
Jurisprudentie
AB1488
Datum uitspraak2001-05-04
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersNr. 814/00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
ZaaknummersNr. 814/00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 814/00 4 mei 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet, gedaan door X te Z, tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 23 februari 2001, inzake het beroep tegen de uitspraak van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen, gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting over het jaar 2000.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (:Awb) is het bij het hof ingesteld beroep niet-ontvankelijk, indien het verschuldigde griffierecht niet is gestort binnen vier weken, nadat de griffier van het hof degene, die het beroep heeft ingesteld, schriftelijk op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen.
Vaststaat, dat de griffier belanghebbende op het door haar opgegeven adres bij schrijven van 24 november 2000 en daarna bij aangetekend schrijven d.d. 4 januari 2001, heeft verzocht het verschuldigde griffierecht te betalen. Aan dit verzoek is geen gevolg gegeven.
Omdat de betaling van het griffierecht is uitgebleven heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is door belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift, dat is ingediend op 22 maart 2001. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over haar verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden haar uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in haar verzetschrift dat zij in Heerenveen onbekend was en dat er iemand haar verzekerd had dat in de straat waar zij haar auto had geparkeerd er gratis geparkeerd kon worden.
Het hof is van oordeel dat, van een situatie als bedoeld in de laatste zin van het tweede lid van artikel 8:41 van de Awb, waarbij redelijkerwijs niet van verzuim kan worden gesproken, niet is gebleken.
Belanghebbende voert in haar verzetschrift geen omstandigheden aan die verschoonbaarheid van het niet betalen van het verschuldigde griffierecht kunnen opleveren.
Derhalve heeft de voorzitter belanghebbende terecht in haar beroep niet ontvangen.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 4 mei 2001 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in de tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 mei 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer.
Op 9 mei 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het gerechtshof te Leeuwarden.