
Jurisprudentie
AB1132
Datum uitspraak2001-04-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06.080316-00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers06.080316-00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Parketnummer: 06.080316-00
Uitspraak d.d.: 18 april 2001
Tegenspraak - dip
VERKORT VONNIS
In de zaak tegen
Verdachte A,
geboren op 30 juni 1981.
wonende te D
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring te D.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting
van 4 april 2001.
De tenlastelegging
Aan verdachte is -kort samengevat- het volgende ten laste gelegd :
Het samen met anderen plegen van een roofoverval op 4 december 2000
op een juwelier te Elburg, door vermomd met bivakmutsen en/of nylonkousen de juwelierszaak binnen te dringen en eenmaal binnen door dreiging met een dolkmes de eigenaresse te dwingen tot afgifte van de sleutels van een vitrinekast en door geld en sieraden te stelen.
Bewezenverklaring
Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op de misdrijven:
feit 1:
medeplegen van afpersing,
strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto 47 van het Wetboek van Strafrecht;
feit 2:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aanne-melijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Oplegging van straf en/of maatregel
De rechtbank acht na te melden strafoplegging in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezen-verklaarde, de omstandigheden waar-onder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onder-zoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij haar straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen - en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een on-voorwaardelijke vrijheidsstraf van na te melden duur leiden - :
de recidive van verdachte terzake van gekwalificeerde vermogensdelicten, soortgelijk aan de onderhavige, zulks temeer nu de proeftijd terzake een eerdere veroordeling tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf nog niet is verstreken;
dat verdachte blijkens de stukken en het ter terechtzitting verhandelde, bij de voorbereiding en uitvoering van de delicten een prominente rol heeft gespeeld;
dat, naar de ervaring leert, delicten als de onderhavige veelal de oorzaak zijn van langdurige en ingrijpende angstgevoelens bij het directe slachtoffer. Zij dragen bovendien bij, aan in de samenleving levende gevoelens van onveiligheid.
Overige toepasselijke wetsartikelen
De strafoplegging is behalve op de hiervoor al vermelde artikelen gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Verklaart, zoals hiervoor overwogen, bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt hem daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
Het bewezenverklaarde levert op de misdrijven:
medeplegen van afpersing;
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart de verdachte ter zake van het bewezenverklaarde strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Bepaalt, dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerleg-ging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorge-bracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Aldus gewezen door mrs. Van Harreveld, voorzitter, De Visser en Vierveijzer, rechters, in tegenwoordigheid van Wiering, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting
van 18 april 2001.