Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0974

Datum uitspraak2001-04-06
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers808/00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK Nr. 808/00 6 april 2001 Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, eerste enkelvoudige belastingkamer, op het verzet, gedaan namens X te Z, tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 19 januari 2001, inzake het beroep tegen de uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te Leeuwarden, gedaan op de bezwaarschriften van belanghebbende tegen de hem opgelegde aanslagen in de inkomstenbelasting over de jaren 1998 en 1999. Artikel 8:14 van de Algemene wet bestuursrecht voorziet in de mogelijkheid van voeging van zaken die met elkaar samenhangen en bij één en hetzelfde gerechtshof -zoals in casu- aanhangig zijn. Het gerechtshof zal de zaken dan ook voegen. Omdat het beroepschrift volgens de eisen van de Wet niet volledig was, heeft de voorzitter van de belastingkamer bij brief van 14 november 2000 de gemachtigde van belanghebbende gewezen op het gepleegde verzuim en hem uitgenodigd dit verzuim voor 12 december 2000 te herstellen. Vervolgens heeft de griffier ambtshalve deze termijn verlengd tot 1 januari 2001. Ingevolge artikel 6:6 van de Algemene wet bestuursrecht, in verband met het bepaalde in artikel 6:5 eerste lid van die wet, kan de belanghebbende, die het door hem gepleegde verzuim niet heeft hersteld, in zijn beroep niet-ontvankelijk worden verklaard. Omdat van de gemachtigde van belanghebbende geen nader bericht is ontvangen heeft de voorzitter bij beschikking van 19 januari 2001 belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep. Tegen deze beschikking is namens belanghebbende tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift, dat is ingediend op 24 januari 2001. De schriftelijke reactie van de inspecteur is op 12 maart 2001 ter griffie van het hof ingekomen. De gemachtigde van belanghebbende heeft niet gevraagd om over zijn verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden hem uit eigen beweging te horen. Namens belanghebbende zijn in zijn verzetschrift geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan moet worden aangenomen, dat een niet-ontvankelijkverklaring, zoals in de bestreden beschikking werd uitgesproken, niet op haar plaats zou zijn. Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt: Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond. Gedaan op 6 april 2001 door prof. mr. Aardema, vice-president, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer, in de tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier. Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 april 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer. Op 11 april 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide partijen. De griffier van het gerechtshof te Leeuwarden.