
Jurisprudentie
AB1603
Datum uitspraak2001-05-11
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers850/00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers850/00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 850/00 11 mei 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 2 februari 2001.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van het centraal bureau motorrijtuigenbelasting te Apeldoorn (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode 16 maart 1999 tot en met 8 december 1999.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats van de inspecteur behoort.
Vaststaat dat de uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 22 september 2000 en het beroepschrift bij de inspecteur ingekomen op 15 november 2000 en bij het hof op 29 november 2000, derhalve in beide gevallen niet binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak.
Op grond van het vorenoverwogene heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is belanghebbende tijdig in verzet gekomen, bij een verzetschrift dat is ingekomen op 26 februari 2001.
Belanghebbende heeft niet verzocht om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in zijn verzetschrift dat hij zijn beroepschrift te laat heeft ingediend omdat hij lange tijd weg was geweest en in een zeer korte tijd alle stukken bijeen moest zoeken.
Het hof is van oordeel dat, nu belanghebbende geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken, het beroep te laat is ingediend.
Belanghebbende heeft bij de uitspraak een bijlage ontvangen waarin stond vermeld hoe en binnen welke termijn hij beroep had kunnen instellen.
Belanghebbende had op dat moment een pro-forma beroepschrift kunnen indienen bij het hof en op een later tijdstip dat beroep kunnen aanvullen.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 11 mei 2001 door prof. mr. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 mei 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer.
Op 16 mei 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.