Jurisprudentie
AB1416
Datum uitspraak2000-11-17
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 99/2993 WAV
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 99/2993 WAV
Statusgepubliceerd
Indicatie
WAV / tewerkstellingsvergunning / Poolse aspergestekers.
Gezien de aanvraagformulieren van de tewerkstellingsvergunningen en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de betrokken werknemers ten tijde van het bestreden besluit niet beschikten over een vtv en evenmin een vtv hadden aangevraagd of een melding bij de vreemdelingendienst hadden gedaan. De stelling van eiseres dat zij geen aanvraag om verlening van de benodigde vtv's kon indienen omdat deze, gelet op het ontbreken van de tewerkstellingsvergunningen niet in behandeling zouden worden genomen, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, voor zover de handelwijze in de praktijk van de desbetreffende vreemdelingendienst al van belang zou kunnen zijn, komt dit voor rekening en risico voor eiseres. De rechtbank overweegt dat niet valt in te zien dat eiseres, gelet op haar belangen en de (politieke) gevoeligheid van de kwestie, niet heeft nagegaan, bijvoorbeeld door een raadsman te raadplegen, wat haar juridische mogelijkheden waren om de feitelijke weigering om de aanvraag in behandeling te nemen aan de orde te stellen. Nu gelet op het vorenstaande niet aan deze voorwaarde die in de WAV dwingend rechtelijk is voorgeschreven, is voldaan, heeft verweerder de aangevraagde tewerkstellingsvergunning reeds hierom terecht geweigerd. Beroep ongegrond.
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Vreemdelingenkamer
__________________________________________________
UITSPRAAK ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht juncto artikel 33a Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr: AWB 99/2993 WAV
Inzake: Maatschap A, woonplaats kiezende te B, eiseres,
gemachtigde mr P.G.C.P. Smits, advocaat te Venlo,
tegen: de Algemene Directie voor de Arbeidsvoorziening, verweerder, gemachtigde de heer R.K. Nai-Chung-Tong.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. Eiseres heeft op 13 maart 1998 een tewerkstellingsvergunning krachtens de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) aangevraagd ten behoeve van het verrichten van arbeid in de functie van aspergesteker door twaalf werknemers van de Poolse
nationaliteit. Op deze aanvraag is op 3 juli 1998 afwijzend beslist, welke beslissing op 23 juli 1998 aan eiseres is verzonden. Daartegen is op 7 augustus 1998 bezwaar gemaakt. Bezwaarde is in de gelegenheid gesteld te worden
gehoord door de Adviescommissie WAV. Van deze gelegenheid is door eiseres geen gebruik gemaakt. Op 2 februari 1999 heeft de Adviescommissie WAV advies uitgebracht strekkende tot ongegrondverklaring van het bezwaar. Op 26 februari
1999 is het bezwaar ongegrond verklaard.
2. Op 30 maart 1999 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en in haar verweerschrift geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het
beroep.
3. De openbare behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2000. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde.
II. OVERWEGINGEN
1. In dit geding dient te worden beoordeeld of het bestreden besluit waarbij het bezwaar ongegrond is verklaard in rechte stand kan houden. Daartoe moet worden bezien of dit besluit de toetsing aan geschreven en ongeschreven
rechtsregels kan doorstaan.
2. Eiseres legt aan de aanvraag en het onderhavige beroep ten grondslag dat de gevraagde tewerkstellingsvergunning ten behoeve van de Poolse aspergestekers had dienen te worden verleend aangezien prioriteitgenietend aanbod voor de
functie ontbrak. Eiseres heeft tevens voldoende inspanningen verricht om geschikte kandidaten uit dit aanbod te kunnen aantrekken. Daarnaast heeft eiseres aangevoerd dat ten behoeve van de Poolse aspergestekers, naar door de
Vreemdelingendienst was meegedeeld, geen vergunning tot verblijf kon worden aangevraagd omdat zij niet in het bezit waren van een tewerkstellingsvergunning. De Vreemdelingendienst weigert echter een verklaring van die strekking aan
eiseres af te geven. Gelet hierop verzoekt eiseres om ambtenaren van de desbetreffende Vreemdelingendienst te doen horen, teneinde aldus te bewijzen dat het voor haar onmogelijk is geweest een vergunning tot verblijf voor de
desbetreffende vreemdelingen aan te vragen. Verder voldoet het door eiseres voor de functie aangeboden loon in ieder geval aan het wettelijke minimum. Blijkens de loonlijst over 1998 is dit salaris 10% boven het door verweerder
genoemde bedrag gelegen.
3. Hetgeen uit de stukken naar voren is gekomen en ter zitting is aangevoerd, wordt hier als herhaald en ingelast beschouwd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres geen vergunning tot verblijf voor de vreemdelingen heeft
aangevraagd, dat er sprake is van prioriteitgenietend aanbod voor de functie, dat eiseres onvoldoende inspanningen heeft verricht teneinde van dit aanbod gebruik te kunnen maken en eiseres een belemmering heeft opgeworpen door een
te laag salaris te bieden.
4. Op grond van het bepaalde in artikel 2 van de Wet arbeid vreemdelingen (WAV) is het een werkgever verboden een vreemdeling zonder een tewerkstellingsvergunning in Nederland arbeid te doen verrichten.
Ingevolge artikel 8, eerste lid, onder c, sub 1, WAV, wordt een tewerkstellingsvergunning geweigerd, indien het een vreemdeling betreft die niet beschikt over een voor het verrichten van arbeid geldige vergunning tot verblijf
(verder te noemen: vtv) noch een zodanige vergunning heeft aangevraagd. Voor tijdelijk seizoenwerk van maximaal drie maanden en in het geval van niet-visumplichtige vreemdelingen wordt met een dergelijke aanvraag gelijkgesteld een
melding bij de vreemdelingendienst door middel van een zogenaamd D64-formulier. Het betreft hier een imperatieve weigeringsgrond, hetgeen met zich brengt dat verweerder, indien niet aan de gestelde voorwaarde wordt voldaan, gehouden
is de aanvrage af te wijzen.
5. Gezien de aanvraagformulieren van de tewerkstellingsvergunningen en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat de betrokken werknemers ten tijde van het bestreden besluit niet beschikten over een vtv, noch een vtv
hadden aangevraagd of een melding bij de Vreemdelingendienst hadden gedaan. De stelling van eiseres, dat zij geen aanvraag om verlening van de benodigde vtv's kon indienen omdat deze, gelet op het ontbreken van de
tewerkstellings-vergunningen niet in behandeling zouden worden genomen, leidt niet tot een ander oordeel. Immers, voor zover de handelwijze in de praktijk van de desbetreffende Vreemdelingendienst al van belang zou kunnen zijn, komt
dit voor rekening en risico voor eiseres. De rechtbank overweegt dat niet valt in te zien dat eiseres, gelet op haar belangen en de (politieke) gevoeligheid van de kwestie, niet heeft nagegaan, bijvoorbeeld door een raadsman te
raadplegen, wat haar juridische mogelijkheden waren om de feitelijke weigering om de aanvraag in behandeling te nemen aan de orde te stellen. Nu gelet op het vorenstaande niet aan deze voorwaarde die in de WAV dwingend rechtelijk is
voorgeschreven, is voldaan heeft verweerder de aangevraagde tewerkstellingsvergunning reeds hierom terecht geweigerd.
6. Op grond van het hiervoorgaande is de rechtbank van oordeel dat de weigering van verweerder om de gevraagde tewerkstellingsvergunningen te verlenen, kan standhouden. Nu de genoemde afwijzingsgrond de rechterlijke toets kan
doorstaan, behoeven de andere afwijzingsgronden geen bespreking meer.
7. Het beroep is mitsdien ongegrond.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding een van de partijen te veroordelen in de door de andere partij gemaakte proceskosten en evenmin tot vergoeding van het betaalde griffierecht.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage,
RECHT DOENDE:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens en in het openbaar uitgesproken op 17 november 2000, in tegenwoordigheid van mr. A.C.M. Rijkelijkhuizen als griffier.
afschrift verzonden op: