Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB1028

Datum uitspraak2001-04-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Dordrecht
Zaaknummers38344 KG 01-98
Statusgepubliceerd


Uitspraak

PRESIDENT VAN DE ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE DORDRECHT Vonnis in kort geding in de zaak van 1. [eiser] 2. [eiser] 3. [eiser] 4. [eiser] 5. [eiser] 6. [eiser] allen wonende te Alblasserdam, eisers, procureur: mr. E.D. Rentema advocaat: mr. A.C. van Schaick tegen 1. de openbare rechtspersoon Gemeente Alblasserdam, zetelend te Alblasserdam, 2. de besloten vennootschap Verolme Scheepswerf (Shipyard) Alblasserdam B.V., gevestigd te Krimpen aan den IJssel, gedaagden, procureur: mr. J.A. Visser advocaat: mr. H.J. Breeman. Partijen worden hieronder aangeduid als [eisers] en de Gemeente c.s.. Het procesverloop De president heeft ter terechtzitting van 11 april 2001 kennis genomen van de volgende processtukken: dagvaardingen van 9 april 2001, pleitnotities van [eisers] , pleitnotities van de Gemeente c.s., de door partijen overgelegde producties. De beoordeling en beslissing is - na een schorsing voor beraad - ter genoemde terechtzitting mondeling gegeven. De feiten Op grond van de - in zoverre niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken - stellingen van partijen en in het geding gebrachte producties wordt in dit geding van het volgende uitgegaan: [eisers] zijn eigenaar van het registergoed aan de [adres] te Alblasserdam, kadastraal bekend gemeente Alblasserdam, sectie C, [kadastraal nummer] respectievelijk van het registergoed aan de [adres] te Albalsserdam, kadastraal bekend gemeente Alblasserdam, sectie C, [kadastraal nummer]. Het perceel kadastraal bekend gemeente Alblasserdam, sectie C, nr. 3818 is eigendom van gedaagde sub 2. In het eigendomsbewijs d.d. 30 maart 1998 betreffende [adres] te Alblasserdam is onder meer de navolgende passage opgenomen: “7. OMSCHRIJVING ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN Met betrekking tot bekende erfdienstbaarheden, kwalitatieve bedingen en/of bijzondere verplichtingen betreffende het verkochte (…) wordt verwezen naar: a. een akte van afgifte legaat verleden op negenentwintig mei negentienhonderdacht door mr. J.P. van den Brink, destijds notaris te Alblasserdam, welke akte is overgeschreven op het kantoor van de Dienst van het Kadaster en de Openbare Registers op dertien juni negentienhonderdacht in register hypotheken 4 deel 548 nummer 51, in welke akte onder andere werden afgegeven aan de heer Jan Ulrich Smit de percelen kadastraal bekend gemeente Alblasserdam sectie A nummers 4587 en 4904, in welke akte is opgenomen dat de afgifte geschiedt: “zulks met de rechten bij deze ten behoeve van die perceelen gevestigd wordende: a. van vrij en onbelemmerd uitzicht op over en ten laste van het kielgat met kade en water hierna aan den comparant Cornelis Smit af te geven en kadastraal bekend Alblasserdam sectie A no. 2999, 3003 en 3005 op welke perceelen niets zal mogen worden gebouwd, geplant, getimmerd of daargesteld wat het vrije uitzicht der hierboven omschreven aan den comparant Jan Ulrich Smit afgegeven perceelen zou kunnen belemmeren, behoudens echter het aan den eigendom der bezwaarde perceelen verbonden blijvend recht om die perceelen te blijven gebruiken tot het daarin of daaraan leggen en meeren van schepen, ook om die te repareeren.(…)” In het bewijs van eigendom d.d. 10 oktober 1997 betreffende [adres] te Alblasserdam is onder meer de navolgende passage opgenomen: “OMSCHRIJVING ERFDIENSTBAARHEDEN, KWALITATIEVE BEDINGEN EN/OF BIJZONDERE VERPLICHTINGEN Voor een bestaande erfdienstbaarheid van uitzicht ten behoeve van het bij deze verkochte (…) wordt verwezen naar een akte van transport op negenentwintig mei achttienhonderdvijfennegentig verleden voor D. van Wageninge, destijds notaris te Alblasserdam, bij afschrift overgeschreven ten voormalige hypotheekkantore te Gorinchem op achtentwintig mei achttienhonderdvijfennegentig, in deel 459 nummer 22, in welke akte woordelijk staat vermeld: Dat het verkochte alsmede het reeds aan den kooper toebehoorend perceel sectie A nummer 3528 voormeld, voorzoover dit niet wordt ingenomen door het thans bestaande huis en de nieuw gebouwde werkplaats voor den kooper bezwaard zal zijn met de erfdienstbaarheid van uitzicht ten behoeve van de aangelegen eigendom van de verkooper, zijnde het overblijvende gedeelte van voormeld perceel sectie A nummer 3459 en ten behoeve van de mede aan de verkooper toebehoorende perceelen sectie A nummer 3458 tuin grond drie aren tien centiaren en nummer 3521 huis en erf groot vijf aren zestig centiaren zullende de lijdende erven zonder toestemming van de eigenaren der heerschende niet mogen worden bebouwd of betimmerd of op enige andere wijze het uitzicht van laatstgenoemde erven mogen belemmeren.” Voor de zogenoemde “locatie Verolme” bestaat het voornemen woningbouw te realiseren. In het kader van dat voornemen hebben [eisers] herhaaldelijk, vanaf september 2000, aan de Gemeente c.s. alsmede aan de betrokken projectontwikkelaar laten weten uit hoofde van de onder r.o. 5 en 6 opgenomen bepalingen een zakelijk recht van uitzicht ten laste van de locatie Verolme te pretenderen. Bij brief van 2 april 2001, gericht aan “de bewoners van de dijk”, heeft de Gemeente onder anderen [eisers] geïnformeerd over de verplaatsing op 11 april 2001 van een circa honderd jaar oude paardekastanje met een stamomvang van bijna drie meter naar de locatie Verolme. Het plantgat voor de kastanje is gelegen op perceel kadastraal bekend onder nummer C 3818 en bevindt zich op een afstand van circa 250 meter van de woningen van [eisers] De totale kosten voor de herplanting van de kastanje bedragen ongeveer f 180.000,--. De Gemeente c.s. zijn bij brieven van 6 april 2001 namens [eisers] gesommeerd om schriftelijk te bevestigen dat de kastanje niet zal worden geplant op enig perceel ten laste waarvan [eisers] een zakelijk recht van uitzicht hebben. Aan deze sommatie is geen gevolg gegeven. De vordering [eisers] vorderen dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de Gemeente c.s. zal worden verboden om zonder voorafgaande toestemming van [eisers] inbreuk te maken op het recht van erfdienstbaarheid van uitzicht ten laste van de percelen kadastraal bekend gemeente Alblasserdam, sectie C, nrs. 3817, 3818, 4289 en 4290, in het bijzonder door op het perceel C 3818 de in het gemeentelijk rondschrijven van 2 (resp 4) april 2001 bedoelde kastanjeboom te planten, op straffe van verbeurte van een dwangsom van f 100.000,-- per dag of gedeelte van een dag dat de Gemeente c.s. in gebreke blijven aan deze veroordeling te voldoen, met veroordeling van de Gemeente c.s in de proceskosten. [eisers] stellen daartoe - kort samengevat - het volgende. Door plaatsing van de kastanje op de voorgenomen locatie maken de Gemeente c.s. inbreuk op het zakelijk recht van uitzicht van [eisers] Daarmee handelen de Gemeente c.s. onrechtmatig jegens hen. De Gemeente is zonder goede gronden overleg over deze inbreuk met [eisers] uit de weg gegaan. De inbreuk op het zakelijk recht van uitzicht zal leiden tot een aantasting van de handelswaarde van de percelen van [eisers] en bovendien hun woongenot aantasten. Het verweer De Gemeente c.s. hebben de vorderingen gemotiveerd weersproken. De inhoud van hun verweer zal hierna voor zover nodig nader worden omschreven. De beoordeling Naar voorlopig oordeel dient, mede gezien de onder r.o. 5 en 6 genoemde bepalingen uit de eigendomsbewijzen en de door [eisers] overgelegde filiatie, ervan uit te worden gegaan dat zowel ten gunste van het perceel [adres] als ten gunste van het perceel [adres] een zakelijk recht van uitzicht is gevestigd ten laste van het perceel alwaar de kastanjeboom geplant zou moeten worden. In het kader van dit kort geding is evenwel niet voldoende duidelijk geworden hoever dat recht zich uitstrekt en in hoeverre dat recht sinds de vestiging daarvan al dan niet is beperkt of teniet gegaan. Daarvoor is nader feitelijk onderzoek nodig waarvoor in dit kort geding geen plaats is. In het kader van de afweging van de belangen van partijen kan voorshands uit de door partijen overgelegde foto’s en situatieschetsen worden afgeleid dat het uitzicht van [eisers] reeds thans in enige mate wordt belemmerd door bebouwing, bomen en bossages. De mogelijke belemmering van het uitzicht door de plaatsing van de kastanje op circa 250 meter afstand van de percelen van [eisers] verdient in dat opzicht dan ook de nodige relativering. Daar tegenover staat het belang van de Gemeente c.s. om de reeds geplande herplaatsing van de kastanje met de daarmede gemoeide hoge kosten doorgang te laten vinden. De Gemeente heeft, door - ondanks de wetenschap van de claim van [eisers] op de door hen gepretendeerde zakelijke rechten - zonder overleg met [eisers] de onderhavige herplanting van de kastanje georkestreerd en hen daarmee in meerdere of mindere mate voor een voldongen feit gesteld. Dat verdient geen schoonheidsprijs. Dat neemt evenwel niet weg dat, om tegemoet te kunnen komen aan de wensen van [eisers], de kastanje thans elders zou moeten worden geplant om eventueel in een later stadium, nadat nader onderzoek de omvang van de rechten van [eisers] heeft duidelijk gemaakt, naar een definitieve bestemming te worden gebracht. De daarmee gemoeide te verwachten hoge kosten en risico’s voor de kastanje dienen voorshands zwaarder te wegen dan de mogelijke belangen van [eisers] De vorderingen worden dan ook afgewezen. Daarbij wordt ten overvloede opgemerkt dat hiermee niet gezegd zij dat de kastanje ook definitief op de thans geplande locatie zal kunnen blijven staan. Indien uit nader onderzoek blijkt dat het recht van uitzicht zich mede en nog immer uitstrekt tot deze locatie en met [eisers] over de beperking van dit zakelijk recht geen overeenstemming wordt bereikt, zal dit alsnog ertoe kunnen leiden dat de kastanje van die plaats verwijderd zal moeten worden. In zoverre is de afwijzing van de vorderingen dan ook een Pyrrus-overwinning. Er is aanleiding om de proceskosten te compenseren. Hetgeen verder over en weer is aangevoerd, behoeft in het licht van het vorenstaande geen bespreking meer. De beslissing in kort geding De president: Wijst de vorderingen af; Compenseert de proceskosten in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is gewezen door mr. W. van Veen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 april 2001.