Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1449

Datum uitspraak2000-12-05
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamKantongerecht Zwolle
Zaaknummers119269 CV 00-599
Statusgepubliceerd


Uitspraak

KANTONGERECHT TE ZWOLLE zaaknr.: 119269 CV 00-599 datum : 5 december 2000 Vonnis in de zaak van: [eiseres], wonende te Nieuwleusen, eisende partij, gemachtigde mr. G.J. Hollema, advocaat te Zwolle, tegen 1. de vennootschap onder firma [gedaagde] V.O.F., gevestigd te Zwolle, 2. [vennoot gedaagde], en 3. [vennoot gedaagde], beiden wonende te Zwolle, gedaagde partij, gemachtigde H.J. van Dijk, deurwaarder te Zwolle. Het procedureverloop [eiseres] heeft gereageerd op de haar in het tussenvonnis van 4 juli 2000 gestelde vragen, waarna [gedaagde] daar weer op heeft kunnen reageren. Vervolgens is vonnis bepaald. De beoordeling 1. Uit de door [eiseres] verschafte informatie volgt dat heronderzoek naar de typering van de bij haar geconstateerde salmonellabesmetting niet heeft kunnen plaatsvinden omdat de monsters niet bewaard waren. Voorts behoort de bij haar geconstateerde infectie tot salmonellagroep B en de salmonellasoort in de ijsjes van de Snackcounter tot salmonellagroep D, terwijl volgens Dr. Ruijs verwarring tussen beide groepen in principe niet bij het onderzoek mogen voorkomen doch niet geheel uit te sluiten zijn. [gedaagde] blijft erbij dat de discrepantie tussen de beide aangetroffen salmonellagroepen te groot is om voldoende causaal verband aan te nemen tussen het eten van het ijsje en de ziekte van [eiseres]. De suggestie dat het RIVM de in de ijsjes aangetroffen salmonella onjuist of onvolledig heeft getypeerd wordt, als speculatief, van de hand gewezen. 2. De vraag is thans op wie de bewijslast rust van hetzij het causaal verband, hetzij het ontbreken van (voldoende) causaal verband. De kantonrechter stelt vast dat de door het RIVM gecontroleerde partij ijsjes bij [gedaagde] besmet was met salmonella van een bepaald type, dat daarin niet mag voorkomen. Voldoende aannemelijk is dat het aan [eiseres] verkochte ijsje tot die partij behoorde en dus ook besmet was met deze salmonella. Het verkopen van zo'n ijsje is, hoezeer [gedaagde] ook onbekend was met de besmetting, wanprestatie van de verkoper. Door die wanprestatie is het risico van ontstaan van ziekte bij de consument in het leven geroepen en dat risico heeft zich ook verwezenlijkt: [eiseres] is ziek geworden. Op de voet van het arrest Dicky Trading II, gewezen door de Hoge Raad op 26 januari 1996 en gepubliceerd in NJ 1996, 607, is daarmee het causale verband tussen de verkoop van het ijsje en de ontstane schade in beginsel gegeven en rust op [gedaagde] vervolgens de stelplicht en bewijslast om duidelijk te maken dat de schade van [eiseres] ook zou zijn ontstaan indien zij het bewuste ijsje niet had gekocht en geconsumeerd. Deze wijze van risicoverdeling bij gevaarzetting heeft de Hoge Raad onlangs herhaald in het Sint-Willibrordarrest (16 juni 2000, NJ 2000, 584) zodat aangenomen moet worden dat dit vaste rechtspraak is. 3. Het voorgaande brengt mee dat [gedaagde]desgewenst een gespecificeerd bewijsaanbod mag doen van haar veronderstelde standpunt dat de schade door ziekte van [eiseres] ook zou zijn ontstaan indien zij het bewuste ijsje niet had gekocht en geconsumeerd. Voor het geval [gedaagde] dat aanbod doet, wordt zij tot bewijs daarvan toegelaten. Met het oog daarop dienen beide partijen hun verhinderdata op te geven voor een te houden getuigenverhoor zoals hierna vermeld. De beslissing De Kantonrechter: - stelt [gedaagde] in de gelegenheid een gespecificeerd bewijsaanbod te doen van de stelling dat de schade door ziekte van [eiseres] ook zou zijn ontstaan indien zij het bewuste ijsje niet had gekocht en geconsumeerd, en stelt [gedaagde] vervolgens in de gelegenheid die stelling te bewijzen; - bepaalt voorts het navolgende: (...) - sluit hoger beroep tegen dit vonnis uit tot eindvonnis. Aldus gewezen door mr. M.E.L. Fikkers, kantonrechter te Zwolle, en uitgesproken in de openbare terechtzitting van 5 december 2000, in tegenwoordigheid van de griffier. op verzoek van partijen is de zaak hierna geroyeerd