Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1511

Datum uitspraak2001-03-15
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers99/171
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Uitspraak: 15 maart 2001 Rolnummer: 99/171 Rolnr.rb.: 97/2884 HET GERECHTSHOF TE 'S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer, heeft het volgende arrest gewezen in de zaak van: DE VERENIGING NEDERLANDS BUREAU DER MOTORRIJTUIGEN-VERZEKERAARS, gevestigd te 's-Gravenhage, appellante, hierna: het NBM, procureur: mr. D Rijpma, tegen de naamloze vennootschap NUTS ZIEKTEKOSTEN N.V., gevestigd te 's-Gravenhage, geïntimeerde, hierna: Nuts, procureur: mr. P.C.M. de Graaf. Het geding Bij exploot van 27 januari 1999 is het NMB in hoger beroep gekomen van het vonnis d.d. 11 november 1998 door de rechtbank te 's-Gravenhage gewezen tussen Nuts als eiseres en o.a. het NBM als gedaagde. Bij memorie van grieven (met een productie) heeft het NBM vijf grieven aangevoerd, die Nuts bij memorie van antwoord heeft bestreden. Partijen hebben de procesdossiers overgelegd voor ar-rest. De beoordeling van het hoger beroep 1. Tegen de door de rechtbank in het vonnis onder 1.a, b, d, e en f vastgestelde feiten is niet opgekomen en het hof neemt die feiten als uitgangspunt. 2. Met de eerste grief komt het NBM vergeefs op tegen het door de rechtbank onder rolnummer 99/171 - 2 - 1.c. vastgestelde feit. Anders dan het NBM stelt, heeft de recht-bank immers niet aange-nomen dat [de minderjarige] op het moment van de aanrij-ding bezig was de rijbaan over te steken, maar slechts dat [de minderjarige] de rijbaan hééft over-gestoken. Aangezien par-tijen het er-over eens zijn dat [de minderjarige] op het weggedeel-te aan de overzij-de van "De Hongerige Wolf" is gaan liggen, waartoe hij eerst de rijbaan moet zijn overge-stoken, heeft de recht-bank terecht aangeno-men, dat [de minderjarige] de rij-baan heeft overgesto-ken. De eer-ste grief treft der-halve geen doel en het hof gaat ook uit van het onder 1.c van het vonnis vastgestelde feit. 3. Met inachtneming van die feiten alsmede de niet (vol-doende) weersproken inhoud van de stukken waaronder de overgelegde producties, gaat het in deze zaak om het volgende. 3.1. Op 1 septem-ber 1995 werd in het (aan de provinci-ale weg te Ommen buiten de bebouwde kom gelegen) restau-rant "De Hongerige Wolf" een bruiloft gevierd. Omstreeks 22.40 uur is de toen 13-jarige [minderjarige], die met zijn ouders en een jongere broer die bruiloft bijwoonde en die met die broer en twee andere (jongere) kin-deren even voordien naar buiten was gegaan, de weg overgestoken en op-zette-lijk plat op de weg gaan lig-gen. 3.2. [De bestuurder], die als be-stuurder van een Jaguar met Belgisch kenteken over die weg (die in iede-re rijrich-ting één rij-strook had en waarop een maxi-mum snelheid van 80 km per uur was toegestaan) ter plaatse vanuit een flauwe bocht kwam aangereden, zag de op zijn rijstrook liggende [minderjarige] aan voor een stuk karton, dat was weggewaaid van het aan de voor [de bestuurder] linkerzijde van de weg liggende tanksta-tion. Toen [de bestuurder] "dat stuk karton" op enkele meters was gena-derd, kwam [de minderjarige] omhoog, waarop [de bestuurder] naar links stuurde en de Jagu-ar tegen de zich aan de linker-zijde van de weg (ter hoogte van het tankstation) bevinden-de vangrail botste om vervol-gens tegen een zich aan de rechterzijde van de weg be-vindende boom tot stil-stand te komen. 3.3. Ten gevolge van de aanrijding is [de minderjarige] vrijwel onmiddellijk overleden en zijn [de bestuurder] en zijn pas-sa-gier, zijn echtgeno-te, ernstig gewond ge--r-aakt. 3.4. Nuts, krachtens ziektekostenverzekeringsovereen-komst daartoe gehouden, heeft de ziektekosten van [de echtgenote] aan haar vergoed. Nuts is in zoverre krachtens art. 284 WvKh in de rechten van [de echtgenote] gesubro-geerd. 3.5. Het NBM is, nu de Jaguar gewoonlijk in België werd gestald, inge-vol-ge art. 2 lid 6 rolnummer 99/171 - 3 - van de WAM aansprake-lijk voor de door de bestuurder daarvan veroor-zaakte schade. 4. In eerste aanleg vorderde Nuts de ouders van [de minderjarige] en het NBM hoofdelijk te veroordelen tot betaling van ¦ 159.187,68 met rente en kosten. Na verweer heeft de rechtbank die vordering integraal toegewezen en in dit hoger be-roep komt het NBM op tegen dat vonnis voorzover dat het NBM betreft. 5. Volgens Nuts is de aanrijding (mede) te wijten aan de onrechtmatige daad van [de bestuurder], omdat deze: - niet heeft voldaan aan zijn verplichting zijn snel-heid zodanig te regelen dat hij zijn auto binnen de af-stand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was, tot stil-stand kon brengen althans kon uitwij-ken zonder de macht over het stuur te verliezen, waarbij komt dat hij de andere drie aan de zijde van de weg spelende/staande kinderen niet heeft gezien danwel de in verband met hun aanwezigheid geboden extra oplet-tendheid en voor-zichtigheid niet in acht heeft genomen; - met te hoge (meer dan de maximaal toe-gestane) snelheid heeft gere-den; - geen groot licht heeft gevoerd, terwijl er geen tegen-lig-gers waren. 6. Het NBM heeft in eerste instantie daartegen inge-bracht dat [de bestuurder] het zeer moeilijk waarneembare obstakel ([de minderjarige] was donker gekleed, lag plat op de weg met zijn hoofd van hem afge-wend) tijdig heeft opgemerkt, en met het obstakel reke-ning heeft gehouden, maar er alleen geen rekening mee heeft gehouden (en heeft behoe-ven te houden) dat het ob-sta-kel niet een levenloos voor-werp maar een kind was. Het bestrijdt voorts dat [de bestuurder] te hard reed en geen groot licht voerde althans moest voeren alsook dat hij de andere drie kinderen had moeten zien althans uit hun aanwezigheid had moeten afleiden dat er een kind op de rijbaan zou liggen. In hoger beroep beroept het NBM zich op de aanwezigheid van een schulduit-sluitingsgrond danwel overmachtsituatie voor [de bestuurder]. 7. Het hof overweegt als volgt. 7.1. Ook al wordt ten afveure van het NBM aangenomen dat [de bestuurder] niet te hard reed, maar met de door het NBM aangeduide snel-heid van ca. 80 km à 90 km per uur en met de juiste ver-lichting en dat hij de andere drie kinderen niet heeft behoeven te rolnummer 99/171 - 4 - zien noch heeft behoeven te veronder-stellen dat er een kind op de weg lag, dan nog leiden de grieven van het NBM niet tot vernietiging van het bestreden vonnis. 7.2. [De bestuurder] reed 's avonds omstreeks 22.40 uur op een provinciale weg buiten de bebouwde kom met voormelde snelheid van 80 à 90 km per uur (derhalve met de maxi-maal toegestane snelheid danwel een iets hogere) en zag ko-mend uit een flauwe bocht ter hoogte van een tanksta-tion een obstakel op zijn rijbaan liggen. Ook al lag het obstakel plat op de weg en behoefde [de bestuurder] niet aan te nemen dat het een kind was, moet de 13-jarige [minderjarige] door [de bestuurder] zijn waargeno-men als obsta-kel van enige sub-stantiële om-vang. [De bestuurder] had onder de genoemde omstandigheden een dergelijk hem onbe-kend voorwerp met voor-zich-tigheid moeten nade-ren. Hij is het echter genaderd met voor-melde, vol-gens eigen zeg-gen, on-ver-min-der-de snel-heid (van 80 à 90 km per uur) in de ver-on-derstel-ling dat het, terwijl op een dergelijk punt tal van soorten voorwerpen op de weg hadden kunnen liggen, een stuk karton betrof dat hij met een klei-ne koer-s--wij-zi-ging zonder enig pro-bleem zou kun-nen ont-wij-ken. Aldus heeft [de bestuurder] een in-schat-tingsfout ge-maakt, waarmee hij on-zorg-vul-dig heeft ge-han-deld jegens zijn passa-gier. Een schuld-uitslui-tings-grond of een over-machtssituatie is niet aanwezig. 8. Op het onder rov. 7 overwogene stuiten de grieven twee tot en met vijf af. Het vonnis voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal met passering van het bewijsaanbod als niet ter zake dienend, worden be-krachtigd. Het NBM zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Beslissing Het gerechtshof: - bekrachtigt het vonnis voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen; - veroordeelt het NBM in de kosten van de procedure in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Nuts bepaald op ¦ 2.570 vast recht en op ¦ 3.100 aan salaris voor de procureur. Dit arrest is gewezen door mrs. De Brauw, Dupain en Van Deth en uitgesproken ter openbare terechtziting van 15 maart 2001.