Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1154

Datum uitspraak2001-04-10
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
Zaaknummers16/
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer : 16/ Datum uitspraak : 10 april 2001 Tegenspraak Verkort vonnis Raadsman: mr. W.J. Ausma G/T: Nee V O N N I S van de arrondissementsrechtbank te Utrecht, meervoudige economische strafkamer, in de zaak tegen: [verdachte], Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 27 maart 2001. 1. De tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. 2. De bewijsbeslissing 2.1. Vrijspraak Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder feit 1 onder VII en feit 3 is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. 2.2. De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1 onder I, onder II, onder III, onder IV, onder V, onder VI, onder VIII en onder IX, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II en III (feit 1 onder V) van dit vonnis. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd. Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad. Hetgeen onder feit 1 onder I, onder II, onder III, onder IV, onder V, onder VI, onder VIII en onder IX, feit 2 en feit 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 3. De strafbaarheid van de feiten Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op. Ten aanzien van het onder feit 1 onder I, onder II, onder III, onder V, onder VI en onder XI bewezenverklaarde: opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, meermalen gepleegd Ten aanzien van het onder feit 1 onder IV en onder VIII bewezenverklaarde: medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, meermalen gepleegd Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 24 van de Wet milieugevaarlijke stoffen, tweemaal gepleegd Ten aanzien van het onder 4 bewezenverklaarde: opzettelijke overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 8.1, eerste lid aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer Het onder feit 1 onder V sub C, voorzover betrekking hebbende op de Chinese vlinders, bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte moet voor wat betreft dat gedeelte van het feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het onder feit 1 onder VI sub B, voorzover betrekking hebbende op de flowerbeds, bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte moet voor wat betreft dat gedeelte van het feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Het onder feit 1 onder IX sub B, voorzover betrekking hebbende op de Chinese vlinders en de flowerbeds, bewezenverklaarde levert geen strafbaar feit op. De verdachte moet voor wat betreft dat gedeelte van het feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging. 4. De strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar. 5. Motivering van de op te leggen sancties Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte. Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen: - Verdachte heeft gedurende een periode van meer dan een maand een grote hoeveelheid illegaal vuurwerk opgeslagen, zonder hierbij de te voldoen aan de vereiste vergunningen. Verdachte heeft voorts in een bestelbusje een hoeveelheid vuurwerk voorhanden gehad. - Door aldus te handelen zijn mensen in aanraking gekomen met vuurwerk, waarbij de veiligheid niet gegarandeerd is. Door verdachten is aldus een zeer gevaarlijke situatie gecreëerd voor zichzelf en voor anderen. - Verdachte en -in het voorkomende geval- zijn mededader hebben gedurende een korte periode een grote hoeveelheid vuurwerk Nederland ingevoerd en afgeleverd aan diverse personen. Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op: - de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. *, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten. - een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. *, opgemaakt door *, reclasseringswerker. Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur en een voorwaardelijke geldboete passend en geboden. De raadsman heeft verzocht om het onvoorwaardelijke deel van een eventuele gevangenisstraf om te zetten in een werkstraf. De rechtbank overweegt hieromtrent, dat de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het feit dat verdachte reeds meerdere malen in de gelegenheid is gesteld arbeid ten algemenen nutte te verrichten, zich verzetten tegen het verrichten van een dergelijke straf. De rechtbank acht een vrijheidsstraf daarom beter geschikt om de verdachte de onjuistheid van zijn handelswijze te doen inzien dan een werkstraf. Verbeurdverklaring: Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: - een auto met kenteken [nummer], van het merk Fiat, type Scudo 1.9D, kleur wit; is vatbaar voor verbeurdverklaring, aangezien met betrekking tot dit voorwerp, dat niet aan verdachte toebehoort, enkele van de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. Volgens eigen verklaring van de verdachte was de rechthebbende van deze auto, te weten zijn vriendin, bekend met het gebruik in verband daarmede. Voornoemd voorwerp zal daarom verbeurd worden verklaard. 6. De toepasselijke wettelijke voorschriften Behoudens op de reeds aangehaalde artikelen zijn de op te leggen straffen gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c, 27, 33, 33a, 47, 57 en 62 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, de artikelen 1, 3, 4, 6, 15 en 17 van het Vuurwerkbesluit Wet milieugevaarlijke stoffen en de Bijlage III (onder A2) van de Regeling Nadere Eisen aan vuurwerk. 7. DE BESLISSING: De rechtbank beslist als volgt: Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder feit 1 onder VII en feit 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart bewezen dat de verdachte de onder feit 1 onder I, onder II, onder III, onder IV, onder V, onder VI, onder VIII en onder IX, feit 2 en feit 4 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II en III van dit vonnis, heeft begaan. Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1 onder I, onder II, onder III, onder IV, onder V, onder VI, onder VIII en onder IX, feit 2 en feit 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij. Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert. Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar. Verklaart het onder feit 1 onder V sub C, voorzover betrekking hebbende op de Chinese vlinders, het onder feit 1 onder VI sub B, voorzover betrekking hebbende op de flowerbeds en het onder feit 1 onder IX sub B, voorzover betrekking hebbende op de Chinese vlinders, bewezenverklaarde niet strafbaar. Ontslaat de verdachte voor het onder feit 1 onder V sub C, voorzover betrekking hebbende op de Chinese vlinders, het onder feit 1 onder VI sub B, voorzover betrekking hebbende op de flowerbeds en het onder feit 1 onder IX sub B, voorzover betrekking hebbende op de Chinese vlinders en de flowerbeds, bewezenverklaarde van alle rechtsvervolging. Ten aanzien van het onder 1 (als hierboven vermeld) en 4 bewezenverklaarde: Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de tijd van 12 maanden. Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. Veroordeelt de verdachte voorts tot betaling van een GELDBOETE van f 15.000,00 (vijftienduizend gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 110 dagen. Bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde: Veroordeelt de verdachte tot betaling van een GELDBOETE van f 2.500,00 (vijfentwintighonderd gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 35 dagen. Veroordeelt de verdachte voorts tot betaling van een GELDBOETE van f 2.500,00 (vijfentwintighonderd gulden), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 35 dagen. Bepaalt dat deze geldboetes niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast. Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren. Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien: - de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt. Verklaart verbeurd: - een auto met kenteken [nummer], van het merk Fiat, type Scudo 1.9D, kleur wit. Heft het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op. Dit vonnis is gewezen door: mrs. M.J. Smit, J.R. Krol en R. Kool, bijgestaan door mr. M.J. Ouweneel als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 april 2001. Mr Smit is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.