Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1389

Datum uitspraak2001-05-01
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/0800006-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 1 mei 2001 Parketnummer: 17/0800006-01 VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op 1936 te [geboortegemeente], wonende te [adres en woonplaats], thans gedetineerd in PI De Grittenborgh te Hoogeveen. De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 19 april 2001. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. E. van der Meer, advocaat te Joure. TELASTELEGGING Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. PARTIËLE VRIJSPRAAK De verdachte moet van het primair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet bewezen acht. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht het subsidiair telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: hij op 8 januari 2001 te Pingjum, in de gemeente Wûnseradiel, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk brand te stichten in een pand (gelegen aan de Grote Buren aldaar), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen (te weten voor voornoemd pand en/of voor een of meer zich in voornoemd pand bevindende goed(eren) en/of voor een of meer in de directe nabijheid van voornoemd pand gelegen ander(e) pand(en)) en/of levensgevaar voor een of meer zich in voornoemd pand bevindend(e) perso(o)n(en) te duchten was, met dat opzet van voornoemd pand een ruit heeft vernield en (vervolgens) van een (plastic)fles gevuld met benzine en voorzien van een lap stof (welke lap stof in de hals van voornoemde fles was gestoken), (een zogenoemde molotovcocktail), de lap stof met een aansteker in brand heeft gestoken en (vervolgens) voornoemde fles door het vernielde ruit in het pand heeft gegooid en (vervolgens), nadat verdachte was gebleken dat er hierdoor geen brand in het pand was ontstaan, een stuk plastic heeft getracht in brand te steken, teneinde dit stuk plastic in het pand te gooien, teneinde alsnog brand te stichten in voornoemd pand, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert op het misdrijf: subsidiair Poging tot opzettelijk brand stichten terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is. STRAFBAARHEID VERDACHTE De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van het gepleegde feit; - de omstandigheden waaronder dit is begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het primair telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, alsmede toewijzing van de vordering van de benadeelde partij. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot brandstichting in het woonpand annex atelier van zijn buurman met wie hij al enige tijd in onmin leefde. Aanleiding voor het conflict was lawaai-overlast van de hanen van verdachte, die hij uiteindelijk van de hand heeft moeten doen. Verdachte sloeg op een middernachtelijk uur met een klauwhamer een ruitje in en gooide een fles met benzine naar binnen, waarin hij een prop had aangebracht en deze had aangestoken. Toen enig effect uitbleef heeft verdachte nog geprobeerd een plastic zak aan te steken, met de kennelijke bedoeling ook die naar binnen te gooien. Door alert ingrijpen van omwonenden is gelukkig erger voorkomen. Op de zitting zegt verdachte erover dat het alleen zijn hem aanvloog en dat hij slechts aandacht wilde vragen voor zijn problemen. Verdachte zou niet zijn uit geweest op de dood van zijn buren. Verdachte is tweemaal eerder in aanraking gekomen met justitie voor rijden onder invloed. Ook dit feit is gepleegd onder invloed van drank. Uit de psychiatrische rapportage blijkt dat verdachte in zijn leven verschillende verlatingstraumata heeft doorgemaakt. Verdachte kampt hierdoor met ernstige psychische klachten en een alcoholproblematiek, waarbij hij alle ellende heeft geprojecteerd op zijn buurman. Verdachte wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht. De psychiater oordeelt de kans op hernieuwde verstoring van de openbare orde gering, indien en voor zover verdachte adequate, ambulante en sociale begeleiding zal krijgen. Bij de ambulante zorg denkt de psychiater aan gerichte aanpak van het alcoholgebruik. Voor de sociale begeleiding noemt hij steun ten aanzien van huisvesting en eenzaamheidsproblematiek. De rechtbank neemt deze conclusies over. Op de zitting is gebleken dat de medewerkster van de reclassering nog enkele maanden nodig heeft om het noodzakelijke zorgnetwerk om verdachte heen te vormen. Het is de bedoeling dat verdachte naar een andere woning verhuist binnen dezelfde gemeente. Overeenkomstig het voorstel van de officier van justitie zal de rechtbank een gecombineerde gevangenisstraf opleggen, met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht gedurende de proeftijd van twee jaar. BENADEELDE PARTIJ [Naam benadeelde partij] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van ƒ 75,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De rechtbank acht de vordering, die niet danwel onvoldoende door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve tot een bedrag van ƒ 75,00 gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. De rechtbank acht het overige deel van de vordering niet aannemelijk, zodat dat deel van de vordering afgewezen moet worden. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 157van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart het subsidiair telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Een gevangenisstraf voor de duur van 12 MAANDEN. Bepaalt, dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te vermelden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde, dat de veroordeelde: - zich bij het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland te Leeuwarden; - ervoor zorgt dat hij gedurende de proeftijd bereikbaar is voor genoemde reclasseringsinstelling; - zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling. Draagt genoemde reclasseringsinstelling op de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen. Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij], wonende te [adres benadeelde partij], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ƒ 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Wijst de vordering voor het overige af. Legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], te betalen een som geld ten bedrage van ƒ 75,00 (zegge: vijfenzeventig gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 75,00 ten behoeve van het slachtoffer [naam benadeelde partij], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag komt te vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. J.Y.B. Jansen en mr. A.A. Lycklama à Nijeholt, rechters, bijgestaan door D.P. Postma-Westerhof, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 mei 2001. Mr. Lycklama à Nijeholt is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.