
Jurisprudentie
AB1286
Datum uitspraak2001-04-20
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers802/00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers802/00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 802/00 20 april 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet, gedaan door X te Z, tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 16 februari 2001, inzake het beroep tegen de uitspraak van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen, gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting over het jaar 2000.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:41, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht (:Awb) is het bij het hof ingesteld beroep niet-ontvankelijk, indien het verschuldigde griffierecht niet is gestort binnen vier weken, nadat de griffier van het hof degene, die het beroep heeft ingesteld, schriftelijk op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen.
Vaststaat, dat de griffier belanghebbende op het door hem opgegeven adres bij schrijven van 24 november 2000 en daarna bij aangetekend schrijven d.d. 4 januari 2001, heeft verzocht het verschuldigde griffierecht te betalen. Aan dit verzoek is geen gevolg gegeven.
Omdat de betaling van het griffierecht is uitgebleven heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is door belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift, dat is ingediend op 28 maart 2001. Belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende erkent in zijn verzetschrift dat hij het griffierecht niet heeft voldaan omdat hij vindt dat dit in geen verhouding staat met de opgelegde naheffingsaanslag ten bedrage van f. 83,25.
Het hof is van oordeel dat, nu belanghebbende erkent het griffierecht niet te hebben voldaan, van een situatie als bedoeld in de laatste zin van het tweede lid van artikel 8:41 van de Awb, waarbij redelijkerwijs niet van verzuim kan worden gesproken, niet is gebleken. Derhalve heeft de voorzitter belanghebbende terecht in zijn beroep niet ontvangen.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 20 april 2001 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in de tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 april 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer.
Op 25 april 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen.
De griffier van het gerechtshof te Leeuwarden.