
Jurisprudentie
AB1257
Datum uitspraak2001-04-02
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Groningen
ZaaknummersAWB 01/229 WW 44 V04
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening+bodemzaak
Instantie naamRechtbank Groningen
ZaaknummersAWB 01/229 WW 44 V04
Statusgepubliceerd
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE GRONINGEN
SECTOR BESTUURSRECHT
Reg.nrs.: AWB 01/229 WW44 V04
U I T S P R A A K
van de president van de Arrondissementsrechtbank te Groningen, als bedoeld in artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tevens uitspraak op het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb van
[verzoeker], wonende te [woonplaats verzoeker], verzoeker,
ten aanzien van het besluit van 19 februari 2001, nr. DI 01.12969, van
burgemeester en wethouders van Groningen, verweerders,
gemachtigden: J. Dallinga, F. van der Veer en B. Doeven.
1. PROCESVERLOOP
Bij besluit van 19 februari 2001, nr. DI 01.12969, hebben verweerders het door verzoeker bij brief van 9 oktober 2000, tegen hun beschikking van 27 september 2000, waarbij zij onder vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), de gemeente Groningen, Dienst RO/EZ, Afdeling PWG, (hierna te noemen: vergunninghoudster), vergunning hebben verleend voor het plaatsen van een voetbalkooi, op het perceel plaatselijk bekend hoek Goudlaan-Siersteenlaan te Groningen, ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit (hierna te noemen: het bestreden besluit) heeft verzoeker op grond van artikel 7:1, eerste lid, Awb, bij brief van 1 maart 2001, beroep ingesteld bij de rechtbank. Dit beroep is geregistreerd onder nummer AWB 01/229 WW44.
Bij verzoekschrift van 12 maart 2001 heeft verzoeker de president gevraagd met betrekking tot het bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat de verleende bouwvergunning wordt geschorst.
Verweerders hebben op 19 maart 2001 de op de zaak betrekking hebbende stukken, alsmede een verweerschrift ingediend.
Op de voet van artikel 8:26, eerste lid, Awb, is vergunninghoudster in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
Afschriften van de gedingstukken zijn, voor zover niet door hen ingediend, aan partijen verzonden.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de president van 26 maart 2001.
Verzoeker is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn echtgenote.
Verweerders hebben zich doen vertegenwoordigen door hun gemachtigden, vorengenoemd.
Aansluitend op voormelde zitting heeft de president, met bovengenoemden, de te bebouwen locatie bezocht. Voorts zijn daar de politiebeambten [betrokkene 1], jeugdagent, en [betrokkene 2] gehoord.
2. MOTIVERING
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb, kan, voor zover hier van belang, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, de president van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Op grond van artikel 8:86, eerste lid, Awb, kan de president indien hij van oordeel is dat na de zitting bedoeld in artikel 8:83, eerste lid, Awb, nader onderzoek redelijkerwijs niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Partijen zijn op de voet van artikel 8:86, tweede lid, Awb, bij de uitnodiging voor de zitting op deze bevoegdheid gewezen.
De feiten.
Bij beschikking van 27 september 2000 hebben verweerders onder vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), vergunninghoudster vergunning verleend voor het plaatsen van een voetbalkooi, op het perceel plaatselijk bekend hoek Goudlaan-Siersteenlaan te Groningen.
Tegen deze beschikking heeft verzoeker op 9 oktober 2000 een bezwaarschrift ingediend bij verweerders.
Bij verzoekschrift van gelijke datum heeft verzoeker de president gevraagd met betrekking tot het bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen in die zin, dat de verleende bouwvergunning wordt geschorst.
Na een op 27 oktober 2000 gehouden zitting heeft de president bij uitspraak van 2 november 2000, nr. AWB 00/1032 WW44 V03, de beschikking van verweerders van 27 september 2000 geschorst, tot en met zes weken na de datum van de bekendmaking van het op het ingediende bezwaarschrift te nemen besluit.
Na een op 18 december 2000 gehouden hoorzitting heeft de ambtelijke commissie voor de beroep- en bezwaarschriften op 9 februari 2001 verweerders geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren en de beschikking van 27 september 2000 in te trekken.
Verweerders hebben bij het bestreden besluit in afwijking van het advies van voormelde commissie het bezwaarschrift van -onder meer- verzoeker ongegrond verklaard.
Overwegingen.
Het te bebouwen perceel heeft op grond van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "West End I" de bestemming 'stallingsgarage'. Op grond van artikel 13, eerste lid, van de bestemmingsplanvoorschriften mogen op gronden met deze bestemming uitsluitend worden opgericht gebouwen voor stalling van motorrijtuigen of bergruimte ten behoeve van de in de omgeving gelegen woningen.
Vast staat dat het plaatsen van de onderhavige voetbalkooi in strijd is met deze bestemming.
Verweerders hebben, gelet op deze strijdigheid, de aanvraag om bouwvergunning van 5 juni 2000 op voet van artikel 46, derde lid, laatste volzin, Woningwet, tevens aangemerkt als een verzoek om vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, WRO.
Op grond van vorengenoemd artikel 19, tweede lid WRO, kunnen burgemeester en wethouders vrijstelling verlenen van het bestemmingsplan in door gedeputeerde staten, in overeenstemming met de inspecteur van de ruimtelijke ordening, aangegeven categorieën van gevallen.
Gedeputeerde staten van de provincie Groningen hebben bij besluit van 11 april 2000 vorenbedoelde categorieën van gevallen vastgesteld (de vrijstellingslijst).
Het bepaalde in artikel 19, eerste lid, met betrekking tot een goede ruimtelijke onderbouwing is ingeval van toepassing van artikel 19, tweede lid, WRO, van overeenkomstige toepassing. Artikel 19, eerste lid, bepaalt dat onder een goede ruimtelijke onderbouwing bij voorkeur wordt verstaan een gemeentelijk of intergemeentelijk structuurplan.
Indien er geen structuurplan is of wordt opgesteld, wordt bij de ruimtelijke onderbouwing in elk geval ingegaan op de relatie met het geldende bestemmingsplan, dan wel wordt er gemotiveerd waarom het te realiseren project past binnen de toekomstige bestemming van het betreffend gebied.
Gedeputeerde staten hebben uitdrukkelijk bepaald dat het voorkomen van een project op de vrijstellingslijst niet betekent dat zij (gedeputeerde staten) er zonder meer mee instemmen, dat voor de realisering daarvan vrijstelling wordt verleend. Aan de lijst ligt enkel ten grondslag dat burgemeester en wethouders voor de daarop vermelde projecten bevoegd gezag zijn.
Zo zijn, blijkens het onder E vermelde op de vrijstellingslijst van projecten binnen de bebouwde kom, burgemeester en wethouders het bevoegde gezag om vrijstelling te verlenen van een vigerend bestemmingsplan voor het realiseren van openbare recreatieve voorzieningen, doch slechts indien onder meer aan de voorwaarde wordt voldaan dat deze in relatie tot de omgeving niet hinderlijk van aard zijn.
In het onderhavige geval verschillen partijen van mening omtrent het antwoord op de vraag of de op te richten voetbalkooi, zijnde een openbare recreatieve voorziening, aan deze voorwaarde voldoet.
Verweerders stellen zich op het standpunt dat zulks het geval is. Zij nemen daarbij als uitgangspunt dat bij de beoordeling of de voetbalkooi aan deze voorwaarde voldoet uitsluitend in aanmerking hoeft te worden genomen het gebruik van deze voetbalkooi overeenkomstig het doel waartoe deze wordt opgericht, in casu een recreatieve voorziening voor de jeugd om in te voetballen en basketballen.
Verzoeker stelt zich op het standpunt dat bij die beoordeling mede in aanmerking dient te worden genomen de bijkomende overlast van jongeren die, gelet op de ervaringen bij de voetbalkooi op de vorige locatie in de Jadestraat, grote overlast veroorzaken met het "rondscheuren" op bromfietsen, of het houden van wedstrijden wie het meeste lawaai kan produceren, niet alleen in, doch vaker nog buiten/rondom de voetbalkooi. Gevreesd wordt dat de aangrenzende parkeerplaats tot een "racecircuit" verwordt "met het daarbijkomend letselgevaar voor veelal bejaarde en/of gehandicapte bewoners van de Goudflat.
De president overweegt, dat in het kader van de bepaling of een (recreatieve) voorziening hinderlijk is in relatie tot de omgeving, het enkel in aanmerking nemen van het gebruik van die voorziening in overeenstemming met het doel waarvoor zij wordt opgericht, binnen het ruimtelijke ordeningsrecht in het algemeen als een aanvaardbaar uitgangspunt kan worden beschouwd. Van klemmende redenen waarom daarvan in het onderhavige geval zou moeten worden afgeweken is de president niet gebleken. Dit betekent dat het er vooralsnog voor moet worden gehouden dat het uitgangspunt van verweerders juist is. De eventuele overlast, die (het gebruik van) een dergelijke voorziening voor de omgeving met zich meebrengt, dient bij de -bij het verlenen van een vrijstelling- te verrichten belangenafweging een rol te spelen.
Vervolgens moet dan worden beoordeeld of verweerders, evengenoemd uitgangspunt hanterende, tot de conclusie hebben kunnen komen dat de op te richten voetbalkooi op de hoek Goudlaan-Siersteenlaan, niet hinderlijk is in relatie tot de omgeving.
Naar het oordeel van de president hebben verweerders tot die conclusie kunnen komen. In dat verband merkt hij -de omgeving op 27 maart 2001 beschouwd hebbende alsmede gezien hebbende de bouwtekening en een brochure, waarin de op te richten voetbalkooi op foto's is afgebeeld- op dat het bouwwerk als zodanig niet als hinderlijk in relatie tot die omgeving kan worden aangemerkt en dat niet aannemelijk is, dat het gebruik daarvan, in overeenstemming met het doel waarvoor zij wordt opgericht, hinderlijk is in relatie tot de omgeving. Zij is op redelijke afstand van de Goudflat en de Platinaflat (waartussen zij is gesitueerd) gelegen en aangezien geen massieve platen of muren gebruikt worden, maar transparant hekwerk, zal eventuele geluidsoverlast beperkt zijn. Ook heeft de president in aanmerking genomen dat het grasveld, waarop de voetbalkooi zal worden opgericht, thans reeds als voetbalveldje door jongeren wordt gebruikt en dat verzoeker en de bewoners van de Goudlaan daar geen probleem mee hebben.
De president is voorts van oordeel dat de voetbalkooi in verhouding tot het totale terreinoppervlak van beperkte omvang is en dat het bouwplan van een voldoende ruimtelijke onderbouwing is voorzien.
Thans komt de president toe aan de beantwoording van de vraag of verweerders bij afweging van de in aanmerking komende belangen in redelijkheid vrijstelling hebben kunnen verlenen van het vigerende bestemmingsplan ten behoeve van de realisatie van de voetbalkooi.
Dienaangaande overweegt hij als volgt.
Tussen partijen is in confesso en door de jeugdagent [betrokkene 1] is bevestigd dat de oude voetbalkooi, welke ten opzichte van de locatie van de op te richten voetbalkooi schuin aan de overkant van de weg (Siersteenlaan) bij de Jadestraat was gelegen, niet slechts jeugd aantrok die de voetbalkooi gebruikte waarvoor zij bedoeld was, maar met name ook als hangplek voor groepen jongeren fungeerde die voorbijgangers intimideerden en lastig vielen en in de directe omgeving van de voetbalkooi op het trottoir met bromfietsen rondscheurden en wedstrijden hielden wie het meeste lawaai kon maken. Verzoeker en de andere bewoners van de Goudflat (ca. 126 huishoudens), waarvan het merendeel bejaard en/of invalide is, durfden niet in de directe omgeving de voetbalkooi te lopen, omdat zij werden lastig gevallen, omdat door de jongeren aan hun rolstoel werd gesjord en omdat het is voorgekomen dat door de jongeren een invalide met zijn rolstoel is omvergegooid. Verzoeker en de bewoners van de Goudflat hebben moeten ervaren dat hun verzet tegen de komst van de voetbalkooi naar het grasveld vóór de Goudflat voor jongeren aanleiding is geweest om verzoeker op zijn achterhoofd te slaan toen hij in zijn rolstoel naar huis reed, om verzoekers auto te vernielen, om verzoekers echtgenote en bezoekers te beledigen en om een bezoekster in de hal van de Goudflat te bespuwen. Van deze laatste voorvallen hebben de slachtoffers aangifte gedaan bij de politie.
Op grond van deze ervaringen vrezen verzoeker en de bewoners ernstig in hun woon- en leefgenot en in hun veiligheid te worden aangetast, indien de voetbalkooi op het grasveld vóór de Goudflat (tussen de Goudflat en Platinaflat/Platina Zorgcentrum) wordt geplaatst.
Verweerders hebben aangegeven dat de door verzoeker beschreven en door rondhangende jongeren veroorzaakte overlast zich ook op andere plaatsen in de wijk voordoet en dat zij onder meer door het uitvoeren van het Recreatieplan Vinkhuizen iets aan deze problemen proberen te doen. Dit recreatieplan houdt (onder meer en voorzover hier van belang) in dat iedere buurt in de wijk zijn eigen sport-, spel- en ontmoetingsplekken voor jongeren krijgt, waar de jeugd uit de eigen buurt (uit onderzoek is namelijk gebleken dat jongeren nagenoeg uitsluitend met jongeren uit de eigen buurt optrekken) terecht moet kunnen. Spreiding van deze plekken moet tot spreiding van de jongeren over de buurt leiden. In dit kader is het van belang dat er voor de jongeren uit buurt 4 een nieuwe voetbalkooi komt.
Met betrekking tot de door verzoeker en de bewoners van de Goudlaan geuite vrees voor ernstige aantasting van hun woon- en leefgenot en hun veiligheid hebben verweerders gesteld, dat de situering van de voetbalkooi nabij de rotonde gunstig is voor de uitoefening van sociale controle, omdat er voortdurend voetgangers, fietsers en automobilisten voorbij komen.
Daarnaast hebben verweerders omstreeks 20 maart 2001 met de Unitchef Basiseenheid West van de regiopolitie Groningen afspraken omtrent te treffen maatregelen gemaakt die ertoe moeten leiden dat overlast van jeugdigen wordt voorkomen. Zo zal de jeugdagent, [betrokkene 1], regelmatig toezicht houden bij de voetbalkooi en contact leggen met de jeugd; medewerkers van de basispolitiezorg zullen regelmatig toezicht houden tijdens de surveillance; stadswachten zullen tijdens hun surveillance regelmatig toezicht houden.
Ook zal er toezicht worden uitgeoefend met de voor Vinkhuizen bestaande jongerenbus "New Wheels", die overal in de wijk wordt ingezet waar zich problemen met jongeren dreigen voor te doen en die bemand is met jongerenwerkers die een eerste opvang en begeleiding van jongeren verzorgen. Tenslotte zal de buurtconciërge van buurt 4 regelmatig -binnen en buiten zijn werktijden- controle op het gebeuren bij de voetbalkooi uitoefenen.
De president stelt vast dat de vrees van verzoeker en de bewoners van de Goudflat, dat zij in hun woon-en leefgenot en hun veiligheid zullen worden aangetast, wanneer de voetbalkooi vóór de Goudflat komt te staan, in beginsel reëel is. De hiervoor geschetste gebeurtenissen en hetgeen [betrokkene 1], voornoemd, daaromtrent tijdens de plaatsopneming door de president aan deze heeft medegedeeld, bevestigen dit. Daarnaast wordt uitdrukkelijk in Deelrapport I van het Recreatieplan Vinkhuizen de (oude) voetbalkooi aan de Goudlaan als probleemlocatie aangeduid in de zin van "overlast jongeren".
Bezwaarlijk kan dan worden aangenomen dat de overlast, zoals die bij de oude voetbalkooi voorkwam, zich niet zal voordoen op de nieuwe locatie, indien geen flankerende maatregelen worden genomen.
Hieromtrent overweegt de president als volgt.
Verweerders hebben gesteld dat de nieuwe locatie gunstiger is in verband met de sociale controle.
Naar het oordeel van de president is dat echter geenszins het geval. Immers, de oude voetbalkooi stond tussen de bewoning in buurt 4 en sociale controle kon dus plaatsvinden door bewoners van buurt 4 op hun eigen jongeren. De nieuwe locatie is -overigens in strijd met de in het Recreatieplan Vinkhuizen geformuleerde doelstelling om voldoende voorzieningen voor de jeugd in de eigen buurt te realiseren, omdat jongeren uit de verschillende buurten zich nauwelijks mengen- buiten buurt 4 gelegen. Niet aannemelijk is dat dan nog sociale controle door de bewoners van buurt 4 op hun eigen jongeren zal plaatsvinden. Door de voetbalkooi (even) buiten buurt 4 te positioneren onttrekken verweerders jongeren uit deze buurt aan de meest geëigende sociale controle.
Dat sociale controle bij de nieuwe locatie zal geschieden door voorbijgangers respectievelijk voorbijrijdend verkeer op de rotonde van de Siersteenlaan getuigt, in aanmerking genomen het hedendaagse tijdsbeeld dienaangaande, niet van enige bij verweerders bestaande realiteitszin op dat punt.
Evenwel moet er naar het oordeel van de president vooralsnog van worden uitgegaan dat de te verwachten overlast bij de voetbalkooi op de nieuwe locatie c.q. de te verwachten aantasting van het woon- en leefgenot en de veiligheid van verzoeker en de overige bewoners van de Goudflat tot "normale" proporties kunnen worden teruggebracht met het hiervoor beschreven samenstel van preventieve maatregelen, dat door verweerders wordt en/of inmiddels is getroffen, mits deze maatregelen ook daadwerkelijk en strikt worden uitgevoerd. De president gaat ervan uit dat dat zal gebeuren.
Dat betekent dat aan het belang van verzoeker en de overige bewoners van de Goudflat om niet in hun woon- en leefgenot en veiligheid te worden aangetast in zodanige mate tegemoet is gekomen, dat in het onderhavige geval gezegd kan worden dat verweerders bij afweging van de in aanmerking komende belangen doorslaggevende betekenis hebben mogen toekennen aan het aan de realisering van de voetbalkooi verbonden (meer algemene) belang en mitsdien ten behoeve van die realisering in redelijkheid vrijstelling hebben kunnen verlenen van het vigerende bestemmingsplan.
Uit het vorenoverwogene volgt dat het beroep ongegrond moet worden verklaard.
Omdat nader onderzoek niet verder zal bijdragen aan de beoordeling van de zaak zal de president op de voet van artikel 8:86, eerste lid, Awb, onmiddellijk uitspraak doen in de hoofdzaak.
Aangezien onmiddellijk uitspraak wordt gedaan in de hoofdzaak, waardoor het bestreden besluit niet langer onderwerp vormt van een door de rechtbank te beslissen geschil, bestaat er geen grond meer voor het treffen van een voorlopige voorziening.
Het verzoek om een voorlopige voorziening zal daarom worden afgewezen.
3. BESLISSING
De president van de Arrondissementsrechtbank te Groningen,
RECHT DOENDE,
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Aldus gegeven door mr. P.H.M. Smeets als president en in het openbaar door hem uitgesproken
op 2 april 2001 in tegenwoordigheid van H. 't Hart als griffier.
De griffier, wnd. De president, fgd.
De president wijst er op dat belanghebbenden binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak, met uitzondering van de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening, daartegen hoger beroep kunnen instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA in Den Haag.
Tegen de afwijzing van het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: 2 april 2001
typ: