Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1476

Datum uitspraak2001-04-25
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
ZaaknummersH 99/49 (VR)
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Uitspraak: 25 april 2001 Rolnummer: H 99/49 (VR) VONNIS van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige handelskamer, in de zaak van: [EISER], wonende te[woonplaats], eiser, hierna te noemen: [eiser], procureur: mr. W. Sleijfer, tegen het waterschap WETTERSKIP BOARN EN KLIF zetelend te Joure, gedaagde, hierna te noemen: het waterschap, procureur: mr. J. de Goede. PROCESGANG Bij tussenvonnis van 17 januari 2001 heeft de rechtbank de deskundige verzocht om bij brief te reageren op de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van het waterschap. De deskundige heeft vervolgens op 20 maart 2001 een aanvullend deskundigenbericht uitgebracht. Ten slotte is wederom vonnis bepaald. De rechtbank wijst heden vonnis op basis van het griffiedossier, waarvan de inhoud als hier herhaald moet gelden. RECHTSOVERWEGINGEN Nadere beoordeling van het geschil 1. De rechtbank handhaaft hetgeen zij in de tussenvonnissen van 18 augustus 1999, 17 mei 2000 en 17 januari 2001 heeft overwogen en beslist. 2. De deskundige is in zijn aanvullende deskundigenbericht ingegaan op de bezwaren van het waterschap tegen het deskundigenbericht, vermeld in de conclusie na deskundigenbericht van de zijde van het waterschap. De deskundige heeft deze bezwaren gemotiveerd verworpen. De deskundige heeft expliciet aangegeven dat hij zijn standpunt dat het waterschap onzorgvuldig jegens [eiser] heeft gehandeld, handhaaft. 3. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het deskundigenrapport van 26 augustus 2000 en van het aanvullende deskundigenbericht van 20 maart 2001. De conclusies van de deskundige zal de rechtbank dan ook overnemen en tot de hare maken. Op grond van deze conclusies - waarbij de meest essentiële conclusies zijn opgenomen sub 2 en 3 van het tussenvonnis van 17 januari 2001 - is de rechtbank van oordeel dat het waterschap onzorgvuldig jegens [eiser] heeft gehandeld. De vordering is dan ook toewijsbaar. Opgemerkt wordt dat volgens de deskundige de omstandigheid dat de paalkoppen nog steeds onder water staan, slechts te danken is aan het provisorisch ingrijpen door [eiser]. Uiteraard mag van het waterschap méér dan een slechts provisorische maatregel worden verwacht. 4. Het waterschap zal als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. BESLISSING De rechtbank 1. verklaart voor recht dat het waterschap onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld en handelt door na te laten zodanige voorzieningen te treffen, dat schade aan de (fundering van de) woning van [eiser] wordt voorkomen; 2. veroordeelt het waterschap om binnen 3 maanden na betekening van dit vonnis zodanige maatregelen te treffen, dat (verdere) schade aan de (fundering van de) woning van [eiser] wordt voorkomen; 3. veroordeelt het waterschap - indien en voorzover hij niet aan de hiervoor sub 2 bedoelde veroordeling voldoet - om aan [eiser] te vergoeden alle schade, die hij lijdt of nog zal lijden als gevolg van het niet (kunnen) uitvoeren van bedoelde maatregelen, één en ander op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet; 4. veroordeelt het waterschap in de kosten van het geding, aan de zijde van [eiser] begroot op ( 21.569,30 aan verschotten waaronder begrepen f 21.111,-- aan deskundigenkosten en op aan verschotten en op (3.440,-- aan salaris procureur; 5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. R. Giltay en in het openbaar uitgesproken door de rolrechter op 25 april 2001. fn 82.