Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1278

Datum uitspraak2001-04-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 00/411
Statusgepubliceerd


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven (zesde enkelvoudige kamer) No. AWB 00/411 5 april 2001 5135 Uitspraak in de zaak van: Maatschap A en B, te C, appellante, tegen de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerders ministerie. 1. De procedure Op 19 mei 2000 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 17 april 2000, verzonden 20 april 2000. Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar, dat appellante heeft gemaakt tegen verweerders beslissing op haar aanvraag van 12 mei 1999 op grond van de Regeling EG- steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling), niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft op 25 juli 2000 een verweerschrift ingediend. Op 22 februari 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden. Voor de maatschap voerde D het woord. Verweerder heeft zijn standpunt doen toelichten door zijn gemachtigde. 2. De grondslag van het geschil Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan. - Appellante heeft op 1mei 1999 bij de uitvoeringsdienst LASER een formulier "Aanvraag oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal" ingediend waarbij zij onder vermelding van bijdragecode 815 zeven van de in totaal 22 door haar opgegeven percelen met een totale oppervlakte van 23.22 hectare snijma‹s voor steun ingevolge de vereenvoudigde regeling van de Regeling EG-steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) in aanmerking bracht. Bij de vraag naar de grootte van het voedereareaal werd een grootte van 23,22 hectare opgegeven. - Op 12 mei 1999 heeft appellant in verband met de verkoop van een perceel grond een gewijzigd aanvraagformulier bij verweerder ingediend, waarop een van de genoemde percelen geschrapt is. De bijdragecode 815 is voor de resterende zes percelen veranderd in bijdragecode 805 (de code voor voederareaal). Bij de vraag naar de grootte van het voederareaal is nu 17,79 hectare opgegeven, hetgeen overeenkomt met de grootte van de resterende percelen waarop snijma‹s verbouwd werd. - Bij besluit, gedateerd 29 november 1999, heeft verweerder de aanvraag goedgekeurd en appellante medegedeeld dat de oppervlakte voederareaal, in hectare, ten behoeve van de Regeling dierlijke EG-premies voor haar is vastgesteld op: 17,79. - Op 21 februari 2000 is vanwege appellante telefonisch contact opgenomen met verweerder in verband met het uitblijven van de door appellante verwachte uitbetaling van ma‹spremie. - Vanwege verweerder is er toen op gewezen, dat geen premie op grond van de Regeling was aangevraagd en dat zodanige premie derhalve ook niet verleend was. - Op 23 februari 2000 heeft appellante bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het niet verlenen van de ma‹s-premie. - Verweerder heeft bij schrijven van 29 februari 2000 appellante uitgenodigd om schriftelijk, gemotiveerd en voorzien van de nodige bewijsstukken aan te tonen, dat de overschrijding van de door de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde termijn van zes weken voor indiening van een bezwaarschrift niet aan haar kan worden toegerekend. - Appellante heeft daarop bij brief van 6 maart 2000 gereageerd. - Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. 3. Het bestreden besluit Het bestreden besluit houdt een niet-ontvankelijkverklaring van het ingediende bezwaarschrift in, wegens overschrijding van de in de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Awb gestelde termijn voor indiening van bezwaarschriften van zes weken na bekendmaking van het besluit, waartegen het bezwaar zich richt. Daarbij wordt overwogen: " Ingevolge artikel 6:11 van de Awb, blijft de niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Bij brief van 29-02-2000 bent u in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken aan te geven waarom u het bezwaarschrift niet tijdig heeft ingediend. Uw reactie van 06-03-2000, is door LASER op 07-03-2000 ontvangen. In uw brief geeft u aan, dat u van LASER bericht heeft ontvangen dat uw aanvraag is goedgekeurd. U ging er derhalve van uit dat de subsidie uitbetaald zou worden. In de brief van LASER van 25-11-1999 staat duidelijk het volgende vermeld: "De definitieve oppervlakte voederareaal in hectare, ten behoeve van de Regeling dierlijke EG-premies is voor u vastgesteld op:17,79." Ook in de bijlage is vermeld dat er een oppervlakte voederareaal is vastgesteld. In de brief is voorts geen sprake van een subsidie voor akkerbouwgewassen. Uit de feiten en/of omstandigheden die u aanvoert voor het te laat indienen van het bezwaarschrift, is mij niet gebleken dat het voor u onmogelijk was het bezwaarschrift tijdig in te dienen. De door u aangevoerde reden is geen grond om de termijnoverschrijding niet aan u toe te rekenen. De termijnoverschrijding is derhalve niet verschoonbaar. (.) Op grond van het voorgaande kom ik, gelet op artikel 6:7 juncto 6:11 van de Awb, tot de conclusie, dat u niet-ontvankelijk bent in uw bezwaren wegens het niet verschoonbaar overschrijden van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift." 4. Het standpunt van appellant In het beroepschrift wordt ter ondersteuning van het beroep onder meer het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd. " Elk voorjaar vullen we de 'aanvraag oppervlaktes' in. Compleet met kaarten, perceelsnummers en gewascodes sturen we die op naar LASER in Deventer. Dat doen we al jaren zonder problemen. Soms moeten er nieuwe topografische kaarten besteld worden of zien de formulieren er wat anders uit. Als je maar zorgt dat alles op tijd binnen is bij Laser verloopt het prima. In 1999 stuurden we de aanvraag voor de ma‹spremie op 1 mei naar Laser (.) Begin mei hebben we grond gekocht in de regio Emmen. Omdat we onze aanvraag voor de ma‹spremie al hadden weggestuurd hebben we telefonisch bij LASER in Deventer nagevraagd hoe we deze eerste aanvraag konden veranderen. Daarvoor moest een 'gewijzigde aanvraag' ingediend worden met nieuwe perceelsnummers en oppervlaktes erbij. Op onze vraag of de reeds ingediende aanvraag correct was werd ons verteld dat de code voor ma‹s was veranderd 815 in 805. Wij waren blij dat we dit op tijd hoorden en stuurden de gewijzigde aanvraag snel in (.) Uit de brief van LASER d.d. 29 november 1999 begrepen we dat de aanvraag was goedgekeurd. Echter de term 'goedkeuring voederareaal' had moeten zijn 'goedkeuring steunverlening akkerbouwgewassen'. Dit kan in beide gevallen ma‹s zijn. Net als de meeste ma‹stelers gebruiken wij immers de snijma‹s als voer ('voederareaal') voor ons melkvee. We waren dus niet gealarmeerd. Bovendien wordt in de volksmond nooit gepraat over 'voederareaal ' of 'akkerbouwgewas'. Daar noemt men het 'stierenpremie' of 'ma‹spremie'. Ook gaf de afwikkeling door LASER nooit aanleiding tot vragen of klachten in de afgelopen jaren. Nietsvermoedend wachtten we dus de uitbetaling van de ma‹spremie af. In vorige jaren was het bedrag altijd binnen de gestelde periode overgemaakt. Rekening houdend met eventuele millenniumproblemen of anderszins hebben we in goed vertrouwen gewacht tot na half februari 2000. Toen vonden we dat het wel heel erg lang duurde en hebben we toch maar gebeld naar LASER in Deventer. We kregen de heer E aan de telefoon. Pas tijdens het telefoon- gesprek met de heer E werd ons duidelijk dat we toch code 815 voor de ma‹s hadden moeten laten staan. De code in de eerste aanvraag was wel de juiste. Wij zijn hier heel erg van geschrokken. Het gaat om een bedrag van ruim f 10.000,- . Zoals het nu lijkt komen we niet in aanmerking voor ma‹s-premie '99. Terwijl we ook geen gebruik hebben gemaakt van stierenpremie. Op advies van de heer E (LASER Deventer) dienden we alsnog onmiddellijk bezwaar (.) in tegen de brief van 29 nov. '99 van LASER. Het Agentschap van LASER in Groningen, dat alle bezwaarschriften behandelt, heeft ons bezwaar niet ontvankelijk verklaard omdat de gestelde indieningstermijn van 6 weken was overschreden. Hiertegen tekenen wij beroep aan. Geacht College van Beroep: Wij zijn van mening dat de beslissing van Laser onterecht is. Zoals u kunt zien op de gewijzigde aanvraag d.d. 12 mei 1999(.) is, na ons gesprek met LASER, de code gewijzigd. Het veranderen van de code is op aanraden van een medewerker van LASER gebeurd (vast en zeker met de beste bedoelingen). Wij kunnen dit niet bewijzen. U kunt echter zien dat we in voorgaande jaren altijd correct aangevraagd hebben. Het door ons ingediende bezwaarschrift is inderdaad te laat verzonden omdat we niet eerder in de gaten hadden dat we bij de gewijzigde aanvraag een foutieve code hadden ingevuld. De afwijzing van het bezwaarschrift door LASER betekent een inkomstenderving van f 10.000,-- voor ons bedrijf. Dit vinden we wel een hele zware straf voor het foutief invullen van een code. We hebben niet crimineel gehandeld. We waren alleen te goed van vertrouwen. Daarom verzoeken we het College van Beroep ambtshalve de beschikking van LASER te herroepen en hen te vragen ons bezwaarschrift ontvankelijk te verklaren en alsnog te behandelen." 5. De beoordeling van het geschil Het College constateert allereerst, dat de aanvraag is ingediend door de maatschap A, F en B. Blijkens ter zitting overgelegde stukken is F per 1 januari 1999 uit de maatschap getreden en vervolgens op 13 februari 2001 overleden. Het College gaat, gelet op het hiernavolgende, voorbij aan de constatering, dat de aanvraag is ingediend door een op het moment van aanvraag niet meer bestaande maatschap Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder appellantes bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk verklaard heeft. Het College beantwoordt die vraag bevestigend, waartoe het volgende wordt overwogen. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van appellante is ingediend na het verstrijken van de termijn van zes weken, als bedoeld in artikel 6:7 Awb. Derhalve kan ingevolge artikel 6:11 van de Awb slechts sprake zijn van een ontvankelijk bezwaar, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest. Nu in het primaire besluit weliswaar is meegedeeld dat de aanvraag van appellante is goedgekeurd, doch in dat besluit en de daarbij behorende bijlage slechts melding wordt gemaakt van het te haren behoeve vastgestelde voederareaal, heeft appellante op grond van de inhoud van dit besluit niet mogen aannemen dat de door haar beoogde subsidie op grond van de Regeling was toegekend. De omstandigheid dat appellante in eerdere jaren wel in aanmerking is gekomen voor ma‹spremie maakt dit niet anders. Naar het oordeel van het College ligt het, juist nu appellante ervaring heeft met de toepassing van de Regeling, eerder in de rede dat het haar zou zijn opgevallen dat de primaire beschikking geen toekenning van akkerbouwsubsidie inhield. Nu van een verschoonbaar te laat indienen van het bezwaarschrift geen sprake is, was verweerder gehouden het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk te verklaren. Onder die omstandigheden komt het College niet toe aan behandeling van de verdere door appellante aangevoerde argumenten. Het beroep moet dan ook ongegrond worden verklaard. Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb. 6. De beslissing Het College verklaart het beroep ongegrond. Aldus gewezen door mr W.E. Doolaard in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2001. w.g. W.E. Doolaard w.g. Th.J. van Gessel