
Jurisprudentie
AB1077
Datum uitspraak2001-04-13
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersKG 01/0648
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Amsterdam
ZaaknummersKG 01/0648
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Pee/jb
vonnis 13 april 2001
DE PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE AMSTERDAM, RECHTSPREKENDE IN KORT GEDING in de zaak
met rolnummer KG 01/0648 Pee van
de vereniging FNV BONDGENOTEN,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s
procureur mr E. Unger,
advocaat mr R. van de Water (Utrecht),
t e g e n
de vereniging FEDERATIE HET INSTRUMENT,
gevestigd te Amersfoort,
g e d a a g d e , vrijwillig verschenen,
procureur mr Ch.M. de Ruiter,
advocaat mr D.G.M. de Grave-Verkerk.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE:
Ter terechtzitting van 12 april 2001 heeft eiseres, hierna FNV, gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotoko-pie aan dit vonnis gehechte concept-dagvaarding.
Gedaagde, hierna FHI, heeft verweer ge-voerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voor-zie-ning.
Na verder debat hebben partijen stukken, waaronder van weerszijden producties en pleitnotities, overgelegd voor vonniswijzing.
GRONDEN VAN DE BESLISSING:
1. In dit geding wordt van de volgende feiten uitgegaan.
a. FHI -een federatie voor diverse technologische branches in Nederland- heeft vanaf dinsdag 3 april 2001 tot en met vrijdag 6 april 2001 voor eigen rekening en risico een vakbeurs "Electronics & Automation" (hierna: de beurs) in de Jaarbeurs in Utrecht gehou-den.
b. Tussen FNV en de N.V. Nederlandse Spoorwegen (NS) is sinds enige tijd overleg gaande over een arbeidsrechte-- lijke kwestie, namelijk de procesvereenvoudi-ging die NS wenst door te voeren. Omdat dit overleg was vastgelo-- pen heeft FNV haar leden opge-roepen tot een algehe-le werkstaking bij NS op donderdag 5 en vrijdag 6 april 2001. Het voornemen tot deze staking is op 29 maart 2001 in de media bekend gemaakt en op 30 maart 2001 aan NS aangezegd.
c. Op 4 april 2001 heeft FHI aan FNV onder meer laten weten
"voor wat betreft de bezoekers zijn wij, de organisatie, voor een belangrijk deel afhankelijk van het vervoer per trein (...). De door u aangekondigde staking zal voor wat betreft de beurs (...) tot een aanzienlijke daling in het bezoekersaantal leiden hetgeen voor FHI tot inkomstenderving zal leiden en een aanzienlijke schade-post zal opleve-ren in de orde van grootte van NLG 2 miljoen. (...)
en FNV verzocht af te zien van de staking.
d. Leden van FNV, werkzaam bij NS, hebben op donder-dag 5 april 2001 en vrijdag 6 april 2001, het werk gestaakt, waardoor landelijk het reizen per trein vrijwel onmoge-- lijk was.
e. Op 6 april 2001 heeft FHI ten laste van FNV vier conser-- vatoire derdenbeslagen gelegd onder respectievelijk Post-bank N.V., ABN AMRO Bank N.V., ING Bank N.V. en SNS Neder-land N.V., zulks ter verzekering van de door haar gestelde schadevordering op FNV wegens onrechtmatig handelen (het doorzetten van de staking ondanks de wetenschap dat daardoor het openbare leven ontwricht zou worden en schade zou ontstaan, onder meer voor FHI).
2. FNV vordert opheffing van de onder 1.e. genoemde besla-gen.
Zij stelt daartoe dat de staking op 5 en 6 april 2001 rechtmatig was, zoals wel blijkt uit een in hetzelfde arbeidsconflict door de president te Utrecht op 31 maart 2001 tussen (onder meer) de Consumentenbond als eiseres en een andere vakbond, de VVMC, en NS Reizigers B.V. als ge-daagden in kort geding gewezen von-nis.
Volgens FNV voldeed de staking aan de in het Europees Sociaal Handvest (ESH) en de daarop geënte jurisprudentie gestelde normen: er was sprake van een belangen-ge-schil, de sta-king was een uiterste mid-del, en de staking was tijdig aange-zegd. Wat dat laatste aan-gaat: door de tijdige aanzeg-ging zijn ook de belangen van derden niet geschaad; het publiek (en ook FHI) heeft zich op de staking kunnen in-stellen, zodat de staking het maat-schappe-lijk leven niet zodanig on-twrichtte dat de in arti-kel 31 lid 1 van het Europees Sociaal Hand-vest (ESH) neer-geleg-de beper-king van het sta-kingsrecht ten behoeve van derden niet prevaleerde boven het in artikel 6 lid 4 ESH neergelegde stakingsrecht.
Indien moet worden aangenomen dat de staking wél onrechtma-tig jegens FHI was, betwist FNV subsidiair dat FHI schade heeft gele-den als gevolg van de staking; volgens haar was de Jaarbeurs in Utrecht op 5 en 6 april 2001 in Utrecht met auto en bus goed bereikbaar. Ook valt uit de stellingen in het aan de beslagen voorafgaande verlofrekest niet af te leiden waaruit de door FHI gestelde schade precies bestaat. Als gevolg van de beslagen kan FNV de lonen van haar werk-nemers niet betalen en ook andere financiële verplichtingen niet voldoen, aldus nog steeds FNV.
3. FHI heeft zich als volgt verweerd.
De staking is on-rechtmatig jegens FHI, gelet op de oneven-redige gevolgen die deze staking voor haar heeft. De schade die FHI geleden heeft, was door FNV te voorzien (zie hier-voor onder 1.c. en bovendien is FHI in 1992 ook al getrof-fen door een door FNV georganiseerde treinstaking) en is disproportioneel groot. Het gaat in deze om specifi-cieke belangen, en niet, zoals in het hier-voor onder 2. genoemde kortgeding vonnis om meer algemene belangen van "der-den" die door de staking getroffen worden.
De beurs wordt tweejaarlijks gehouden en richt zich op een bijzondere doelgroep, professionals op technisch gebied. De loca-tie -de Jaar-beurs- is gekozen met oog op de bereikbaar-heid per trein; FHI roept bezoekers ook op om met de trein naar de beurs te komen.
Op grond van de in 1999 gehouden beurs -die op de donder-dag door 2900 mensen bezocht werd, en op de vrijdag door bijna 2800 mensen- mocht FHI op donderdag 5 en 6 april 2001 hetzelfde aantal bezoekers verwachten. In werkelijkheid bezochten op donder-dag 5 april 2001 slech-ts 1875 mensen de beurs en op vrijdag 6 april 1597 mensen. Het aantal bezoe-kers van de beurs op de dinsdag en de woensdag in 1999 en 2001 zijn daarentegen ongeveer gelijk. De vermindering van het aantal bezoekers op de beide stakingsdagen (5 en 6 april 2001) kan alleen het gevolg zijn van de staking. Ook zijn een aantal mensen eerder dan gebruike-lijk weggegaan vanwege de -ook al door de staking veroorzaakte-
verkee-rschaos op de wegen.
FHI heeft ongeveer 8,5 miljoen gulden in deze beurs geïn-vesteerd, namelijk de huur van de zes hallen in de Jaar-beurs, marketing, personeelskosten en standbouw. De directe schade als gevolg van de staking bedraagt ongeveer 2,5 miljoen, immers het aantal bezoekers was tengevolge van de staking ongeveer 25% lager dan zonder staking verwacht had mogen worden.
FHI heeft er groot belang bij dat de gelegde beslagen blijven liggen, temeer omdat FHI waarschijnlijk de eerste is in een vermoe-delijk lange rij van crediteuren die ver-haal op FNV zullen zoeken voor de door de staking geleden schade.
Aldus nog steeds FHI.
beoordeling van het geschil:
4.1. Een conservatoir beslag kan opgeheven worden indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de vordering ter verzekering waarvan dat beslag is gelegd. Zulks is in deze het geval.
4.2. De grondslag van de schadevordering die FHI stelt te hebben op FNV is dat de staking jegens FHI onrechtmatig was als gevolg waarvan zij schade heeft geleden. Voorshands kan echter niet worden aangenomen dat de staking onrechtmatig is geweest tegenover FHI.
4.3. Krachtens artikel 6 lid 4 van het Europees Sociaal Handvest en de daarop gebaseerde jurisprudentie heeft een organisa-tie van werknemers de bevoegdheid op te roepen tot staking en andere collectieve acties in geval van één of meer belangengeschillen met een werkgever, indien in daar-over gevoerde onderhandelingen een impasse is vastgesteld. Daarmee is de rechtmatigheid van de staking gegeven, tenzij de werknemersorganisatie één of meer in de rechtspraak ontwikkelde procedureregels voorafgaand aan de staking heeft geschonden.
In dit geding is door FHI aangevoerd dat de staking niet tijdig is aangekondigd omdat eerst in de avond van 4 april 2001 bekend zou zijn geworden dat op 5 april 2001 zou worden gestaakt. Door FHI is ter zitting echter niet meer weersproken de stelling van FNV dat zij reeds in de media op 29 maart 2001 de staking voor 5 april 2001 had aangekon-digd. In een conflict als het onderhavige is dat voldoende tijdig om belanghebbenden de gelegenheid te bieden om maatregelen te nemen om nadelige gevolgen van de staking op 5 april zoveel als mogelijk te voorkomen.
Dat FNV tot 4 april 2001 in haar uitingen op grond van diverse ontwikkelingen in het overleg met NS naar buiten de mogelijkheid heeft opengelaten dat wellicht op 5 april niet zou worden gestaakt betekent niet dat de aankondiging van de staking gedaan op 29 maart daarmee was teruggenomen.
4.4. Nu in dit geding geen verdere feiten zijn genoemd die tot de conclusie zouden kunnen leiden dat FNV in de proce-dure ter voorbereiding van de staking onzorgvuldig heeft gehandeld moet voor de verdere beslissing het uitgangspunt zijn dat de stakingsoproep van FNV in beginsel jegens FHI rechtmatig was. Het enkele feit dat derden als FHI daardoor enige schade zouden lijden, zelfs schade van aanzienlijke omvang, maakt dit niet anders tenzij de afweging van belan-gen waartoe de beperking van de stakingsvrijheid neergelegd in artikel 31 ESH noopt, dat meebrengt.
4.5. Die afweging leidt in dit geval echter niet tot die conclusie.
Allereerst is ter zitting gebleken dat de beurs en de congressen van FHI bereikbaar zijn gebleven op 5 en 6 april. Op die dagen bezochten weliswaar minder bezoekers dan verwacht de beurs, maar op beide dagen bereikte meer dan de helft van het verwachte aantal bezoekers de beurs wel.
Voorts moet uit de ter zitting gegeven inlichtingen voors-hands worden aangenomen dat de -overigens door FNV betwis-te- schade in elk geval beperkt is gebeleven tot het ver-lies van toegangsgelden tot een bedrag van ¦ 60.000,--, een schade, de belangen van FNV in haar concflict met NS in aanmerking nemend, waardoor die belangen afwegend, geen inbreuk wordt gemaakt op de rechten en vrijheden van ande-ren als bedoeld in artikel 31 ESH, hoe teleurstellend voor FHI ook.
Dergelijke schade behoort tot de risico's van een ieder die deelneemt aan het economisch verkeer in een democratisch georganiseerde samenleving, waarin het recht op collectieve actie voor werknemers(organisaties) als middel om in de economische verhoudingen een balans te vinden is erkend.
4.6. Op grond van het bovenstaande is de conclusie dat FNV summierlijk heeft aangetoond dat FHI geen vorderingsrecht toekomt. De gelegde conservatoire beslagen zullen dan ook worden opgeheven.
FHI wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroor-deeld in de kosten van het geding.
B E S L I S S I N G :
1. Heft op de op 6 april 2001 door FHI ten laste van FNV onder respec-tievelijk Post-bank N.V., ABN Amro Bank N.V., ING Bank N.V. en de SNS Bank Nederland N.V. geleg-de conserva-toire derden-besla-gen
2. Veroordeelt FHI in de kosten van het ge-ding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van FNV be-groot op ¦ 400,-- aan vastrecht en op ¦ 1.550,-- aan salaris procureur.
3. Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Gewezen door de vice-president mr J.A.J. Peeters, fungerend president van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van vrijdag 13 april 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
coll: