Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1256

Datum uitspraak2001-04-12
Datum gepubliceerd2004-08-25
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Groningen
ZaaknummersAWB 01/264 BESLU V01
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verweerder heeft de aan verzoeker verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorvoertuigen voor de categorie tot en met 3.500 kg met ingang van 19 maart 2001 voor de duur van twaalf weken ingetrokken.


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE GRONINGEN SECTOR BESTUURSRECHT Reg.nr.: AWB 01/264 BESLU V01 U I T S P R A A K van de president van de Arrondissementsrechtbank te Groningen inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van [verzoeker], h.o.d.n. 'Autoplaza Groningen', te Groningen, verzoeker, ten aanzien van het besluit van 12 maart 2001, nr. VIZ2001/1025, van de algemeen directeur van de Rijksdienst voor het Wegverkeer, verweerder. 1. PROCESVERLOOP Bij besluit van 12 maart 2001, nr. VIZ2001/1025, heeft verweerder de aan verzoeker verleende erkenning voor het uitvoeren van periodieke keuringen van motorvoertuigen voor de categorie tot en met 3.500 kg met ingang van 19 maart 2001 voor de duur van twaalf weken ingetrokken. Tegen dit besluit (hierna te noemen: het bestreden besluit) heeft verzoeker bij brief van 13 maart 2001 beroep ingesteld bij de rechtbank, welk beroep met toepassing van artikel 6:15 Awb aan verweerder is doorgezonden ter behandeling als bezwaarschrift. Bij verzoekschrift van gelijke datum heeft verzoeker de president gevraagd met betrekking tot het bestreden besluit een voorlopige voorziening te treffen, in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst. Verweerder heeft op 21 maart 2001 de op de zaak betrekking hebbende stukken ingediend. Afschriften van de gedingstukken zijn, voor zover niet door hen ingediend, aan partijen verzonden. Het verzoek is behandeld ter zitting van de president van 9 april 2001. Verzoeker is ter zitting in persoon verschenen. Hij heeft zich doen bijstaan door de heer [betrokkene 1]. Verweerder heeft zich ter zitting laten vertegenwoordigen door de heer C. van der Berg, ambtenaar ten departemente. Partijen hebben hun standpunt toegelicht en hebben desgevraagd inlichtingen verschaft. 2. RECHTSOVERWEGINGEN De feiten. Verzoeker exploiteert op het perceel [adres bedrijf] een garagebedrijf. Op 18 oktober 2000 heeft verweerder in het kader van een steekproef in de keuringsplaats aldaar, met het keuringsnummer GC34G01, getracht het voertuig met het kenteken YT-97-XJ bij wijze van steekproef te herkeuren, hetgeen niet is gelukt omdat het voertuig niet aanwezig was voor het kunnen uitvoeren van de steekproef. Verweerder heeft op grond hiervan geconcludeerd dat verzoeker niet alle medewerking heeft verleend, maar heeft uitdrukkelijk geen ander besluit genomen dan vervallenverklaring van de door verzoeker verleende goedkeuring van het voertuig. Voorts heeft verweerder de eigenaar van het voertuig aangeschreven dat goedkeuring alsnog kan worden verkregen door het voertuig te laten keuren in het station van de RDW te Groningen. De eigenaar heeft het voertuig daarop ter keuring aangeboden aan de RDW. De vervolgens verrichte keuring heeft verweerder tot de conclusie geleid dat er gebreken waren aan het voertuig, die aanwezig moesten zijn geweest bij de keuring door verzoeker en die tot afkeuring hadden moeten leiden. Daarop heeft verweerder geconcludeerd dat verzoeker de keuringseisen niet op de juiste wijze heeft toegepast. Dit is medegedeeld aan verzoeker. Deze is op 26 oktober 2000 in dat kader door verweerder gehoord. Bij brief van 15 november 2000 heeft verweerder verzoeker medegedeeld dat hij heeft besloten de geconstateerde gebreken om te zetten in punten en deze punten overeenkomstig het bij de steekproefkeuringen toegepaste systeem, op te nemen in de door dit systeem gegenereerde vastlegging. Daarbij heeft verweerder er naar diens zeggen rekening mee gehouden dat de aard en ernst van deze gebreken zodanig waren, dat de gebreken niet konden zijn ontstaan in de week tussen de keuring door verzoeker en de keuring door de RDW. Tegen evengenoemde brief van 15 november 2000 heeft verzoeker bij brief van 21 november 2000 bij verweerder een bezwaarschrift ingediend. Verweerder heeft dit bezwaarschrift bij besluit van 18 januari 2001 niet-ontvankelijk verklaard op grond van de overweging dat geen sprake is van een besluit als bedoeld in artikel 1:3 Awb. Later heeft verweerder beslist dat bij het voertuig met het kenteken BL-82-ZV de betreffende keuringseisen niet op juiste wijze zijn toegepast. Verzoeker heeft zich bij die beslissing neergelegd. Ook hiervoor zijn strafpunten toegevoegd aan de vastlegging middels het cusumsyteem. Aangezien daardoor de zogenoemde grenswaarde in de P-klasse is overschreden heeft verweerder bij het thans in bezwaar bestreden besluit van 12 maart 2001, de APK-erkenning van verzoeker op grond van het bepaalde in artikel 87, tweede lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW), met ingang van 19 maart 2001 voor de duur van twaalf weken ingetrokken. Verzoeker verzet zich tegen dit besluit met de stelling dat de toevoeging van strafpunten in verband met de (her)keuring van het voertuig YT-97-XJ rechtens niet is toegestaan. Verweerder meent dat dit wel is toegestaan. Dit is het tussen partijen in geding zijnde punt van geschil. Beoordeling van het verzoek. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, Awb, kan, voor zover hier van belang, indien tegen een besluit een bezwaarschrift is ingediend, de president van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor de beoordeling van het verzoek is het in de eerste plaats van belang een oordeel te geven over de vraag of verweerder in het onderhavige geval bevoegd was om op grond van artikel 87, tweede lid, onder b, WVW, over te gaan tot intrekking van de erkenning van verzoeker en, zo ja, of de wijze waarop verweerder van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt naar het oordeel van de president de rechterlijke toetsing kan doorstaan. Daarbij zal de president zich beperken tot voormeld punt van geschil. Artikel 87 WVW bepaalt dat de Dienst Wegverkeer een erkenning kan intrekken of wijzigen indien degene aan wie de erkenning is verleend in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, onderdeel a, of de regels, bedoeld in artikel 76, derde lid, een keuringsbewijs afgeeft voor een motorrijtuig of een aanhangwagen. In artikel 90 en 91 van de WVW worden herkeuring en deskundigenonderzoek geregeld. Artikel 53 van de Erkenningsregeling APK bepaalt dat in het kader van het toezicht op de erkenninghouder door de Dienst Wegverkeer een systeem van bonus- en strafpunten voor de erkenninghouder wordt vastgesteld. Aan de hand van dit systeem kan onder meer worden vastgesteld of de erkenning wordt ingetrokken. Artikel 64 van de Erkenningsregeling APK bepaalt dat: 1. Het resultaat van de steekproef meetelt in het systeem, bedoeld in artikel 53; 2. De resultaten van de herkeuring en het deskundigenonderzoek, bedoeld in de artikelen 90 en 91 van de WVW worden meegenomen in het systeem, bedoeld in artikel 53. Aldus vormen de artikelen 53 en 64 van de Erkenningsregeling APK onderdelen van het beleid dat verweerder voert bij de toepassing van de bevoegdheid, die hem ingevolge het tweede lid van artikel 87 van de WVW toekomt als door de erkenninghouder in strijd met de regels een goedkeuring is verleend. Deze artikelen zijn zodanig geredigeerd dat de erkenninghouder, die middels lezing van deze artikelen op de hoogte komt van het beleid van verweerder en bijgevolg zijn handelen daar op afstemt, er van uit mag gaan dat deze een weergave zijn van het beleid van verweerder op het punt van het meenemen van bevindingen in het cusumsyteem. Nu dit het enige door verweerder bekend gemaakte beleid is, is verweerder daaraan uit het oogpunt van het vertrouwens- dan wel rechtszekerheidsbeginsel ten opzichte van verzoeker gebonden. Dit leidt tot de gevolgtrekking dat geen andere bevindingen mogen worden meegenomen in de op verzoeker betrekking hebbende vastlegging middels het cusumsyteem, dan bevindingen tijdens onderzoeken/keuringen die genoemd zijn in de artikelen 53 en 64 van de Erkenningsregeling APK. De president is met verzoeker van oordeel dat daarin niet genoemd is een keuring na een intrekking door verweerder van een door verzoeker verleende goedkeuring (daargelaten de rechtsgeldigheid daarvan). Deze is met name niet te begrijpen als herkeuring op bezwaar, gemaakt door een belanghebbende, als bedoeld in de artikel 91 van de Erkenningsregeling APK. Dit heeft tot gevolg dat verweerder zich niet heeft gehouden aan het eigen beleid bij de vaststelling of sprake is van een situatie waarin overgegaan wordt tot intrekking van de erkenning op grondslag van onderdeel b van het tweede lid van artikel 87 WVW. Nu dit oordeel wordt gegeven tijdens de bezwaarprocedure, terwijl verweerder eerst tijdens de terechtzitting op de grondslag van dit oordeel heeft gereageerd, vindt de president in het oordeel zelve niet een voldoende basis om over te gaan tot de door verzoeker verlangde en niet in de tijd beperkte schorsing van het besluit van besluit van 12 maart 2001. De president stelt vast dat verzoeker onweersproken heeft gesteld dat hij in hoge mate afhankelijk is van de erkenning voor de door hem gegenereerde omzet in het garagebedrijf. De president acht deze stelling niet onaannemelijk. De president stelt voorts vast dat er geen sprake is van een situatie die in de ogen van verweerder noopt tot onmiddellijke intrekking van de erkenning. Deze vaststellingen geven, in samenhang met voormeld oordeel, de president reden om het besluit van verweerder van 12 maart 2001 te schorsen gedurende de loop van de bezwaarprocedure. Dit leidt tot de volgende beslissing. 3. BESLISSING De president: - schorst het besluit van verweerder van 12 maart 2001 met ingang van heden tot de dag, volgend op de dag van bekendmaking van het besluit op het bezwaar, dat is ingediend tegen het besluit van 12 maart 2001; - bepaalt dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer het door verzoeker betaalde griffierecht van ¦ 225,- aan eiser vergoedt. Aldus gegeven en in het openbaar uitgesproken op 12 april 2001 door mr. A.H.J. Lennaerts, president, in tegenwoordigheid van M.J. 't Hart, griffier. M.J. 't Hart A.H.J. Lennaerts Tegen deze beslissing staat geen voorziening open Afschrift verzonden op: 12 april 2001 typ: fz