
Jurisprudentie
AB1266
Datum uitspraak2001-02-04
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers00.286.2
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Gravenhage
Zaaknummers00.286.2
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Uitspraak : 4 april 2001
Rekestnummer : 00-H-286
Rekestnr. rechtbank : A 99-5058
GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE
FAMILIEKAMER
B e s c h i k k i n g
in de zaak van
[naam man],
wonende te [woonplaats man],
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. W.F.A.A.A.M. van de Pol,
tegen
[naam moeder],
wonende te [woonplaats moeder, Australië],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
procureur mr. E. Grabandt.
VERDERE PROCESVERLOOP
Het hof verwijst naar zijn tussenbeschikking van 11 oktober 2000.
Het hof ontving op 20 december 2000 een brief van de procureur van de man van
19 december 2000 met als bijlage een afschrift van een rapport van de Afdeling Immunogenetica van het CLB van 24 november 2000.
De raadslieden van beide partijen hebben telefonisch te kennen gegeven, dat zij geen voortzetting van de mondelinge behandeling maar een beschikking wensen.
VERDERE BEOORDELING
1. Uit het bloedonderzoek blijkt, dat met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de man de verwekker is van het kind [naam minderjarige], verder te noemen de minderjarige. Daaruit volgt, dat hij het wettelijk vermoeden dat hij de verwekker is, niet heeft ontkracht en hij dan ook de verplichting heeft bij te dragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige.
2. De man betwist de behoefte van de minderjarige en hij betwist dat hij de draagkracht heeft tot het betalen van de verzochte kinderalimentatie.
3. Aangezien de gewone verblijfplaats van de minderjarige in Australië is, dient de omvang van de door de man te betalen kinderalimentatie te worden beoordeeld naar Australisch recht. Volgens artikel 37 juncto artikel 36 van de Child Support Act 1989 dient de alimentatieplichtige ouder bij alimentatieplicht ten opzichte van twee kinderen 27 % van zijn belastbaar inkomen te betalen ten behoeve van beide kinderen samen. De ten behoeve van [naam kind 2] opgelegde geïndexeerde bijdrage en de ten behoeve van de minderjarige verzochte bijdrage vormen samen minder dan 27 % van het belastbaar inkomen van de man. Dit betekent, dat de ten behoeve van de minderjarige verzochte bijdrage toewijsbaar is.
4. Als op het bepalen van de draagkracht van de man Nederlands recht van toepassing zou zijn, geldt het volgende. De man heeft in 1999 blijkens de jaaropgave een inkomen gehad van f. 51.167,-. De ingehouden jaarpremie ziekenfonds bedraagt f. 3.592,-. De man woont bij zijn ouders. Hij stelt f. 700,- per maand aan huur te betalen. Hij heeft hiervan echter geen bewijsstukken overgelegd. Ter zitting is niet geheel duidelijk geworden wat van hetgeen de man aan zijn ouders betaalt, als huur en wat als kostgeld dient te worden beschouwd. Het hof gaat ervan uit, dat de man geen hogere woonlasten heeft dan de woonkostencomponent in de bijstandsnorm. De man heeft een aanvullende ziektekostenverzekering, waarop hij naast de nominale premie f. 38,- per maand betaalt. Daarnaast voert de man een bedrag van f. 200,- per maand op, welk bedrag hij maandelijks op een schuld aan Centraal Beheer betaalt. Ter toelichting heeft de man verklaard, dat hij korte tijd voordat de relatie tussen de man en de moeder is verbroken, geld bij zijn ouders heeft geleend om voor ongeveer
f. 7.000,- zijn motor op te knappen en dat hij op 12 oktober 1999 een schuld bij Centraal Beheer is aangegaan om de lening aan zijn ouders te kunnen aflossen. Het hof is van oordeel dat met de verplichting tot betalen van het bedrag van f. 200,- per maand geen rekening moet worden gehouden, omdat de man de motor heeft gehouden na het uiteengaan van de man en de moeder en deze verplichting niet gaat boven zijn verplichting om kinderalimentatie te betalen. De man is verplicht om f. 350,- per maand vermeerderd met indexering ten behoeve van [naam kind 2] te betalen. Uit deze gegevens volgt, dat ook als op het bepalen van de draagkracht van de man Nederlands recht van toepassing zou zijn, hij voldoende draagkracht heeft om de verzochte kinderalimentatie te betalen.
5. Uit het bovenstaande volgt, dat de bestreden beschikking dient te worden bekrachtigd. Aangezien het bloedonderzoek in het nadeel van de man is uitgevallen, zal het hof bepalen, dat de aan het bloedonderzoek verbonden kosten ten laste van de man blijven. Voor het overige zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
BESLISSING
Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
bepaalt dat de aan het bloedonderzoek verbonden kosten ten laste van de man blijven;
compenseert de proceskosten in hoger beroep voor het overige in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Schuering, Van de Wildenberg en Fockema Andreae-Hartsuiker, bijgestaan door mr. Verkuil als griffier, en uitgesproken ter openbare terecht-zitting van 4 april 2001.