Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0957

Datum uitspraak2001-02-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Middelburg
ZaaknummersAwb 00/435
Statusgepubliceerd


Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG Enkelvoudige Kamer Bestuursrecht Reg.nr.: Awb 00/435 Uitspraak, met toepassing van artikel 8:57 Algemene wet bestuursrecht, inzake: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres, tegen het bestuur van het landelijk instituut sociale verzekeringen (GAK Nederland BV), verweerder. 1. Procesverloop. Eiseres werkzaam als productiemedewerkster is op 16 juli 1998 uitgevallen. Na ter zake hiervan over de maximum duur ziekengeld te hebben ontvangen heeft verweerder haar met ingang van 15 juli 1999 een uitkering krachtens de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzeke-ring (WAO) toegekend berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 80 tot 100%. Bij besluit van 26 januari 2000 heeft verweerder deze uitkering met ingang van 25 maart 2000 ingetrokken. Hiertegen heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 6 juni 2000 heeft verweerder dit bezwaarschrift ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld. Met toestemming van partijen heeft de rechtbank een onderzoek ter zitting achterwege gelaten. 2. Overwegingen. De WAO gaat er van uit dat iemand niet arbeidsongeschikt is, indien er ander werk voor hem is te vinden waarmee hij hetzelfde dan wel bijna hetzelfde kan verdienen als in zijn vroegere functie, waarvoor hij medisch gezien niet meer geschikt is. Blijklens de stukken die ten grondsslag liggen aan het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat eiseres geen recht heeft op de in geding zijnde uitkering, omdat er nog voldoende andere functies voor haar zijn te vinden waarmee zij ongeveer hetzelfde kan verdienen als met de door haar laatstelijk verrichte werkzaamheden. Eiseres heeft aangevoerd dat zij op grond van depressieve en somatische klachten niet in staat is tot het verrichten van arbeid. Deze klachten vinden volgens eiseres hun oorsprong in relatieproblemen en acculturatieproblemen welke klachten zij vanwege taalproblemen onvoldoende aan de verzekeringsarts duidelijk heeft kunnen maken. Een suïcidepoging en de daaruit voortvloeiende opname had voor verweerder aanleiding moeten zijn informatie bij de behandelend psychiater Van der Bruggen op te vragen. Gelet op dit geschilpunt is advies gevraagd aan de deskundige dr. B.J. van Eijk, psychiater te Oosterhout. Deze deskundige is gevraagd of hij eiseres wil onderzoeken om na te gaan of zij geschikt is voor de functies die verweerder heeft gevonden. Op 22 november 2000 heeft evengenoemde deskundige advies uitgebracht. Blijkens dit advies acht de deskundige het belastbaarheidspatroon volledig maar hij acht eiseres niet geschikt voor de voor haar gevonden functies omdat zij vanwege haar persoonlijkheidsstructuur en levenswandel steeds volledig arbeidsongeschikt is geweest. Daarnaast is er volgens de deskundige sprake van forse acculturatieproblematiek. Er is geen sprake van ziekte of gebrek in psychiatrische zin, aldus deze deskundige. Verweerder heeft op dit advies commentaar geleverd en dat commentaar is voor een reactie doorgezonden aan de deskundige Van Eijk. Laatstgenoemde handhaaft echter zijn standpunt en geeft daarvoor nog een nadere onderbouwing. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van voormeld advies en nadere toelichting van de deskundige dr. B.J. van Eijk. Verweerder heeft in zijn brief van 23 januari 2001 de rechtbank verzocht alsnog een subsidiaire afwijzingsgrond - namelijk het geheel en blijvend buiten aanmerking laten van de arbeidsongeschiktheid van eiseres, omdat die reeds bestond bij aanvang van haar verzekering - aan de in geding zijnde beslissing toe te voegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om dat verzoek te honoreren en zij merkt daartoe op dat de jurisprudentie, waarnaar verweerder in zijn brief heeft gewezen dateert van voor de inwerkingtreding van de Algemene wet bestuursrecht en de nadien ingevoerde bezwaarprocedure in sociale zekerheidszaken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres in haar belang wordt geschaad als in dit stadium nog een dergelijke aanvulling wordt toegestaan. Uit het vorenstaande vloeit voort dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiseres met ingang van 25 maart 2000 in staat is de haar geduide functies te verrichten. Gelet hierop is het beroep van eiseres gegrond en dient het besluit te worden vernietigd. In het voorgaande ziet de rechtbank tevens aanleiding om verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb te veroordelen in de kosten die eiser in verband met deze procedure heeft moeten maken. Gelet op het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank die kosten vast op f. 710,- uitgaande van een wegingsfactor 1 en van 1 proceshandeling, namelijk het indienen van een beroepschrift. 3. Uitspraak. De Arrondissementsrechtbank te Middelburg, verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; bepaalt dat het Landelijk instituut aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van f. 60,- (zestig gulden) vergoedt; veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op f. 710,- (zevenhonderd en tien gulden), te betalen door het Landelijk instituut aan eiseres. Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2001 door mr. T. Damsteegt, in tegenwoordigheid van P.C.M. van leeuwen, griffier. Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.