
Jurisprudentie
AB1060
Datum uitspraak2001-03-19
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers93544/KG ZA 01-143
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers93544/KG ZA 01-143
Statusgepubliceerd
Uitspraak
93544/KG ZA 01-143 PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTS--
RECHTBANK TE BREDA
19 maart 2001
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
1. de naar Frans recht rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap L'ORÉAL SA, Société Anonyme, gevestigd en kantoorhoudende te Parijs (Frankrijk),
2. de naar Frans recht rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap LES PARFUMS CACHAREL & CIE., Société en nom collectif, gevestigd en kantoorhoudende te Parijs (Frankrijk),
3. de naar Frans recht rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap JEAN CACHAREL, Société Anonyme, gevestigd en kantoorhoudende te Parijs (Frankrijk),
4. de naar Frans recht rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap LANCÔME PARFUMS ET BEAUTÉ & CIE., Société en nom collectif, gevestigd en kantoorhoudende te Parijs (Frankrijk),
5. de naar Frans recht rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap HELENA RUBINSTEIN,
Société Anonyme, gevestigd en kantoorhoudende te Parijs (Frankrijk),
6. de naar Frans recht rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap PARFUMS GUY LAROCHE, Société Anonyme, gevestigd en kantoorhoudende te Parijs (Frankrijk),
7. de naar het recht van Monaco rechtspersoonlijkheid bezittende vennootschap BIOTHERM, Société Anonyme Monegasque, gevestigd en kantoorhoudende te Monaco,
8. ANNE PALOMA RUIZ PICASSO, wonende te Parijs (Frankrijk),
9. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid PARFUMS & BEAUTÉ NEDERLAND B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Weesp,
e i s e r e s s e n bij dagvaarding van 20 februari 2001, procureur: mr. P.H.J. 't Sas,
advocaat : mr. G. van der Wal te Brussel (België),
t e g e n :
1. de vennootschap onder firma V.O.F. [gedaagde] SUPERMARKT, gevestigd en kantoorhoudende te Raamsdonksveer, gemeente [gemeente],
alsmede haar vennoten :
2. [gedaagde] en
3. [gedaagde], beiden wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
g e d a a g d e n,
procureur en advocaat: mr. J.M. van Luyck.
advocaat: mr. A.A.H.M. van der Wijst te Boxtel.
1. Het verloop van het geding.
Dit blijkt uit de navolgende door partijen ter vonniswijzing overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de pleitnota van mr. Van der Wal en de door eiseressen in het geding gebrachte producties;
- de pleitnota van mr. Van der Wijst en de door gedaagden in het geding gebrachte producties.
2. Het geschil.
Eiseressen vorderen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
1. gedaagden te verbieden met ingang van het in deze te wijzen vonnis producten van de merken Cacharel, Lancôme en/of de in de dagvaarding onder 2. genoemde merken te verkopen, althans op een wijze die afbreuk doet aan de reputatie van deze merken, in de door gedaagden geëxploiteerde winkel aan het Anker 7 te Raamsdonksveer en/of in een winkel behorend tot de winkelketen "C 1000"en/of handelend onder de naam "C 1000 [gedaagde]" zulks onder verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor iedere overtreding van het gevraagde verbod, zullende als overtreding worden aangemerkt de verkoop en het in voorraad hebben van een kleinhandels-verpakking van één van de onder het verbod vallende producten in of ten behoeve van de winkel aan het Anker 7 te Raamsdonksveer en/of in een winkel behorende tot de winkelketen "C 1000" en/of handelende onder de naam "C 1000 [gedaagde]";
2. gedaagden te verbieden met ingang van het in deze te wijzen vonnis de producten van het merk Cacharel, Lancôme en/of de onder 2. in de dagvaarding genoemde merken in voorraad te houden en/of aan te bieden in de verpakkingen zoals in de dagvaarding onder 26. omschreven, zulks onder verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor iedere overtreding van dit verbod, zullende als overtreding worden aangemerkt de verkoop en het in voorraad hebben van iedere aldus verpakte kleinhandelsverpakking van één van deze producten in of ten behoeve van de winkel aan het Anker 7 te Raamsdonksveer en/of in een winkel behorende tot de winkelketen "C 1000" en/of handelende onder de naam "C 1000 [gedaagde]";
3. gedaagden te veroordelen tot afgifte aan eiseressen van de producten die zij thans nog in voorraad hebben, welke zoals omschreven onder 26. van de dagvaarding zijn verpakt;
4. gedaagden te verbieden met ingang van het in deze te wijzen vonnis voor of met producten van het merk Cacharel/Lancôme en/of de onder 2. van de dagvaarding genoemde merken te adverteren onder de naam "C 1000", "C 1000 [gedaagde]" en/of "[gedaagde]", althans onder deze namen en/of op een wijze die afbreuk doet of kan doen aan de reputatie van het merk Cacharel, Lancôme en/of de onder 2. van de dagvaarding genoemde merken en/of tezamen met andere door gedaagden aan te bieden producten die door eiseressen en de erkende wederverkopers, althans in de sector van de parfumerie-, schoonheids-, en toiletartikelen niet tezamen worden aangeboden, zulks onder verbeurte van een dwangsom van ƒ 500.000,-- voor iedere overtreding van het gevraagde verbod, zullende als overtreding worden aangemerkt iedere advertentie of aanbod van een kleinhandelsverpakking van een van de producten van de onder 2. in de dagvaarding genoemde merken in strijd met dit verbod;
5. gedaagden te veroordelen in de kosten van dit geding.
Gedaagden hebben de vorderingen bestreden.
3. De voorlopige beoordeling en de gronden daarvoor.
3.1
Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen van partijen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
Eiseressen sub 1 tot en met 9 zijn, met uitzondering van eiseressen sub 3 en sub 8 onderling verbonden vennootschappen behorende tot de L'Oréal-groep.
Eiseressen sub 1 tot en met 8 zijn krachtens diverse te hunnen name verrichte merkinschrijvingen houdsters van de rechten op de navolgende merken, welke bij het Benelux Merkenbureau zijn ingeschreven, onder meer voor warenklasse 3.: Cacharel, Lancôme, Helena Rubinstein, Guy Laroche, Biotherm en Paloma Picasso en zijn tevens houdsters van de hierbij behorende submerken overeenkomstig het navolgende overzicht:
Cacharel: Noa, Nemo, Anaïs Anaïs en Lou Lou;
Lancôme: Poême, Trésor en Miracle;
Guy Laroche: Drakkar Noir.
Eiseressen sub 1 tot en met 8, hierna te noemen "de merkhoudsters", brengen onder voormelde merken parfums, eaux de toilette, en andere cosmetische en schoonheidsproducten op de markt, welke veelal naast genoemde merken van één van voormelde submerken zijn voorzien. Deze producten hebben een relatief hoge prijs en worden gerekend tot de markt van de luxueuze cosmetische producten.
Eiseres sub 9 is de algemene vertegenwoordigster van de merkhoudsters in Nederland en als zodanig belast met de opbouw en handhaving van het Nederlandse deel van de verkooporganisatie, en met de verkoop en distributie van de producten van de merkhoudsters in Nederland.
Eiseres sub 9 maakt voor de distributie van de producten van de merkhoudsters gebruik van een systeem van selectieve distributie, hetgeen inhoudt dat die producten slechts via (aan de hand van bepaalde kwaliteitseisen) geselecteerde wederverkopers, in de parfumeriebranche dépositaires genaamd, mogen worden verhandeld onder de verplichting dat die wederverkopers slechts mogen leveren aan eindafnemers en nooit mogen doorleveren aan anderen dan eveneens voor de verkoop van de producten van de merkhoudsters geselecteerde wederverkopers.
Gedaagden, hierna te noemen "[gedaagde]" in mannelijk enkelvoud, exploiteren onder de naam "C 1000 [gedaagde] Supermarkt" een super-markt in Raamsdonksveer, welke een onderdeel is van de supermarktketen
"C 1000" met vestigingen in heel Nederland.
[gedaagde] is geen erkende wederverkoper van de producten van de merkhoudsters.
Eiseressen zijn tot de ontdekking gekomen dat [gedaagde] in zijn winkel over een toonbank, naast rookwaren, batterijen en scheergerei, ook (gedecodeerde) producten van de merkhoudsters verkoopt. De verkoopster achter deze toonbank houdt zich tevens bezig met de fotoservice, kopieerservice en stomerij.
[gedaagde] heeft in het regionale nieuwsblad "De Langstraat" van 7, 14 en 21 december 2000 een advertentie over twee pagina's geplaatst, waarvan hieronder een afbeelding van de rechterpagina van de advertentie van 14 december 2000 verkleind wordt weergegeven.
De merkhoudsters verpakken hun producten in kartonnen doosjes met daaromheen cellofaan, dat aan de bovenkant en de onderkant is afgesloten.
Op de kartonnen doosjes zijn, zowel aan de buiten- als aan de binnenkant, in de vorm van een streepjescode coderingen aangebracht, via welke code het voor de merkhoudsters mogelijk is te achterhalen aan wie zij het desbetreffende product hebben verkocht.
De door [gedaagde] verkochte producten van de merkhoudsters zijn ontdaan van de hiervoor omschreven streepjescodes. Deze codes zijn aan de binnenkant van de doosjes weggesneden en aan de buitenkant weggesneden en/of overgeplakt, waartoe voor dit doel het oorspronkelijke cellofaan van de verpakking is verwijderd en na de verwijdering van de codes opnieuw cellofaan om het doosje is aangebracht.
3.2
De President van deze rechtbank is bevoegd tot kennisname van de vorderingen op grond van de Eenvormige Beneluxwet op de Merken (hierna: BMW), aangezien gedaagden in dit arrondissement zijn gevestigd.
3.3.
Eiseressen baseren hun vorderingen op art. 13A lid 9 BMW jo. art. 7 lid 2 Richtlijn 89/104. Zij stellen dat er gelet op de aard en karakter van de merken en producten enerzijds, en de aantasting van de producten (decodering) en de wijze van aanbieding (in de gewraakte advertenties, de verpakking en/of de wijze van verkoop in de winkel van [gedaagde]) sprake is van inbreuken op merkrechten waartegen eiseressen sub 1 t/m 8 zich als merkhoudster kunnen verzetten en waardoor gedaagden jegens eiseres sub 9 onrechtmatig handelen.
3.4.
[gedaagde] betwist dat de onder 3.1 getoonde wijze van adverteren met de merken van de merkhoudsters, de wijze waarop de producten van de merkhoudsters in zijn winkel worden verkocht, of de (gedecodeerde) verpakking waarin zij de producten van de merkhoudsters te koop aanbiedt afbreuk doen aan de reputatie van deze merken.
3.5
Vooropgesteld wordt dat wanneer van een merk voorziene producten door de houder van dat merk of met zijn toestemming in de Gemeenschap in het verkeer zijn gebracht, het een wederverkoper vrijstaat deze producten door te verkopen, en het merk te gebruiken om de verdere verhandeling van deze producten aan te kondigen.
Deze uitputtingsregel is niet van toepassing indien er voor de merkhouder gegronde redenen in de zin van art. 13A lid 9 BMW (art. 7 lid 2 Richtlijn 89/104) zijn om zich tegen deze gedragingen te verzetten. Van gegronde redenen kan onder meer sprake zijn indien de betreffende handelingen de reputatie van het merk ernstig schaden.
3.6
De vorderingen van eiseressen, die zijn gebaseerd op verschillende wijzen van merkinbreuken: te weten door de wijze van verkoop in de winkel van [gedaagde] (1), de wijziging van de oorspronkelijke verpakking (2 en 3), en de wijze van adverteren (4) worden hierna afzonderlijk besproken.
3.7
Merkinbreuk door wijze van verkoop in de winkel:
3.7.1
Hoofdregel is zoals reeds overwogen, dat het aan een merkhouder verleende recht om het gebruik van zijn merk voor producten te verbieden is uitgeput, zodra deze door hemzelf of met zijn toestemming in de Gemeenschap in de handel zijn gebracht. Daarop wordt slechts een uitzondering gemaakt indien er sprake is van een gegronde reden in de zin van art. 13A lid 9 BMW (art. 7 lid 2 Richtlijn 89/104).
3.7.2
Eiseressen verwijzen ter ondersteuning van hun standpunt naar het genoemde Dior/Evora-arrest en naar de overwegingen hierover in de uitspraak van het Engelse High Court van 18 mei 1999, CH-1998 D No. 4517, gewezen door Justice Laddie in de zaak Zino Davidoff SA tegen A&G Imports Limited.
Onder verwijzing naar Lancôme/Super Pollemans IER 2000/23, waar eiseressen eveneens naar voornoemde arresten verwezen, wordt als uitgangspunt genomen
dat aannemelijk is dat de wederverkoop, op de voor de wederverkoper gebruike-lijke wijze, vrij wordt gelaten, met dien verstande dat de wederverkoper de loyaliteitsplicht heeft het merk zoveel als redelijkerwijs mogelijk te beschermen tegen (verdere) reputatieschade. Een onderscheid tussen wederverkoop enerzijds en reclame daarvoor anderzijds voor wat betreft de loyaliteitsplichten van de wederverkoper is te rechtvaardigen door de omstandigheid dat de keuze van de reclame-uiting naar inhoud, vorm en verspreiding uiterst flexibel is, terwijl die flexibiliteit bij de normale bedrijfsvoering veel minder is. Bedrijfsgebouw en winkelinrichting zijn bijvoorbeeld veelal vaste gegevens die alleen tegen hoge kosten veranderd kunnen worden. De wederverkoper moet loyaal omgaan met het prestigieuze merk maar: met de flexibiliteit waarover hij in redelijkheid beschikt.
3.7.3
Primair betwist [gedaagde] dat de producten van de merkhoudsters worden gerekend tot de markt van luxe schoonheidsproducten waartoe hij aanvoert dat deze producten de laatste tien jaar, door de hogere financiële draagkracht, onder andere bij jongeren, een steeds minder luxe karakter hebben gekregen.
Ofschoon kan worden toegegeven dat de consument de afgelopen tien jaar meer en makkelijker geld besteedt aan schoonheidsproducten is voldoende aannemelijk dat de producten van de merkhoudsters, gelet op de prijsstelling van de producten, de selectieve distributie daarvan en de forse budgetten die de merkhoudsters be-steden aan publiciteit en marketing, behoren te worden gekwalificeerd als produc-ten met een luxe-imago voorzien van merken die een grote reputatie genieten.
3.7.4
Ter zitting zijn foto's getoond van de wijze waarop de verkoop in de winkel plaats vindt: vanachter een toonbank waarachter zes open kasten naast elkaar zijn geplaatst. In de linker kast hangt met plastic overtrokken gestoomde kleding op hangers, in de kast daarnaast zijn batterijen en foto- en filmrolletjes uitgestald, de aangrenzende kast is gevuld met tabakswaren, en de kast daarnaast is gevuld met sigaren en scheergerei. De twee laatste kasten, die zijn voorzien van opvallende opschriften, te weten "FOTO/FILM" en "KLANTENSERVICE" zijn gevuld met de producten van de merkhoudsters. [gedaagde] heeft dus zelfs nagelaten om achter de toonbank door aanzicht de artikelen van de merkhoudsters af te scheiden van de andere producten. [gedaagde] heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij in redelijkheid niet meer heeft kunnen doen dan hij deed om reputatieschade te voorkomen. Dit rechtvaardigt een algemeen verbod tot voortzetting van dit handelen. Wat [gedaagde] redelijkerwijs moet doen ter voldoening aan zijn loyaliteitsplicht kan en dient hij zelf te overzien. Een meer concrete aanwijzing is bij gebrek aan informatie nu niet te geven.
3.8.
Merkinbreuk door wijziging van oorspronkelijke verpakking:
3.8.1
De merkhoudsters stellen dat hun producten door [gedaagde] te koop worden aangeboden in een verpakking die in haar geheel een dermate slordige en rommelige indruk maakt, dat afbreuk wordt gedaan aan de goede faam van hun merken. Zij voeren hiertoe aan dat het oorspronkelijke cellofaan is verwijderd om de productcodes te verwijderen, en dat die codes zodanig zijn gedecodeerd dat aan de buitenzijde van het doosje een wit vlak, in sommige gevallen overgeplakt met een namaakcode, zichtbaar is en dat aan de binnenzijde van het doosje eveneens een wit vlak zichtbaar is. Bovendien zouden op het nieuw aangebrachte cellofaan lijmresten waarneembaar zijn.
3.8.2
[gedaagde] betwist dat sprake zou zijn van zichtbare lijmresten op het nieuw aangebrachte cellofaan en betoogt dat de klant- of productcode weliswaar is verwijderd of overgeplakt, maar stelt dat dit op een zo onopvallende wijze is geschied, dat dit nauwelijks zichtbaar is, zodat de aantrekkingskracht en het karakter van de producten niet wordt aangetast. [gedaagde] erkent tenslotte dat niet is uit te sluiten dat bij uitzondering een beschadiging aan de producten is opgetreden, maar stelt dat normaliter een dergelijk product niet wordt verkocht.
3.8.3
Ter beoordeling staat of er voor de merkhoudsters gegronde redenen zijn zich te verzetten tegen verdere verhandeling van de waren, met name omdat de toestand van hun waren, nadat zij in het verkeer zijn gebracht, gewijzigd of verslechterd is
(artikel 13A, lid 9, BMW (art. 7 lid 2 Richtlijn 89/104), meer speciaal of door het ompakken sprake is van wijziging van de toestand van de waren, waardoor afbreuk wordt gedaan aan de goede faam van de merken.
3.8.4
Het HvJEG heeft in zijn arrest in de zaak Loendersloot/Ballantine (C-349/95) ten aanzien van producten (daar: alcoholische dranken) met een "luxe-imago" overwogen dat de derde die een dergelijk product opnieuw etiketteert, ervoor moet zorgen dat de reputatie van het merk niet heeft te lijden van een inadequate presentatie van het opnieuw geëtiketteerde product en dat de nationale rechter bij de beoordeling of dit het geval is, onder meer rekening dient te houden met het belang van de merkhouder bij bescherming van het luxe-imago van zijn producten en van de grote reputatie die de merkhouder geniet. Naar het oordeel van de Hoge Raad lijdt het geen twijfel dat deze maatstaf door het HvJEG niet uitsluitend is bedoeld voor alcoholische dranken met een luxe-imago, maar evenzeer voor andere consumentenartikelen met een dergelijk imago. (HR Kruidvat/Lancôme NJ 2000/544). Om te beoordelen of de presentatie van het omgepakte product de reputatie van het merk kan schaden moeten de aard van het product en de markt waarvoor het is bestemd, in aanmerking worden genomen. (HvJ EG in de gevoegde Paranova zaken NJ 1997/ 129)
3.8.5.
Het luxueuze karakter van de producten brengt mee dat ook hoge eisen moeten worden gesteld aan de presentatie van die producten. Ter terechtzitting zijn aan de president verscheidene omgepakte producten getoond. Naar het oordeel van de president is door het ompakken in dit geval de aantrekkelijkheid van de producten aangetast. Of er lijmresten op het nieuw aangebrachte cellofaan zitten is minder goed waarneembaar en wordt verder buiten beschouwing gelaten. Vastgesteld wordt dat het doosje door het overplakken, c.q. verwijderen van de klantnummers een slordige indruk maakt. Aan de buitenzijde van de doosjes zijn de weggesneden codes bij een aantal van de getoonde doosjes overgeplakt met "namaak"coderingen, en bij een aantal doosjes is een wit snijvlak waarneembaar. Voor alle doosjes geldt dat bij het openen van de verpakkingen aan de binnenzijde een wit weggesneden vlak waarneembaar blijft, waardoor in een getoond doosje de tekst aan de binnenzijde niet meer leesbaar is. De witte weggesneden vlakken zijn in de diepte uitgesneden en zijn bij het aanraken van de verpakkingen voelbaar. Gelet op het luxe imago van de producten is de president van oordeel dat de slordige presentatie van de opnieuw verpakte producten de reputatie van de merkhoudsters ernstig schaadt.
3.8.6.
Op grond van het voorgaande wordt de vordering sub 2 toegewezen, met dien verstande dat het gevorderde verbod zal worden beperkt tot "de winkel van gedaagden".
3.8.7
De vordering sub 3 is kennelijk gebaseerd op art. 13bis BMW. De daarin vereiste "kwade trouw" is in dit geval echter thans onvoldoende aannemelijk, zodat afwijzing behoort te volgen.
3.9
Merkinbreuk door de wijze van adverteren:
3.9.1
Het gevorderde reclameverbod zal worden getoetst aan de criteria uit het Dior/Evora-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 4 november 1997 (BIE 1998/41).
3.9.2
Gelet op het luxe imago van de producten van de merkhoudsters, moet de weder-verkoper trachten te voorkomen, dat zijn reclame de waarde van het merk aantast doordat zij de allure, het prestigieuze imago en de luxueuze uitstraling van de betrokken producten schaadt. [gedaagde] heeft in dit geval niet aan deze verplichting voldaan. Hij had door visuele onderscheiding van de andere product-groepen vele malen meer afstand kunnen nemen van de andere in de betreffende reclame-uiting aangeboden productgroepen. Het niveauverschil tussen de product-groep van luxe parfums als geheel ten opzichte van de andere productgroepen was zeer groot. [gedaagde] heeft in zijn advertentie twee merken van de merk-houdsters afgebeeld in een kader dat qua vormgeving en invulling geheel gelijk is aan de kaders waarin diepvriesproducten, groenten en fruit, kaas, zuivel, brood en andere kruidenierswaren worden aangeboden. Dit doet ernstig afbreuk aan het luxueuze en prestigieuze imago dat de merkhoudsters rondom hun merken hebben weten op te bouwen. De merkhoudsters hebben dus gegronde redenen in de zin van art. 13A lid 9 BMW (art. 7 lid 2 Richtlijn 89/104) om zich tegen deze wijze van reclame te verzetten. Bij een dergelijke ernstige bedreiging van de reclame-functie van het merk dient het belang van de wederverkoper om daarmee op de in zijn bedrijfssector gebruikelijke wijze te adverteren te wijken. Het onder sub 1. gevorderde reclameverbod zal mitsdien worden toegewezen.
3.10
De dwangsommen zullen per onderdeel worden toegesneden op het belang dat betrokken is bij het gevorderde, worden gemaximeerd, alsmede vatbaar worden verklaard voor matiging.
3.11
De termijn als bedoeld in art. 50 lid 6 van het TRIP's-Verdrag waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt wordt vastgesteld op één jaar na dagtekening van dit vonnis.
4. De kosten.
Gedaagden dienen als de in het ongelijk te stellen partij te worden verwezen in de kosten van het geding.
5. De beslissing in kort geding
De President:
verbiedt gedaagden producten van de merken Cacharel, Lancôme en/of de in de dagvaarding onder punt 2 genoemde merken te verkopen zonder te voldoen aan de verplichting om al het in redelijkheid mogelijke te doen teneinde te voorkomen dat ernstig afbreuk wordt gedaan doet aan de reputatie van deze merken in de door gedaagden geëxploiteerde winkel aan het Anker 7 te Raamsdonksveer, zulks onder verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor iedere overtreding van het gevraagde verbod, waarbij als overtreding onder genoemde conditie wordt aangemerkt de verkoop en het in de winkel voor het publiek zichtbaar in voorraad hebben van een kleinhandelsverpakking van één van de onder het verbod vallende producten in de winkel aan het Anker 7 te Raamsdonksveer;
verbiedt gedaagden de producten van het merk Cacharel, Lancôme en/of de onder punt 2 in de dagvaarding genoemde merken aan te bieden in de verpakkingen zoals omschreven onder r.o. 3.8.5., zulks onder verbeurte van een dwangsom van ƒ 1.000,-- voor iedere overtreding van dit verbod, waarbij als overtreding wordt aangemerkt de verkoop en het zichtbaar voor het publiek in de winkel in voorraad hebben van iedere aldus verpakte kleinhandelsverpakking van één van deze producten in de winkel aan het Anker 7 te Raamsdonksveer;
verbiedt gedaagden voor of met producten van het merk Cacharel/Lancôme en/of de onder punt 2 van de dagvaarding genoemde merken te adverteren op een wijze die ernstige schade toebrengt aan de reputatie van het merk Cacharel, Lancôme en/of de onder punt 2 van de dagvaarding genoemde merken, zulks onder verbeurte van een dwangsom aan eiseressen gezamenlijk van ƒ 50.000,-- (zegge: vijftigduizend gulden) voor iedere overtreding van dit verbod, waarbij als overtreding zal worden aangemerkt iedere opdracht tot of verspreiding van advertenties met aanbod van een kleinhandelsverpakking van een van de producten van eiseressen in strijd met dit verbod, na betekening van dit vonnis;
stelt het maximum aan te verbeuren dwangsommen vast op ƒ 300.000 (zegge: driehonderdduizend gulden);
bepaalt dat een in dit vonnis genoemde dwangsom vatbaar is voor matiging door de bodemrechter voor zover handhaving van verbeurte van die dwangsom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding;
stelt, voor zover nodig, op de voet van art. 50 lid 6 van het zogenaamde TRIP's-Verdrag de termijn waarbinnen een bodemprocedure aanhangig moet worden gemaakt vast op één jaar te rekenen vanaf de datum van dit vonnis;
verwijst gedaagden in de kosten van het geding deze voorzover aan de zijde van de wederpartij gevallen tot op heden begroot op ¦ 2.257,38, waaronder begrepen een bedrag van ¦ 1.550,-- aan procureurssalaris;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoer-baar bij voorraad;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Leijten, fungerend president, en uitgesproken ter openba-re terecht-zit-ting in kort geding van maandag 19 maart 2001, in tegenwoordigheid van mr. D.G.E.C.-Th. Schütz, waarnemend griffier.