Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1541

Datum uitspraak2001-04-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers00/01481
Statusgepubliceerd


Uitspraak

SW Gerechtshof Arnhem zevende enkelvoudige belastingkamer nummer 00/ 01481 U i t s p r a a k op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1999 opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing. 1. Aanslag en bezwaar 1.1. De aanslag, genummerd 1 en gedagtekend 27 februari 1999, is berekend op een bedrag van ¦ 312,84. 1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Ambtenaar ná de indiening van het beroepschrift bij uitspraak van 22 november 2000 de aanslag gehandhaafd. 2. Geding voor het Hof 2.1. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 28 juli 2000, waarbij bijlagen zijn overgelegd. 2.2. Tot de stukken van het geding behoren voorts het verweerschrift, alsmede de conclusies van re- en dupliek met de daarin genoemde bijlagen. 2.3. Partijen hebben het Hof schriftelijk toestemming gegeven zonder mondelinge behandeling van de zaak uitspraak te doen. 2.4. Het Hof heeft mondeling uitspraak gedaan op 23 februari 2001. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, waarvan afschriften op 26 februari 2001 aangetekend aan partijen zijn verzonden. 2.5. Op 20 maart 2001 is het schriftelijke verzoek van belanghebbende ingekomen om vervanging van de mondelinge uitspraak door een schriftelijke. Het verschuldigde recht van ¦ 80,- is tijdig gestort. 3. De vaststaande feiten Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet weersproken, de volgende feiten vast. 3.1. De gemeente Arnhem heeft ervoor gekozen de zogenoemde ‘zalmsnip’ in verband met te verwachten investeringen in het rioolstelsel in feite te storten in een fonds (de ‘voorziening lastendemping burgers’). 3.2. Teneinde te voldoen aan de verplichting van artikel 229d, lid 1, van de Gemeentewet (tekst voor 1999), is het bedrag van ƒ 100,- in mindering gebracht op de geheven onroerende-zaakbelasting wegens feitelijk gebruik en op het desbetreffende aanslagbiljet afzonderlijk vermeld. Tegelijkertijd is het tarief van de afvalstoffenheffing met ƒ 100,- verhoogd. 4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen 4.1. Partijen houdt verdeeld of de gemeente bevoegd was tot de onder 3.2. bedoelde tariefsverhoging. 4.2. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. 4.3. Belanghebbende verzoekt vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een bedrag van, naar het Hof begrijpt, ¦ 212,84. 4.4. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. 5. Beoordeling van het geschil 5.1. De omstandigheid dat de gemeente Arnhem ervoor gekozen heeft de zogenoemde ‘zalmsnip’ in feite te storten in een fonds (de ‘voorziening lastendemping burgers’) in verband met te verwachten investeringen in het rioolstelsel, is - zoals onder meer tot uitdrukking komt in het antwoord op de door belanghebbende aangehaalde kamervragen - niet in lijn met wat door het kabinet is beoogd bij invoering van de maatregel. 5.2. De vaststelling van het tarief voor de onderhavige heffing is echter een autonome gemeentelijke bevoegdheid die door de invoering van de maatregel van de ‘zalmsnip’ niet is aangetast. Nu voorts niet is gesteld of gebleken dat het tarief dusdanig hoog is dat de opbrengst van de heffing de aan de verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen verbonden kosten overtreft, is het beroep van belanghebbende niet gegrond. 5.3. Het Hof vindt in de omstandigheid dat de Ambtenaar geen uitspraak heeft gedaan binnen de daarvoor geldende termijn maar pas na het instellen van beroep, aanleiding te gelasten dat het griffierecht door de Ambtenaar wordt vergoed. 6. Slotsom Het beroep van belanghebbende is niet gegrond. 7. Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. 8. Beslissing Het Gerechtshof: bevestigt de uitspraak van de Ambtenaar; gelast de Ambtenaar het griffierecht van ¦ 60,- aan belanghebbende te vergoeden. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 20 april 2001 door. mr.drs.F.J.P.M. Haas, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw.mr. A.W.M. van der Waerden als griffier. (A.W.M. van der Waerden) (F.J.P.M. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 april 2001 Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: - de naam en het adres van de indiener; - de dagtekening; - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; - de gronden van het beroep in cassatie. De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.