
Jurisprudentie
AB1421
Datum uitspraak2000-10-24
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 00/65184
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsAmsterdam
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 00/65184
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewaring / handelen verweerder.
Verweerder heeft, hoewel hij daartoe in de gelegenheid is gesteld, nagelaten nadere informatie te verschaffen over de verblijfsvergunning van eiser voor Griekenland. Verweerder heeft hiermee niet voldaan aan het verzoek van de rechtbank. De rechtbank kan daardoor niet oordelen of eiser gerechtigd is in Griekenland, een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, te verblijven. In dit verband komt de rechtbank tot het oordeel dat het dossier onvoldoende gegevens bevat om daarop een evenwichtig oordeel te baseren. Dit brengt met zich dat de bewaring als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Derhalve heeft de rechtbank ter zitting mondeling het beroep gegrond verklaard, de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel met onmiddellijke ingang bevolen en een bedrag van ƒ 3050,- schadevergoeding toegekend aan eiser.
Uitspraak
Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de zitting van 24 oktober 2000
inhoudende mondelinge
UITSPRAAK
op grond van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht
j° artikel 34a Vreemdelingenwet (Vw)
reg.nr.: AWB 00/65184 VRWET
inzake: A, van (gestelde) Ghanese nationaliteit, verblijvende in het Justitieel Complex Koning Willem II te Tilburg, eiser,
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
I. OVERWEGINGEN
Bij bevel tot bewaring van 6 oktober 2000 is eiser op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a Vw in bewaring gesteld. Verweerder heeft op 6 oktober 2000 een last tot uitzetting van eiser gegeven.
Bij beroepschrift van 10 oktober 2000 heeft mr. R.C. de Zeeuw, advocaat te Amsterdam, namens eiser beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder tot bewaring. Daarbij is de opheffing van de maatregel gevorderd alsmede toekenning
van schadevergoeding.
Het beroep is behandeld ter openbare zitting van 17 oktober 2000. Eiser is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door mr. De Zeeuw, voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. M.C.G.G. van Hoek, werkzaam bij de
Immigratie- en Naturalisatiedienst van verweerders ministerie. Tevens was ter zitting aanwezig P.J. Kuiper, tolk in de Engelse taal.
Bij beslissing van 17 oktober 2000 heeft de rechtbank het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen om uit te zoeken of er een kopie van eisers paspoort ligt bij de Vreemdelingendienst. Voorts
wordt verweerder in de gelegenheid gesteld om nadere informatie bij de Griekse autoriteiten in te winnen over de verblijfsvergunning van eiser voor Griekenland. De rechtbank heeft tevens beslist dat het onderzoek ter zitting op 24
oktober 2000 zal worden hervat.
De zaak is hervat op de nadere zitting van 24 oktober 2000. Hierbij is eiser verschenen bijgestaan door mr. De Zeeuw, voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde mr. M.P. Bouma. Tevens was ter zitting aanwezig tolk Kuiper,
voornoemd.
Eiser heeft aangevoerd dat hij in het bezit is van een verblijfsvergunning voor Griekenland op basis waarvan hij in Griekenland mag werken; deze was geldig tot 13 oktober 2000. Toen eiser werd aangehouden had hij kopieën van de
vergunning bij zich. Hij heeft verklaard dat de originele verblijfsvergunning groen van kleur is. Eiser heeft verlenging van de geldigheidsduur van de desbetreffende vergunning gevraagd in Griekenland.
Verweerder heeft aangevoerd dat de Vreemdelingendienst niet in bezit is van een kopie van het paspoort van eiser en dat op dit moment het eiser niet is toegestaan om in Griekenland te verblijven, aangezien zijn verblijfsvergunning
voor dat land is verlopen. Na 17 oktober 2000 is er niet opnieuw contact opgenomen met het Griekse consulaat.
De rechtbank overweegt als volgt.
Bij beslissing van 17 oktober 2000 is verweerder de gelegenheid geboden nader bij de Griekse autoriteiten te informeren naar de verblijfstatus van eiser in Griekenland. Met name zou nader moeten worden bezien of de mededelingen van
de Griekse autoriteiten in algemene zin waren gedaan dan wel waren toegespitst op eiser. Ter zitting is gebleken dat verweerder heeft nagelaten de Griekse autoriteiten ter zake opnieuw te benaderen. De rechtbank kan daardoor niet
oordelen of eiser gerechtigd is in Griekenland, een staat die partij is bij het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, te verblijven. In dit verband komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat het dossier onvoldoende
gegevens bevat om daarop een evenwichtig oordeel te baseren. Dit brengt met zich dat bewaring als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Derhalve dient het beroep gegrond te worden verklaard en wordt opheffing van de
vrijheidsontnemende maatregel bevolen, ingaande 24 oktober 2000.
Gelet op het vorenstaande kan hetgeen eiser overigens heeft aangevoerd verder onbesproken worden gelaten.
De rechtbank ziet in het vorenstaande aanleiding eiser ten laste van de Staat der Nederlanden een vergoeding als bedoeld in artikel 34j van de Vw toe te kennen en wel tot een bedrag van ƒ 200,- per dag dat de bewaring in het
politiebureau ten uitvoer is gelegd en ƒ 150,- per dag dat eiser in het Huis van Bewaring aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, hetgeen neerkomt op een bedrag van f 3.050,-.
Gelet op het vorengaande is er voorts aanleiding om verweerder als in het ongelijk gestelde partij te veroordelen in de kosten van eiser in verband met de behandeling van het beroep, welke zijn begroot op ƒ 1.775,- als kosten van
verleende rechtsbijstand.
II. BESLISSING:
De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat de bewaring ingaande 24 oktober 2000 wordt opgeheven;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot ƒ 3.050,- ( zegge: drieduizend en vijftig gulden), te betalen door de griffier van de rechtbank aan eiser;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag groot ƒ 1.775,- zegge: veertienhonderd en twintig gulden), te betalen door de Staat der Nederlanden aan de griffier van deze rechtbank.
Mr. I. El Haddouchi mr. F. Salomon
griffier rechter
Afschrift verzonden op: 5 december 2000
Conc.: IH
Coll:
Bp:-
D:B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te 's-Gravenhage, voorzover het betreft het al dan niet toekennen van schadevergoeding of de hoogte daarvan. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de
uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het afleggen van een daartoe strekkende verklaring bij de griffie van deze rechtbank.