
Jurisprudentie
AB1128
Datum uitspraak2001-04-18
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830012-01
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830012-01
Statusgepubliceerd
Uitspraak
parketnummer: 19.830012-01
uitspraak dd.: 18 april 2001
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE ASSEN
STRAFVONNIS van de meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats en -datum verdachte],
thans verblijvende in [verblijfplaats verdachte].
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 11 april 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door zijn raadsman mr. P.C. van Diest, advocaat te Zuidlaren.
MOTIVERING
De rechtbank heeft kennis genomen van het dossier waaronder het ambtelijk verslag van mr. [naam officier van justitie], inhoudende een 'advies inzake afdoening strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot opmaken proces-verbaal', dd. 5 april 2001.
Hetgeen in dit ambtelijk verslag staat vermeld levert naar het oordeel van de rechtbank aanwijzingen op voor het feit dat gebruik is gemaakt van een opsporingsmiddel (observatie) zonder dat daarvan proces-verbaal is opgemaakt of daarvan melding is gemaakt. Vooralsnog is de rechtbank van mening dat proces-verbaal opgemaakt had moeten worden of tenminste van de observatie melding gemaakt had moeten worden (zie HR 19 december 1995, NJ 1996, 249).
Het is slechts als gevolg van een ingesteld strafrechtelijk en disciplinair onderzoek tegen [naam politiefunctionaris] dat aan het licht is gekomen dat hij vermoedelijk ten behoeve van het onderhavige strafrechtelijke onderzoek geobserveerd heeft.
In de in het ambtelijk verslag weergegeven verklaringen ziet de rechtbank verder aanwijzingen dat door één of meer politiefunctionarissen bewust onjuiste en/of onvolledige informatie is verstrekt over de door [naam politiefunctionaris] verrichte (opsporings)activiteiten.
Zijn deze aanwijzingen juist dan betekent dit dat bewust materiaal is achtergehouden met als (beoogd/aanvaard) gevolg dat de verdediging de rechtmatigheid van het opsporingsonderzoek niet ter discussie kan stellen en de rechtbank die rechtmatigheid niet kan onderzoeken.
Deze aanwijzingen acht de rechtbank dermate ernstig dat de rechtbank het onderzoek ter zitting zal heropenen teneinde vast te stellen of en in welke mate geobserveerd is en in hoeverre hierover door de opsporingsambtenaren bewust is gezwegen of misleidende informatie is verstrekt.
De rechtbank acht het noodzakelijk dat het proces-verbaal van [naam politiefunctionaris], hoofdinspecteur van politie Drenthe, en [naam politiefunctionaris], inspecteur van politie Drenthe, zoals genoemd in het 'advies inzake afdoening strafrechtelijk onderzoek met betrekking tot opmaken proces-verbaal' dd. 5 april 2001, van mr. [naam officier van justitie], officier van justitie te Assen, aan mr. [naam hoofdofficier van justitie], hoofdofficier van justitie te Assen, aan het dossier toegevoegd wordt.
Het komt de rechtbank tevens noodzakelijk voor dat in deze zaak alsnog als getuigen worden gehoord:
[naam getuige], opperwachtmeester KMAR District Noord, tactisch coördinator van het BOKO-team;
[naam getuige], adjudant-onderofficier KMAR District Noord, teamleider van het BOKO-team;
[naam getuige], inspecteur van politie Drenthe;
[naam getuige], brigadier/rechercheur van politie Drenthe, werkzaam bij het bureau Vreemdelingenzorg;
[naam getuige], brigadier/rechercheur van politie Drenthe, werkzaam bij het bureau Vreemdelingenzorg;
[naam getuige], brigadier van politie Drenthe.
BESLISSINGEN
De rechtbank:
beveelt, dat het onderzoek ter terechtzitting in deze zaak zal worden heropend ter terechtzitting van 4 mei 2001 te 14.00 uur;
stelt de stukken in handen van de officier van justitie, opdat hij voornoemd proces-verbaal aan het dossier zal toevoegen;
beveelt de oproeping van voornoemde getuigen tegen bovengenoemde zitting;
beveelt de oproeping van verdachte tegen bovengenoemde zitting.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. van der Herberg, voorzitter, en mrs. J.D. den Hartog en G. Kaaij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.S. Vreugdenhil, griffier, en uitgesproken - bij vervroeging - ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 18 april 2001, zijnde mrs. Den Hartog en Kaaij buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.