Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1138

Datum uitspraak2001-04-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06.060009-01
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 06.060009-01 Uitspraak d.d.: 18 april 2001 Tegenspraak - dip VERKORT VONNIS In de zaak tegen Verdachte L geboren op 14 augustus 1960 wonende te G, thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te A. Onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van 4 april 2001. De tenlastelegging Aan verdachte is (kort samengevat) het volgende ten laste gelegd 1 Het op 4 januari 2001 in G. plegen van een poging tot doodslag op, althans van het toebrengen van een diepe steekwond in de linkerzij van, althans een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een gemeente-ambtenaar, door deze met een mes in de linkerzij te steken 2 alsmede het toen bedreigen van deze gemeente-ambtenaar door dreigend een mes op borsthoogte van die gemeente- ambtenaar te houden. Vrijspraak Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan. Hoewel er onmiskenbaar een zeer bedreigende situatie was ontstaan, heeft de rechtbank niet voldoende de overtuiging bekomen dat verdachte het slachtoffer heeft willen bedreigen. De verdachte behoort hiervan te worden vrijgesproken. Bewezenverklaring Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde en dus de poging tot doodslag heeft begaan. Wat meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. De verdachte be-hoort daarvan te worden vrijgesproken. Strafbaarheid van het bewezenverklaarde Het bewezene levert op het misdrijf feit 1 primair: poging tot doodslag, strafbaar gesteld bij artikel 287 juncto 45 van het Wetboek van Strafrecht. Strafbaarheid van de verdachte Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Oplegging van straf en/of maatregel Gelet op de aard en de ernst van hetgeen is bewezen verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdach-te, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf als na te melden - met welke strafmodaliteit verdachte heeft ingestemd - op zijn plaats. Bedoelde taakstraf zal moeten worden verricht op een projectplaats als opgenomen in de door de Reclassering Nederland gehanteerde lijst van projectplaatsen. De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen dat, naar de ervaring leert, delicten als de onderhavige veelal de oorzaak zijn van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Zij dragen bovendien bij aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid. Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp, met behulp waarvan het bewezenverklaarde is begaan, dient te worden verbeurd verklaard. Overige toepasselijke wetsartikelen De strafoplegging is behalve op de hiervoor al vermelde artikelen gegrond op de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 27, 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing De rechtbank beslist als volgt. Verklaart niet bewezen, dat verdachte het onder 2 tenlastegeleg-de heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het onder 1 primair tenlastegelegde heeft begaan. Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf poging tot doodslag. Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar. Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot: een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden. Bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 8 maanden niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelas-ten, op grond dat veroor-deelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de navolgende bijzon-dere voorwaarde niet heeft nageleefd. Stelt als bijzondere voorwaarde dat veroordeelde zich geduren-de de proeftijd zal gedragen naar de aanwijzingen en voor-schriften die veroordeelde zullen worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland, arrondissement Zutphen, zolang deze instelling dit noodzakelijk oordeelt. Geeft deze instelling opdracht de veroordeelde bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen. Bepaalt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. een taakstraf, zijnde een werkstraf gedurende 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen. Beveelt de opheffing van de voorlopige hechtenis op het moment dat het voorarrest gelijk zal zijn aan het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf. Verklaart het inbeslaggenomen en niet teruggegeven mes verbeurd. Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, De Visser en Davids, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 april 2001.