ 305.000 omdat daarin ten onrechte was meegenomen de vervangingswaarde van een in 1998 aangelegde baanverlichting. De Ambtenaar baseert deze waarde op een taxatieverslag van 1 november 1999 van de gemeente alsmede op een taxatierapport van 13 april 2000 van C, gediplomeerd WOZ-taxateur, verbonden aan Kafi B.V. Exemplaren van het verslag en het rapport bevinden zich bij de stukken. 3. Belanghebbende concludeert tot een waarde in het economische verkeer van zijn onroerende zaak per 1 januari 1995 van ƒ 241.500 en baseert deze waarde op een taxatierapport van 10 november 2000 van B, gediplomeerd WOZ-taxateur. Een exemplaar van het rapport bevindt zich bij de stukken. 4. Partijen zijn het er over eens dat de waarde van onroerende zaken als de onderhavige, die niet tot woning dienen, moet worden bepaald op de gecorrigeerde vervangingswaarde indien deze waarde hoger is dan de waarde in het economische verkeer en dat met betrekking tot de onderhavige onroerende zaak deze gecorrigeerde vervangingswaarde als uitgangpunt moet worden genomen. Dit houdt in dat de waarde van belanghebbendes onroerende zaak moet worden vastgesteld op het bedrag dat zou moeten worden besteed om die zaak te vervangen in de staat waarin deze zich per peildatum bevindt, derhalve rekening houdend met de technische en functionele veroudering sinds de stichting van de zaak, waarbij de invloed van latere wijzigingen mede in aanmerking wordt genomen (artikel 220c, tweede lid Gemeentewet). 5. De Ambtenaar baseert de door hem verdedigde waarde op het taxatierapport van 13 april 2000, waarin de herbouwwaarde van de verschillende onderdelen van de onroerende zaak wordt gespecificeerd met de daarbij behorende afschrijvingen wegens functionele en technische veroudering. De juistheid van deze cijfers wordt, naar de ambtenaar betoogt, voor wat betreft de herbouwwaarde van de tennisbanen ondersteund door de begroting van 28 november 2000 voor de aanleg van twee tennisbanen, opgesteld door D B.V. en voor wat betreft de herbouwwaarde van het clubgebouw c.a. door de richtprijzen in het taxatieboekje (her)bouwkosten 1999 van Elsevier bedrijfsinformatie, de richtprijzen van het Taxatietechnisch Vademecum deel II van Kafi B.V. alsmede door telefonisch ingewonnen informatie van een Achterhoeks bouwbedrijf. Voorts heeft de Ambtenaar ter zitting onweersproken gesteld dat de winsten gemaakt ter zake van de aanleg van tennisbanen de laatste tijd zijn achtergebleven in verband met toenemende concurrentie. 6. Belanghebbende baseert de door haar verdedigde waarde op het taxatierapport van 10 november 2000, waarin eveneens per onderdeel een specificatie is opgenomen van de herbouwwaarde en de afschrijving wegens functionele en technische veroudering. Zij meent een bevestiging van de juistheid van deze cijfers te vinden in een herberekening gecorrigeerde vervangingswaarde volgens de normen van de Koninklijke Nederlandse Lawn Tennis Bond (KNLTB), in twee offertes van E van 30 oktober 2000 onderscheidenlijk van F B.V. van 28 november 2000, in de historische bouwkosten van de onroerende zaak zelf en de WOZ-beschikking van 26 februari 2001 waarbij de onderhavige onroerende zaak per peildatum 1 januari 1999 inclusief de in 1998 aangelegde lichtbaan is vastgesteld op ƒ 290.000. Belanghebbende heeft daarbij uitdrukkelijk naar voren gebracht dat de gemeente in haar eigen plan van aanpak WOZ van 30 juni 1999 met betrekking tot incourante zaken (niet-woningen) heeft gesteld dat daarvoor moet worden uitgegaan van de gecorrigeerde vervangingswaarde, die op twee manieren kan worden berekend namelijk via de reproductiemethode en de retrospectieve methode. Nu haar onroerende zaak is gesticht in de jaren 1988 en 1990 acht zij het onbegrijpelijk dat de gemeente bij de waardering van haar onroerende zaak niet de retrospectieve methode heeft gevolgd, aangezien deze methode blijkens voornoemd plan van aanpak geschikt is voor onroerende zaken die niet ouder zijn dan 15 jaar. 7. Het Hof constateert dat in de taxatierapporten van belanghebbende en van de gemeente, die beide afkomstig zijn van een gediplomeerde WOZ-taxateur met betrekking tot de verschillende onderdelen van de onroerende zaak uiteenlopende waarden zijn opgenomen, die voor het grootste deel zijn terug te voeren tot een verschil van inzicht over de vervangingswaarde en voor het overige verband houden met verschil van inzicht over de correcties (restwaarde en afschrijving). Het Hof acht aannemelijk dat het verschil in waardering voor wat betreft de vervangingswaarde voornamelijk is toe te schrijven aan het feit dat de gemeente bij die waardering de reproductiemethode en belanghebbende de retrospectieve methode tot uitgangspunt heeft genomen. 8. De gemeente heeft niet onderbouwd waarom de retrospectieve methode in het onderhavige geval geen toepassing zou kunnen vinden. Voorts baseert de gemeente zich naast het door haar overgelegde WOZ-rapport op algemene landelijke cijfers die naar het oordeel van het Hof minder geschikt zijn voor de waardering van een specifieke onroerende zaak, terwijl een verwijzing naar een telefonische opgave van een - niet met name genoemd - aannemingsbedrijf in de regio te weinig concreet is om daaraan concrete gevolgen te verbinden. De ambtenaar is daarom niet in het van hem verlangde bewijs geslaagd. Dit brengt echter niet zonder meer mee dat het standpunt van belanghebbende geheel kan worden gevolgd. 9. Belanghebbende baseert zich naast het door haar overgelegde WOZ-rapport onder meer op algemene indexcijfers en op landelijke cijfers van de KNLTB, die eveneens ongeschikt zijn om daarmee de gezochte waarde van het object vast te stellen. Daarnaast produceert belanghebbende een eigen calculatie van de historische kostprijs, die naar het oordeel van het Hof evenmin geschikt is als basis voor de berekening van de gecorrigeerde vervangingswaarde, nu de daarin opgenomen cijfers niet met voldoende objectieve gegevens zijn gestaafd en bovendien niet duidelijk is of daarin alle kosten zijn inbegrepen. De, overigens vrijblijvende, offertes van 30 oktober en 26 november 2000 tenslotte betreffen alleen de aanleg van tennisbanen en kunnen reeds daarom niet dienen als grondslag voor de waarde van het gehele tenniscomplex. 10. Gelet op de voor het tijdvak 1 janauri 2001 tot en met 31 december 2004 per 26 februari 2001 afgegeven WOZ-beschikking waarbij belanghebbendes onroerende zaak per peildatum 1 januari 1999 is vastgesteld op ƒ 290.000 acht het Hof de door de gemeente vastgestelde WOZ-waarde per 1 januari 1995 van ƒ 305.000 duidelijk te hoog, te meer nu vaststaat dat in die waarde niet begrepen is de pas in 1998 aangelegde baanverlichting ter zake waarvan in de bezwaarfase een correctie is toegepast van ƒ 23.000. Hoewel het hier gaat om een relatief nieuwe en nog goed functionerende onroerende zaak waarvoor de retrospectieve methode een goed uitgangspunt vormt, zal het Hof desalniettemin de reproductiemethode als uitgangspunt nemen nu van de historische kosten geen volledige en objectief toetsbare gegevens voorhanden zijn. Ervan uitgaande dat de gemeente in 1999 wederom de reproductiemethode als uitgangspunt heeft genomen en deze waarde als zodanig niet door belanghebbende wordt betwist, stelt het Hof de waarde in het economische verkeer van belanghebbendes onroerende zaak per 1 januari 1995, in goede justitie vast op ƒ 275.000,-- Daarbij heeft het Hof enerzijds rekening gehouden met de omstandigheid dat de herbouwkosten per die datum lager zouden zijn geweest dan per 1 januari 1999 en alstoen bovendien nog geen baanverlichting was gerealiseerd en anderzijds met het feit dat in de waarde per 1 januari 1999 mede de in 1998 gerealiseerde baanverlichting is begrepen en op dat tijstip (cumulatief) een hoger bedrag is afgeschreven wegens technische (en mogelijk functionele) veroudering. slotsom: Het beroep van belanghebbende is gedeeltelijk gegrond, de vastgestelde waarde moet worden verminderd tot ƒ 275.000. proceskosten: Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten fiscale procedures te berekenen op: reiskosten (2 zittingen) 3 × ƒ 50 = ƒ 150 kosten van deskundige overeenkomstig het bij en krachtens de Wet tarieven in strafzaken bepaalde (4 × ƒ 116,50) = ƒ 466 ƒ 616. beslissing: Het Gerechtshof Vernietigt de uitspraak van de ambtenaar; Vermindert de vastgestelde waarde tot ƒ 275.000; Veroordeelt de Ambtenaar voor een bedrag van ƒ 616 in de proceskosten van belanghebbende, te vergoeden door de gemeente Hengelo (Gld); Gelast de Ambtenaar aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht ad ƒ 450 te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 17 april 2001 door mw. mr De Kroon, raadsheer, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (J.L.M Egberts) (M.C.M. de Kroon) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 april 2001 U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ¦ 150, --. Verweerder is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 150, -- verschuldigd. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.