Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1039

Datum uitspraak2001-02-27
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers98/04632
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 98/04632 HET GERECHTSHOF TE ’s-HERTOGENBOSCH PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch, zesde enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y tegen de uitspraak van het Hoofd van de eenheid particulieren te P van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op zijn bezwaarschrift betreffende zijn aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996. De mondelinge behandeling De mondelinge behandeling van de zaak in raadkamer ter zitting van het Hof van 13 februari 2001 te ’s-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende en, de Inspecteur. Na behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 27 februari 2001, de volgende mondelinge uitspraak gedaan De beslissing Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak; De gronden 1. In geschil is het antwoord op de volgende twee vragen. Vallen onder de aftrekbare kosten in de zin van artikel 35, lid 1, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (tekst 1996; hierna: de Wet): 1.1. de abonnementskosten van de mobiele telefoon? en 1.2. het aanwenden van anderhalve dag verlof voor het voeren van sollicitatiegesprekken, indien er van mag worden uitgegaan dat deze anderhalve dag verlof in een bedrag in geld kan worden omgezet? ad 1.1. abonnementskosten mobiele telefoon 2. Ingevolge artikel 36, lid 1, onder deel c, van de Wet behoren niet tot de aftrekbare kosten de kosten die verband houden met telefoonabonnementen. Naast het abonnement voor een vaste telefoonaansluiting in de woning heeft belanghebbende de beschikking over een mobiele telefoon, welke hij, naar hij onweersproken heeft gesteld, louter bezigt ten behoeve van de uitoefening van zijn dienstbetrekking. Ten aanzien van de totale kosten van de mobiele telefoon ten bedrage van fl. 419,28 heeft de Inspecteur fl. 100,= aanvaard als zakelijke gesprekskosten. Het restant ad fl. 319,28 is toegerekend aan de kosten van het abonnement en is door de Inspecteur niet als aftrekbare kosten aangemerkt. Het aldus niet aanvaarden van de abonnementskosten van de mobliele telefoon als aftrekbare kosten berust, naar het oordeel van het Hof, niet, gelijk belanghebbende stelt, op een onjuiste wetsuitleg. Zowel de in onderdeel c van artikel 36, eerste lid, van de Wet gebezigde meervoudsvorm “telefoonabonnementen” als de wetsgeschiedenis (M.v.A, Wet van 27 april 1989, Stb. 123, Kamerstuk 20873, nr. 5, blz. 55 en nr. 133c, blz. 15-16) wijzen er op dat bij aanwezigheid van meerdere abonnementen bij één belastingplichtige de wetgever geen uitzondering heeft willen maken voor gevallen waarin één abonnement louter wordt gebezigd voor de uitoefening van de dienstbetrekking. Hieraan doet niet af dat na de inwerkingtreding van de zogenoemde Oort-wetgeving met ingang van 1 januari 1990, de ontwikkeling van mobiele telefonie, naar belanghebbende stelt, een grote vlucht heeft genomen. ad 1.2. sollicitatiekosten Niet in geschil is dat het door belanghebbende opnemen van anderhalve verlofdag, buiten de als aftrekbare kosten in aanmerking genomen uitgaven voor vervoer, voor belanghebbende niet heeft geleid tot enige uitgaven in geld. Belanghebbendes stelling, welke door de Inspecteur wordt bestreden, dat door het opnemen van de verlofdagen minder inkomen wordt genoten omdat bij een verandering van werkkring, na een succesvolle sollicitatie, de niet opgenomen vacantiedagen worden omgezet en uitbetaald, miskent dat deze omzetting en betaling tot het loon behoort en dientengevolge het belastbaar inkomen toeneemt in plaats van afneemt. Zijn op voormelde reden gebaseerde stelling dat elke activiteit leidende tot vermindering van inkomsten als het maken van kosten moet worden aangemerkt, vindt geen steun in de wet. Indien belanghebbende bedoelt te stellen dat de waarde van bedoelde verlofdagen als negatief loon in aanmerking kan worden genomen, kan dit hem evenmin baten omdat geen enkele uitgaaf in vorenbedoelde zin ten laste van zijn vermogen is gedaan. Proceskosten Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. Aldus vastgesteld op 27 februari 2001 door J.W.J. Huige, lid van voormelde Kamer, in tegenwoordigheid van D.G. Moll van Charante, waarnemend-griffier, en op die datum in het openbaar uitgesproken. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 27 februari 2001 Het aanwenden van een rechtsmiddel: U kunt binnen vier weken na de verzenddatum van deze uitspraak dit gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke (Postadres: Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch). Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak bedraagt het griffierecht voor belanghebbende ¦ 150,=. Het bestuursorgaan is voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak een griffierecht van ¦ 150,= verschuldigd. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarvoor is eveneens een griffierecht verschuldigd. Het ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak betaalde griffierecht wordt door de griffier van de Hoge Raad in mindering gebracht op het voor beroep in cassatie verschuldigde recht.