Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1277

Datum uitspraak2001-04-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 00/403
Statusgepubliceerd


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven (zesde enkelvoudige kamer) No. AWB 00/403 5 april 2001 5135 Uitspraak in de zaak van: Maatschap A, appellante, gemachtigde: mr G.A.J. Spijkers, belastingadviseur te Steenwijk, tegen de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerder. 1. De procedure Op 17 mei 2000 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een besluit van verweerder van 5 april 2000, verzonden 6 april 2000. Bij dat besluit heeft verweerder het bezwaar, dat appellante heeft gemaakt tegen verweerders beslissing op haar aanvraag van 6 mei 1999 op grond van de Regeling EG- steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling), niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft op 18 juli 2000 een verweerschrift ingediend. Op 22 februari 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, waarbij partijen hun standpunten nader hebben doen toelichten. 2. De grondslag van het geschil 2.1 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan. - Appellante heeft op 6 mei 1999 bij de uitvoeringsdienst LASER een formulier "Aanvraag Oppervlakten 1999 vereenvoudigde regeling en voederareaal" ingediend waarbij zij vijf percelen van in totaal 15.00 hectare snijma‹s (gewascode 259) onder vermelding van bijdragecode 805 (voederareaal) heeft opgevoerd. Het aanvraagformulier heeft betrekking op in totaal 16 percelen. - Na overleg tussen partijen zijn op 8 juli 1999 nog enkele wijzigingen in de perceelsnummers aangebracht. - Bij besluit, gedateerd 29 november 1999, heeft verweerder de aanvraag goedgekeurd en appellante medegedeeld dat de oppervlakte voederareaal, in hectare, ten behoeve van de regeling dierlijke EG-premies voor haar is vastgesteld op: 15. - Begin maart 2000 is vanwege appellante telefonisch contact opgenomen met verweerder in verband met het uitblijven van de door haar verwachte uitbetaling van ma‹spremie. - Vanwege verweerder is er toen op gewezen, dat geen premie op grond van de Regeling EG-steunverlening Akkerbouwgewassen was aangevraagd en dat zodanige premie derhalve ook niet verleend was. - Op 7 maart 2000 heeft appellante bij verweerder bezwaar gemaakt tegen het niet verlenen van de ma‹s-premie. - Verweerder heeft bij schrijven van 13 maart 2000 appellante uitgenodigd om schriftelijk, gemotiveerd en voorzien van de nodige bewijsstukken aan te tonen, dat de overschrijding van de door de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) gestelde termijn van zes weken voor indiening van een bezwaarschrift niet aan haar kan worden toegerekend. - Appellante heeft daarop bij brief van 19 maart 2000 gereageerd. - Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. 3. Het bestreden besluit Het bestreden besluit houdt een niet-ontvankelijkverklaring van het ingediende bezwaarschrift in, wegens overschrijding van de in de artikelen 6:7 en 6:8, eerste lid, van de Awb gestelde termijn voor indiening van bezwaarschriften van zes weken na bekendmaking van het besluit, waartegen het bezwaar zich richt. Daarbij wordt overwogen: " Ingevolge artikel 6:11 van de Awb, blijft de niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest. Bij brief van 13 maart 2000 bent u in de gelegenheid gesteld om binnen een termijn van twee weken aan te geven waarom u het bezwaarschrift niet tijdig heeft ingediend. Uw reactie van 19 maart 2000, is door LASER op 21 maart 2000 ontvangen. In uw brief geeft u aan, dat u van LASER bericht heeft ontvangen dat uw aanvraag is goedgekeurd. U ging er derhalve van uit dat de subsidie uitbetaald zou worden. In de brief van LASER van 29 november 1999 staat duidelijk het volgende vermeld: "De definitieve oppervlakte voederareaal in hectare, ten behoeve van de Regeling dierlijke EG-premies is voor u vastgesteld op: 15." Ook in de bijlage is vermeld dat er een oppervlakte voederareaal is vastgesteld. Uit de feiten en/of omstandigheden die u aanvoert voor het te laat indienen van het bezwaarschrift, is mij niet gebleken dat het voor u onmogelijk was het bezwaarschrift tijdig in te dienen. De door u aangevoerde reden is geen grond om de termijnoverschrijding niet aan u toe te rekenen. (.) Op grond van het voorgaande kom ik, gelet op artikel 6:7 juncto 6:11 van de Awb, tot de conclusie, dat u niet-ontvankelijk bent in uw bezwaren wegens het niet verschoonbaar overschrijden van de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift." 4. Het standpunt van appellant Appellante heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - onder meer het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd: " Bij het invullen van het aanvraagfomulier had als code voor de gebruikstitel 815 (ma‹s) moeten worden ingevuld doch is per abuis de in de tabel direct ernaast staande code 805 (Voederareaal) gebruikt. Op 29 november 1999 ontvingen cli‰nten de mededeling van Laser dat de aanvraag was goedgekeurd. Uit deze mededeling had bij nauwkeurige lezing wellicht door cli‰nten kunnen worden opgemaakt dat de goedkeuring betrekking had op een categorie welke men niet heeft bedoeld aan te vragen doch deze constatering is aan de aandacht van cli‰nte ontsnapt. Dit was uiteraard ook reden voor cli‰nten om niet gebruik te maken van de mogelijkheid om binnen zes weken bezwaar te maken tegen de goedkeuring. Vervolgens duurde toekenning van de te ontvangen subsidieverlening voor het gevoel van cli‰nten vrij lang en heeft men omstreeks maart 2000 contact opgenomen met LASER. Daarbij kreeg men te horen dat voor de subsidie voederareaal (de door cli‰nten ten onrechte ingevulde code 805) geen aanspraak bestond vanwege het niet voldoen aan de bijkomende formaliteiten. Op dat moment werd cli‰nten duidelijk dat men de code voederareaal had ingevuld waar de code 815 voor ma‹s-akkerbouwsteun had moeten worden ingevuld. Cli‰nten ontvangen de zgn. ma‹spremie overigens al een reeks van jaren. Na te zijn gewezen op deze fout adviseerde de betreffende medewerker van LASER om een bezwaarschrift c.q. verzoek om herziening in te dienen. Dit hebben cli‰nten gedaan op 7 maart 2000. (.) Ik ben van mening dat de eenvoudige en onopzettelijke verschrijving bij de aanvraag redelijkerwijs niet tot dergelijke verstrekkende gevolgen mag leiden. Cli‰nten ontvingen de ma‹spremie al jaren, hetgeen ook uit het dossier van LASER zal blijken, en hebben uit dien hoofde de mededeling van goedkeuring d.d. 29 november 1999 min of meer routinematig gelezen zonder zich te realiseren dat het om een verkeerde aanvraag zou zijn gegaan. Ook dit feit acht ik niet zodanig verwijtbaar dat de ma‹spremie op deze enkele formele grond moet worden geweigerd." 5. De beoordeling van het geschil Het geschil spitst zich toe op de vraag of verweerder het bezwaarschrift van appellante terecht niet-ontvankelijk verklaard heeft. Het College beantwoordt die vraag bevestigend, waartoe het volgende wordt overwogen. Niet in geschil is dat het bezwaarschrift van appellante is ingediend na het verstrijken van de termijn van zes weken, als bedoeld in artikel 6:7 Awb. Derhalve kan ingevolge artikel 6:11 van de Awb slechts sprake zijn van een ontvankelijk bezwaar, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest. Nu in het primaire besluit weliswaar is meegedeeld dat de aanvraag van appellante is goedgekeurd, doch in dat besluit en de daarbij behorende bijlage slechts melding wordt gemaakt van het ten behoeve van appellante vastgestelde voederareaal, heeft appellante op grond van de inhoud van dit besluit niet mogen aannemen dat de door haar beoogde subsidie op grond van de Regeling was toegekend. De omstandigheid dat appellante in eerdere jaren wel in aanmerking is gekomen voor ma‹spremie maakt dit niet anders. Naar het oordeel van het College ligt het, juist nu appellante ervaring heeft met de toepassing van de Regeling, eerder in de rede dat het haar zou zijn opgevallen dat de primaire beschikking geen toekenning van akkerbouwsubsidie inhield. Nu van een verschoonbaar te laat indienen van het bezwaarschrift geen sprake is, was verweerder gehouden het bezwaar van appellante niet-ontvankelijk te verklaren. Het beroep moet dan ook ongegrond worden verklaard Het College acht geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling met toepassing van artikel 8:75 van de Awb. 6. De beslissing Het College verklaart het beroep ongegrond. Aldus gewezen door mr W.E. Doolaard, in tegenwoordigheid van mr Th.J. van Gessel, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 5 april 2001. w.g. W.E. Doolaard w.g. Th.J. van Gessel