Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1447

Datum uitspraak2001-05-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers24009/01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK ALMELO Parketnummer: 08/024009-01 STRAFVONNIS Uitspraak: 1 mei 2001 De arrondissementsrechtbank te Almelo, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie in het arrondissement Almelo, tegen: [Verdachte], geboren te [Geboorteplaats] op [geboortedatum], wonende te [Woonplaats], [Adres], terechtstaande terzake dat: Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat 1. hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 10 april 2000 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) gira(a)le tegoed(en), althans (een) gedeelte(n) daarvan, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan respectievelijk [Rekeninghouder 1], [Rekeninghouder 2], [Rekeninghouder 3], [Rekeninghouder 4], [Rekeninghouder 5] en/of [Rekeninghouder 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking als trader/bank-employee bij de ING-bank te Enschede, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; art 321 Wetboek van Strafrecht art 322 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 10 april 2000 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen (een) gira(a)le tegoed(en), althans (een) gedeelte(n) daarvan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan respectievelijk [Rekeninghouder 1], [Rekeninghouder 2], [Rekeninghouder 3], [Rekeninghouder 4], [Rekeninghouder 5] en/of [Rekeninghouder 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte; art 310 Wetboek van Strafrecht ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 10 april 2000 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk (een) gira(a)l(e) tegoed(en), althans (een) gedeelte(n) daarvan, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan respectievelijk [Rekeninghouder 1], [Rekeninghouder 2], [Rekeninghouder 3], [Rekeninghouder 4], [Rekeninghouder 5]en/of [Rekeninghouder 6], in ieder geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft weggemaakt; art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht 2. hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 1998 tot en met 10 april 2000 in de gemeente Enschede en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk gegevens met betrekking tot (een) rekening(en) die door respectievelijk [Rekeninghouder 1], [Rekeninghouder 2], [Rekeninghouder 3], [Rekeninghouder 4], [Rekeninghouder 5], [Rekeninghouder 6], [Rekeninghouder 7] en/of [Rekeninghouder 8] en/of een of meer ander(en) werden aangehouden bij de ING-bank te Enschede, en welke gegevens waren opgeslagen, werden verwerkt en/of overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk van de ING-bank, zonder toestemming van de rechthebbende(n), heeft veranderd, gewist, onbruikbaar en/of ontoegankelijk gemaakt, dan wel andere gegevens daaraan heeft toegevoegd, althans heeft doen veranderen, wissen, onbruikbaar en/of ontoegankelijk maken, dan wel andere gegevens daaraan heeft doen toevoegen, door (telkens) opzettelijke en wederrechtelijk (een) zogeheten enkelvoudig(e) boekingsstuk(ken) waarin opdracht werd gegeven tot het aanbrengen van (een) mutatie(s) in die rekening(en) op te maken en te doen toekomen aan de afdeling UOZ van de ING-bank, in ieder geval aan de beheerder van dat geautomatiseerde werk; art 350a lid 1 Wetboek van Strafrecht Gezien de stukken; Gelet op het onderzoek ter terechtzitting; Gehoord de vordering van de officier van justitie; (t.a.v. sub 1 primair (bij eendaadse samenloop) een gevangenisstraf voor de tijd van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, proeftijd 2 jaren, met aftrek voorarrest en met niet-ontvankelijkheid van de vordering van de benadeelde partij) Gelet op de verdediging door en namens verdachte in het midden gebracht; De rechtbank heeft de in de tenlastelegging begane kennelijke schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt daardoor in zijn verdediging niet geschaad. De rechtbank is door de inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen, waarop na te melden beslissing steunt, tot de overtuiging gekomen en acht wettig bewezen dat verdachte het sub 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 1998 tot en met 10 april 2000 in de gemeente Enschede, telkens opzettelijk girale tegoeden toebehorende aan respectievelijk [Rekeninghouder 1], [Rekeninghouder 2], [Rekeninghouder 3], [Rekeninghouder 4] en [Rekeninghouder 6] en welke goederen verdachte uit hoofde van zijn, verdachtes, persoonlijke dienstbetrekking als trader/bankemployee bij de ING-bank te Enschede onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend. 2. hij op tijdstippen in de periode van 1 mei 1998 tot en met 10 april 2000 in de gemeente Enschede, telkens opzettelijk en wederrechtelijk gegevens met betrekking tot rekeningen die door respectievelijk [Rekeninghouder 1], [Rekeninghouder 2], [Rekeninghouder 3], [Rekeninghouder 4], [Rekeninghouder 6], [Rekeninghouder 7] en [Rekeninghouder 8] werden aangehouden bij de ING-bank te Enschede, en welke gegevens waren opgeslagen, werden verwerkt en overgedragen door middel van een geautomatiseerd werk van de ING-bank, zonder toestemming van de rechthebbenden heeft doen veranderen door telkens opzettelijk en wederrechtelijk een zogeheten enkelvoudig boekingsstuk waarin opdracht werd gegeven tot het aanbrengen van een mutatie in die rekening op te maken en te doen toekomen aan de afdeling UOZ van de ING-bank. Tot deze beslissing geven reden de in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden, waarbij de inhoud van die bewijsmiddelen telkens alleen is gebezigd tot bewijs van het tenlastegelegde feit, waarop die inhoud bijzonderlijk betrekking heeft. De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte sub 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. Het bewezene levert op: voor wat betreft sub 1 primair en 2 het misdrijf (als eendaadse samenloop, bedoeld in artikel 55, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht): "Verduistering, gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft", strafbaar gesteld bij art. 322 jo. 321 van het Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd; De verdachte is deswege strafbaar aangezien van geen zijn strafbaarheid uitsluitende omstandigheid is gebleken. De rechtbank overweegt voor wat de straf betreft, dat op grond van de aard van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoon van verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, aan verdachte de straf behoort te worden opgelegd, zoals deze hierna zal worden bepaald, waarbij nog het volgende is overwogen: Verdachte heeft in zijn functie als trader bij de ING-bank diverse malen geld en effecten van cliënten van deze bank zonder hun toestemming overgeboekt naar andere rekeningen. In totaliteit is hiermee, naar schatting, een bedrag gemoeid van ruim vijf miljoen gulden. Tevens heeft verdachte een grote hoeveelheid geld ten eigen bate aangewend en heeft hij eveneens personen in zijn familie- en kennissenkring financieel bevoordeeld. Als drijfveer voor verdachtes misdadig handelen geeft hij op overstanden als gevolg van verkeerd of speculatief beleggen op die wijze te maskeren. In zodanig geval zou verdachte gezichtsverlies lijden hetgeen erin zou resulteren dat hij niet langer meer de grote effectenportefeuilles zou mogen beheren. De rechtbank kan geen begrip opbrengen voor dergelijke, uitsluitend, persoonlijke motieven. Verdachte heeft door zijn handelen het vertrouwen dat de ING-bank en haar medewerkers en de cliënten van deze bank in hem hadden op zeer ernstige wijze beschaamd. Wat er ook zij van de relatief eenvoudige wijze waarop verdachte de overboekingen door middel van de benodigde boekingsformulieren heeft kunnen effectueren, zulks laat onverlet dat het verdachte is geweest die dit handelen heeft geïnitieerd. Gelet op de ernst van de feiten kan dan ook geen andere dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf worden opgelegd. Wegens de duur van de het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf kan deze niet worden vervangen door een taakstraf, zodat het aanbod daartoe van de zijde van verdachte behoort te worden afgewezen. De rechtbank overweegt dat de vordering van de benadeelde partij, de ING-bank, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien zij, als degene die de schade heeft vergoed, niet kan gelden als benadeelde partij die als rechtstreeks gevolg van de bewezenverklaarde feiten schade heeft geleden. De na te noemen straf is gegrond, behalve op voormelde artikelen, op de artikelen 10,14a,14b,14c,27,55 en 57 van het Wetboek van Strafrecht. R E C H T D O E N D E: Verklaart bewezen, dat het sub 1 primair en 2 tenlastegelegde in voege als boven omschreven door verdachte is begaan; Verstaat, dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven vermeld; Verklaart verdachte deswege strafbaar; Veroordeelt hem terzake het sub 1 primair bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van TWINTIG MAANDEN. Beveelt dat van de gevangenisstraf een gedeelte groot ZES MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten, op grond dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt bepaald op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; Bepaalt dat de vordering van de voormelde benadeelde partij niet-ontvankelijk is, en dat de benadeelde partij deze vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 primair en 2 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt hem daarvan vrij; Aldus gewezen door mr. Inden, voorzitter, mrs. Rademaker en De Jong, rechters, in tegenwoordigheid van Last, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 1 mei 2001.