
Jurisprudentie
AB1290
Datum uitspraak2001-03-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers14/00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers14/00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Eerste enkelvoudige belastingkamer
PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK
29 maart 2001
nummer : 14/00
belanghebbende : A
te : B
tegen : Het hoofd van de eenheid particu- lieren van de belastingdienst te C, vestiging D (: de inspecteur)
aangevallen beslissing : Uitspraak op bezwaarschrift
belasting : Inkomstenbelasting/premie
Volksverzekeringen
jaar : 1998
mondelinge behandeling : Op 28 juli 2000 en op 15 maart 2001 te Groningen door prof. mr Aardema, vice-president, in tegenwoordigheid van respectievelijk mr De Jong-Braaksma en mr De Jong als griffier
verschenen : Belanghebbende, hoewel behoorlijk
opgeroepen bij aangetekende brieven d.d. 19 juni 2000 en 5 februari 2001 aan het adres a-weg 87, 0000 YY B is niet verschenen. De inspecteur werd ter zitting van 28 juli 2000 bijgestaan door een medewerker van zijn inspectie. Ter zitting van 15 maart 2001 is de inspecteur eveneens verschenen.
geschilpunt : buitengewone lasten?
Beslissing:
Het gerechtshof verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
vermindert de aanslag tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 28.054,--;
verstaat dat het betaalde griffierecht ad ƒ 60,-- aan belanghebbende wordt vergoed door de inspecteur.
1. Feiten:
1.1. Belanghebbende geboren op X, is gehuwd met mevrouw E. Hij is gedurende het gehele kalenderjaar op uitzendbasis werkzaam in IJ. Belanghebbende volgt daarnaast een computeropleiding Windows 95, Microsoft Word en Excel bij het Instituut Clauss te Zwolle. De cursuskosten zijn inclusief de vereiste apparatuur.
1.2 Belanghebbende heeft in zijn aangiftebiljet over 1998 een belastbaar inkomen becijferd van ƒ 27.034,--. De inspecteur heeft de aangifte gecorrigeerd in die zin dat hij ter zake van buitengewone lasten betreffende uitgaven van studie ƒ 3.390,-- (ƒ 4.190,-- minus ƒ 800,--) heeft bijgeteld. Het belastbaar inkomen heeft de inspecteur vastgesteld op ƒ 30.424,--.
2. Geschil:
2.1 In geschil is het antwoord op de vraag of de kosten van de cursus Windows 95, Word en Excel aftrekbaar zijn als buitengewone lasten van studie voor een beroep ingevolge artikel 46, lid 1, onder c, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (: Wet IB).
2.2 Belanghebbende beantwoordt voormelde vraag bevestigend. Hij is van mening dat deze kosten noodzakelijkerwijs gemaakt zijn om een kans te maken op het verwerven van een vaste betrekking.
Ter onderbouwing van zijn stelling wijst belanghebbende op de mededeling van zijn direct leidinggevende, in het bedrijf waar hij 1998 op uitzendbasis werkzaam was, inhoudende dat belanghebbende na het met goed gevolg doorlopen van de onderhavige computeropleiding een grote kans zou maken op een vaste betrekking bij dat bedrijf.
2.3 De inspecteur stelt zich primair op het standpunt dat de vergroting van de algemene ontwikkeling en persoonlijke uitrusting bij de onderhavige studie dusdanig de overhand heeft dat de kosten van de cursus niet als buitengewone lasten aftrekbaar zijn.
Subsidiair stelt de inspecteur voor het geval dat het hof zijn standpunt niet overneemt, dat het bedrag van de door belanghebbende als buitengewone last in aftrek gebrachte post dient te worden gecorrigeerd met de in het cursusgeld begrepen vergoeding voor de aanschaf van een computer.
3. Rechtsoverwegingen:
3.1 Krachtens artikel 46, lid 1, onder c Wet IB zijn buitengewone lasten de op de belastingplichtige drukkende uitgaven ter zake van opleiding of studie voor een beroep van de belastingplichtige.
3.2 In de wetsgeschiedenis van dit artikel komt tot uiting dat de aftrek bedoeld is ten behoeve van de belastingplichtigen die studiekosten maken om nieuwe kennis te verwerven of hun bestaande kennis uit te breiden en te verdiepen, ten einde daardoor de mogelijkheid te scheppen tot het verkrijgen van een betere maatschappelijke positie in de toekomst. De woorden "voor een beroep" in voormeld artikel betekenen aldus dat de belastingplichtige zich via een opleiding of studie richt op een betere financieel-economische maatschappelijke positie. Voorts dient de studie of opleiding niet een zo algemeen karakter te hebben dat slechts gezegd kan worden dat deze dient ter verbetering van de persoonlijke uitrusting waarvan onafhankelijk van de beroepsuitoefening in het privéleven kan worden geprofiteerd.
3.3 Ter zitting van 28 juli 2000 heeft het hof de behandeling van de zaak aangehouden teneinde belanghebbende op grond van artikel 8:45 Algemene Wet Bestuursrecht te verzoeken schriftelijk informatie te verstrekken omtrent de aard van de door hem verrichte werkzaamheden.
3.4 Uit de door belanghebbende gegeven antwoorden op de door het hof gestelde vragen blijkt dat hij sinds 1998 in vaste dienst is bij het uitzendbureau waarvoor hij ook voordien al werkzaamheden verrichtte. Belanghebbende geeft voorts aan dat hij verwacht per 1 januari 2001 in vaste dienst te kunnen treden bij het bedrijf waar hij tot op dat moment op uitzendbasis werkzaam was.
3.5 Op grond van de ter zake door belanghebbende gegeven inlichtingen acht het hof voldoende aannemelijk dat belanghebbende de onderhavige computeropleiding heeft gevolgd met het doel en de mogelijkheid van een reële verbetering in financieel-economisch opzicht van zijn positie in de maatschappij. Hoewel een zeker algemeen karakter aan de onderhavige computeropleiding niet kan worden ontzegd, kan niet worden gezegd dat deze slechts dient ter verbetering van de persoonlijk uitrusting waarvan onafhankelijk van de beroepsuitoefening in het privéleven kan worden geprofiteerd.
Mitsdien is sprake van uitgaven ter zake van een opleiding of studie voor een beroep als bedoeld in art. 46, lid 1, onder c Wet Ib.
3.6 De totale kosten van de computeropleiding belopen ƒ 4.190,--. In dit bedrag is de aanschaf van een computer begrepen. Belanghebbende heeft ten onrechte geen splitsing in het door hem in aftrek gebrachte bedrag aangebracht, nu op de aan de aanschaf van een computer verbonden kosten dient te worden afgeschreven.
De inspecteur heeft in zijn verweerschrift aangevoerd dat de kosten van de onderhavige opleiding exclusief apparatuur
ƒ 2.990,-- bedraagt. Het hof stelt de kosten van de computer om die reden op ƒ 1.200,--. De afschrijving kan geschieden in een periode van drie jaar waarbij de restwaarde wordt gesteld op 10%. Dit betekent een afschrijving van ƒ 30,-- per maand. Voor 1998 bedraagt de totale afschrijving, gelet op het aanvangsmoment van de cursus, mitsdien ƒ 180,--. De totale studiekosten kunnen voor 1998 dan gesteld worden op ƒ 3.170,--. Na aftrek van de drempel van ƒ 800,-- bedragen de in aanmerking te nemen kosten ƒ 2.370,--. Het hof zal het belastbaar inkomen van belanghebbende conform het subsidiair door de inspecteur ingenomen standpunt vaststellen op ƒ 28.054,--.
3.7 Het beroep is in zoverre gegrond.
3.8 Het gerechtshof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Aldus vastgesteld en in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2001 te Leeuwarden.
Gedaan door prof. mr Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr De Jong als griffier.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier Het lid van deze kamer
mr H. de Jong prof. mr E. Aardema
Afschriften aangetekend aan partijen verzonden op: 12 april 2001