Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0991

Datum uitspraak2001-03-14
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers500/00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN vijfde enkelvoudige belastingkamer PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK 14 maart 2001 nummer : 500/00 belanghebbende : X te : Z tegen : het hoofd van de eenheid ondernemingen van de belastingdienst te Emmen (: de inspecteur) aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen navorderingsaanslag belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaar : 1997 mondelinge behandeling : op 28 februari 2001 te Assen door mr. Fransen, raadsheer, in tegenwoordigheid van dhr. Gerrits als griffier verschenen : belanghebbende, diens gemachtigde zomede de inspecteur geschilpunt : - caravan als schaftkeet? - correctie bestuursvergoeding - boete Beslissing: Het gerechtshof verklaart het beroep van belanghebbende gegrond. vermindert de navorderingsaanslag tot een navorderingsaanslag naar een belastbaar inkomen van f. 62.687,--, onder toepassing van een boete van 25% van de enkelvoudige belasting; bepaalt dat het betaalde griffierecht ad f. 60,-- wordt vergoed door de inspecteur. 1. Feiten: 1.1. De belanghebbende drijft voor zijn rekening en risico een eenmanszaak. De werkzaamheden betreffen metselwerken, voegwerk- werkzaamheden en het incidenteel volledig bouwen van een woning. De werkzaamheden worden vrijwel allemaal in onderaanneming uitgevoerd. 1.2. In 1996 heeft de belanghebbende een caravan aangeschaft voor een bedrag van f. 7.200,-- die onder de bedrijfsmiddelen is opgenomen als schaftkeet. De caravan wordt (mede) gebruikt voor vakanties. 1.3. Samen met zijn echtgenote heeft de belanghebbende een Coöperatieve vereniging opgericht (: de CV). Deze CV drijft een onderneming met dezelfde bedrijfsactiviteiten als de onderneming van belanghebbende waarbij de CV haar werkzaamheden uitsluitend in onderaanneming ten behoeve van de onderneming van belanghebbende verricht. 1.4. Belanghebbende en zijn echtgenote zijn beiden bestuurder van de CV. 1.5. De belanghebbende verricht zelf grotendeels de administratie van zowel zijn eigen onderneming als de onderneming van de CV. Tussen belanghebbende en de CV bestaat een rekening-courant-verhouding. 1.6. De werkzaamheden van belanghebbendes echtgenote ten behoeve van de onderneming waren van een zodanige geringe omvang dat geen aanspraak kon worden gemaakt op de meewerkaftrek. 1.7. In de jaren 1995, 1996 en 1997 is steeds een bedrag van f. 3.000,-- als bestuurskosten ten laste van de CV gebracht. De belanghebbende heeft deze vergoeding nooit aangegeven. 1.8. De inspecteur heeft het aangegeven belastbare inkomen verhoogd, naast een tweetal niet in geschil zijnde correcties, met in verband met minder afschrijving op de caravan, het bedrag van de bestuursvergoeding zomede minder afschrijving rijplaten tot op f. 63.767,--. 1.9. In de navorderingsaanslag is een boete begrepen van 100% waarvan 75% is kwijtgescholden zodat een bedrag aan boete resteert van f. 656,--. 2. Geschil: In geschil is de correctie met betrekking tot de caravan, de bestuursvergoeding alsmede de opgelegde boete. Ter zitting hebben partijen verklaard dat het geschil over de rijplaten niet meer aan de orde is. 3. Rechtsoverwegingen: 3.1. De belanghebbende heeft ten aanzien van de caravan ter zitting - niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken - gesteld dat de arbowetgeving de werkgever verplicht om de werknemers een passende schaftruimte aan te bieden, dat het vervoer van een caravan eenvoudiger is nu geen dieplader benodigd is en dat hij als werkgever niet altijd de schaftruimte van een hoofdaannemer ter beschikking heeft daar hij veelvuldig kleine projekten onder handen heeft waardoor hij verplicht wordt zelf te zorgen voor schaftruimte. Gelet op het vorenstaande is het gerechtshof dan ook van oordeel dat de caravan in betekende mate wordt gebruikt ten behoeve van de onderneming van belanghebbende zodat er geen beletsel is de caravan tot het ondernemingsvermogen te rekenen. Incidenteel gebruik van de caravan in de privésfeer doet daaraan niet af. 3.2. Naar het oordeel van het gerechtshof heeft de belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat de in geding zijnde bestuursvergoeding is genoten door belanghebbendes echtgenote. Weliswaar wordt gesteld dat van aanvang aan de bestuursvergoeding voor belanghebbendes echtgenote zou zijn - als onkostenvergoeding en arbeidsbeloning - doch uit hetgeen is komen vast te staan blijkt dat de vergoeding op de rekening-courant ten name van de belang- hebbende werd bijgeschreven. Voorts spreekt ten nadele van de belanghebbende dat uit het controlerapport blijkt dat hij zelf tegenover de controlerend ambtenaar heeft verklaard dat hij de administratie van zowel de onderneming als de CV voert. De werk- zaamheden van zijn echtgenote zouden slechts op het niveau van hand- en spandiensten liggen. Het gerechtshof ziet geen aanleiding om aan de juistheid van de inhoud van het controlerapport te twijfelen en is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de bestuursvergoeding aan belanghebbende is toegekomen. 3.3. Vast is komen te staan dat de belanghebbende gedurende meerdere jaren de onderhavige bestuursvergoeding genoot zonder deze in zijn aangifte te verantwoorden. De belanghebbende had heel wel kunnen begrijpen dat de bestuursvergoeding verantwoord diende te worden in zijn aangifte. Het gerechtshof komt dan ook tot de slotsom dat onder de omstandigheden van het geval er sprake is van grove schuld aan de zijde van belanghebbende, zodat de inspecteur met zijn besluit, door geen verdere kwijtschelding te verlenen van de opgelegde verhoging dan tot op 25%, een redelijke en passende boete heeft opgelegd. 3.4. Het beroep is mitsdien ten dele gegrond en het vastgesteld belastbaar inkomen dient te worden verminderd met het bedrag van de afschrijving op de caravan tot op f. 62.687,--. 3.5. Naar het oordeel van het gerechtshof is in de onderhavige zaak sprake van een samenhangende zaak met het Bk-nummer 499/00. Overeenkomstig artikel 3, eerste lid van het Besluit proceskosten fiscale procedures worden samenhangende zaken voor de toepassing van artikel 2, eerste lid, onder a, van het Besluit beschouwd als één zaak zodat, ondanks het feit dat belanghebbendes beroep ten dele gegrond is, de belanghebbende voor wat betreft de onderhavige zaak niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Aldus vastgesteld en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2001 te Leeuwarden. Gedaan door mr. Fransen, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van dhr. Gerrits als griffier. De griffier lid van deze kamer J.M. Gerrits mr. H.H.A. Fransen Afschrift per aangetekende post aan partijen verzonden op: 26 maart 2001