Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1422

Datum uitspraak2001-04-12
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers38298 KG ZA 01-95
Statusgepubliceerd


Uitspraak

PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE DORDRECHT Vonnis in kort geding in de zaak van het openbaar lichaam Gemeente Vianen, zetelend te Vianen, eiser, advocaat: mr. E.H. Bakker, procureur: mr. E.D. Rentema, tegen 1. [gedaagde], 2. [gedaagde], 3. [gedaagde], allen wonende te Vianen, gedaagden, advocaat: mr. H. Langenberg. Partijen worden hieronder aangeduid als de Gemeente en [gedaagden]. Het procesverloop De president heeft ter terechtzitting van 9 april 2001 kennis genomen van de volgende processtukken: dagvaarding van 5 april 2001, akte wijziging van eis, pleitnotities van de Gemeente, pleitnotities van [gedaagden], de door partijen overgelegde producties. De feiten Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan: De Gemeente is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de [adres] te Vianen, kadastraal bekend onder [kadastraal nummer] (verder te noemen “de woning”). [gedaagden] verblijven vanaf 15 december 2000 zonder recht of titel in de woning. De Gemeente heeft het voornemen om de woning in samenwerking met Woningbouwvereniging Volksbelang, die eigenaar is van de overige woningen in het woningblok waarvan de woning deel uitmaakt, te renoveren. Bij brieven van 28 maart en 2 april 2001 zijn [gedaagden] namens de Gemeente gesommeerd de woning te ontruimen. [gedaagden] hebben aan deze sommaties geen gevolg gegeven. De vordering De Gemeente vordert, na wijziging van eis, dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad: a. [gedaagden] zullen worden veroordeeld om de onroerende zaak, gelegen aan de [adres] te Vianen, kadastraal bekend onder [kadastraal nummer], binnen één dag na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te ontruimen met medeneming van al hun eigendommen, onder verbeurte van een dwangsom van f 500,-- voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke blijven, waarbij een deel van de dag als gehele dag wordt aangemerkt; b. de Gemeente zal worden gemachtigd de gevorderde ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie; c. zal worden bepaald dat het in deze te wijzen vonnis gedurende een jaar na het wijzen daarvan kan worden ten uitvoer gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in of op de voornoemde onroerende zaak bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet; subsidiair aan a, b en c: a. [gedaagden] zullen worden veroordeeld om te gehengen en gedogen dat alle door de architect ter voorbereiding van en ten behoeve van het renovatieproject aan de sub a. omschreven onroerende zaak noodzakelijk geachte werkzaamheden zullen worden uitgevoerd, en om volledige medewerking hieraan te verlenen, zulks onder verbeurte van een dwangsom van f 500,-- voor iedere dag dat zij hiermee in gebreke blijven, waarbij een deel van de dag als dag wordt aangemerkt; b. hetgeen onder a, b en c is gevorderd zal worden toegewezen onder de voorwaarde dat de bouwvergunning met betrekking tot de sub a. omschreven onroerende zaak is verleend, althans onherroepelijk geworden is; voorts: a. [gedaagden] hoofdelijk zullen worden veroordeeld tot betaling aan de Gemeente van de somma van f 3.000,--; b. [gedaagden] zullen worden veroordeeld in de proceskosten. De Gemeente stelt daartoe - kort samengevat - het volgende. Ondanks verzoeken van de Gemeente aan [gedaagden] om de woning te verlaten in verband met de op handen zijnde renovatie, tonen [gedaagden] zich daartoe niet bereid. Teneinde de bouwtekeningen en het bouwplan door de architect te kunnen laten voltooien, is het noodzakelijk dat de woning geheel leeg en kaal gemaakt wordt. Bewoning nadien zal niet mogelijk zijn. Voltooiing van de bouwtekeningen is voorwaarde voor de aanvraag van de bouwvergunning, het opstellen van de begroting en de toekenning van de subsidie. De aanwezigheid van [gedaagden] vormt een belemmering voor de uitvoering van de voorbereidende werkzaamheden. Doordat de architect thans zijn werkzaamheden niet kan voltooien, dreigt de Gemeente aanzienlijke schade te lopen, onder meer door het mislopen van een provinciale subsidie. Het plan dient uiterlijk half mei 2001 te zijn afgerond teneinde te kunnen worden behandeld door de Gemeenteraad en Gedeputeerde Staten. Het verweer [gedaagden] hebben de vorderingen gemotiveerd weersproken. De inhoud van hun verweer zal hierna voor zover nodig nader worden omschreven. De beoordeling [gedaagden] hebben niet betwist dat zij zonder recht of titel in de woning verblijven en dat zij geweigerd hebben om te voldoen aan de sommaties van de Gemeente om het pand te verlaten. Het staat vast dat de Gemeente in beginsel recht heeft op ontruiming. [gedaagden] hebben ook te kennen gegeven de woning te zullen verlaten zodra voor de renovatiewerkzaamheden een bouwvergunning is verleend. De vraag in het kader van dit kort geding is dan ook slechts of de Gemeente voldoende spoedeisend belang heeft om reeds thans door middel van een veroordeling in kort geding ontruiming af te dwingen. Voorshands is in voldoende mate komen vast te staan dat de architect, teneinde het bouwplan en de bouwtekeningen te kunnen voltooien, meer zicht dient te krijgen op de bouwconstructie en staat van de woning waarvoor het leeg- en kaalmaken van de woning noodzakelijk is. Aan de enkele mededeling van [gedaagden] dat hen is medegedeeld dat een dergelijke noodzaak niet bestaat, kan onvoldoende gewicht worden toegekend om dit voorlopig oordeel anders te doen luiden. Gezien de aard van de daartoe te verrichten werkzaamheden is tevens vooralsnog voldoende aannemelijk geworden dat het verblijf van [gedaagden] in de woning gedurende de uitvoering van de werkzaamheden - mede gelet op hun eigen veiligheid - onwenselijk en onaanvaardbaar is. Tegenover dit belang van de Gemeente staat het belang van [gedaagden] om voorlopig in de woning te kunnen blijven wonen. Door [gedaagden] is evenwel onvoldoende gesteld waaruit zou kunnen volgen dat voor hen geen alternatieve woonruimte beschikbaar is. Van actieve pogingen om alternatieve woonruimte te vinden, is niet gebleken. Dit belang weegt dan ook niet op tegen het belang van de Gemeente. Dit leidt tot het oordeel dat voorshands voldoende aannemelijk is geworden dat de Gemeente een spoedeisend belang heeft bij de uitoefening van haar recht op ontruiming van de woning op korte termijn. [gedaagden] zal een termijn van drie dagen na betekening van dit vonnis gegund worden om daartoe over te gaan. Aan de gevorderde dwangsommen zal een maximum worden verbonden zoals hierna vermeld. Hoewel de vordering zoals weergegeven onder r.o. 7 sub b rechtstreeks voortvloeit uit de wet, zal deze voor alle duidelijkheid worden toegewezen. De Gemeente heeft aangegeven dat de werkzaamheden slechts enige dagen in beslag zullen nemen en dat het bouwplan waartoe de werkzaamheden noodzakelijk zijn medio mei 2001 voltooid zal dienen te zijn. De Gemeente heeft dan ook onvoldoende gesteld ter onderbouwing van haar vordering zoals weergegeven onder r.o. 7 sub c, gebaseerd op artikel 557a lid 3 Rv, voor zover het de termijn van een jaar betreft. Nu van een verdergaand (spoedeisend) belang niet is gebleken, zal deze vordering daarom slechts worden toegewezen voor de termijn van een maand. De vordering tot betaling van een voorschot op de door de Gemeente geleden en nog te lijden schade zal worden afgewezen nu niet is gesteld of gebleken dat is voldaan aan de criteria voor toewijzing van een geldvordering in kort geding; zo is in ieder geval van onverwijlde spoed uit hoofde waarvan een onmiddellijke voorziening is vereist, niet gebleken. [gedaagden] zullen als de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De beslissing in kort geding De president: Veroordeelt [gedaagden] om de onroerende zaak, gelegen aan de [adres] te Vianen, kadastraal bekend onder [kadastraal nummer] binnen drie dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te ontruimen met medeneming van al hun eigendommen; Bepaalt dat [gedaagden] een dwangsom zullen verbeuren van f 500,-- voor iedere dag, een gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat zij in gebreke zullen blijven om hieraan te voldoen, zulks tot een maximum van f 50.000,--; Machtigt de Gemeente om, indien [gedaagden] in gebreke blijven met voornoemde ontruiming, de ontruiming te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie; Bepaalt dat het in deze te wijzen vonnis gedurende een maand na het wijzen daarvan kan worden ten uitvoer gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging in of op de voornoemde onroerende zaak bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer zich dat voordoet; Veroordeelt [gedaagden] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de Gemeente bepaald op ƒ 1.550,-- aan salaris van de procureur en ƒ 643,22 aan verschotten; Verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad; Wijst het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is gewezen door mr. W. van Veen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2001.