Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0872

Datum uitspraak2001-03-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCollege van Beroep voor het bedrijfsleven
ZaaknummersAWB 00/438
Statusgepubliceerd


Uitspraak

College van Beroep voor het bedrijfsleven (zesde enkelvoudige kamer) No. AWB 00/438 21 maart 2001 5135 Uitspraak in de zaak van: Maatschap A, te B, appellante, Tegen De Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij, te 's-Gravenhage, verweerder, gemachtigde: mr J.A. Diephuis, werkzaam bij verweerder. 1. De procedure Op 30 mei 2000 heeft het College van appellante een beroepschrift ontvangen, waarbij beroep wordt ingesteld tegen een op 9 mei 2000 verzonden besluit van verweerder. Bij dit besluit heeft verweerder beslist op het bezwaar dat appellante heeft gemaakt tegen de beslissing die verweerder op de aanvraag van appellante ingevolge de Regeling EG- steunverlening akkerbouwgewassen (hierna: de Regeling) heeft gemaakt. Verweerder heeft op 21 augustus 2000 een verweerschrift ingediend. Op 28 februari 2001 heeft het onderzoek ter zitting plaatsgevonden, alwaar appellante, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet is verschenen. Verweerder heeft aldaar zijn standpunt toegelicht bij monde van zijn gemachtigde. 2. De grondslag van het geschil 2.1 Bij Verordening (EEG) nr. 3887/92, zoals nadien gewijzigd, is onder meer het volgende bepaald: " Artikel 4 (.) 2. a) De steunaanvraag "oppervlakten " mag na de uiterste datum voor de indiening ervan worden gewijzigd op voorwaarde dat de bevoegde autoriteiten de wijzigingen uiterlijk op de data als bedoeld in de artikelen 10, 11 en 12 van Verordening ( EEG) nr 1765/92 van de Raad ontvangen. Wat de percelen landbouwgrond betreft mag de steunaanvraag oppervlakten slechts worden gewijzigd in bijzondere gevallen die naar behoren zijn gemotiveerd, zoals met name een overlijden, een huwelijk, aan- of verkoop of de sluiting van een pachtovereenkomst. De lidstaten stellen de desbetreffende voorwaarden vast . (.) Artikel 5bis Onverminderd de voorschriften van de artikelen 4 en 5 kan een steunaanvraag, in geval van een door de bevoegde instantie erkende klaarblijkelijke fout, na de indiening op elk moment worden aangepast." Ingevolge artikel 9, tweede lid, van de Regeling - voor zover hier van belang - kan de steunaanvraag oppervlakten na 15 mei van het betrokken verkoopseizoen worden gewijzigd indien sprake is van een duidelijke fout. 2.2 Op grond van de stukken en het onderzoek ter zitting zijn in deze zaak de volgende feiten en omstandigheden voor het College komen vast te staan. - Op 15 april 1999 is bij verweerders uitvoeringsdienst Laser een aanvraag oppervlakten 1999, algemene regeling en voederareaal, ontvangen van appellante. Op de aanvraag heeft appellante een perceel, met het volgnummer 14, van 6.60 ha opgegeven met als gewascode 234 (zomertarwe) en als bijdragecode 999 (geen bijdrage). - Bij een op 16 december 1999 verzonden besluit heeft verweerder de aanvraag van appellante goedgekeurd en haar meegedeeld dat haar akkerbouwsubsidie is toegewezen tot een bedrag van fl. 20050,12. Uit de bijlage bij dit besluit blijkt dat deze subsidie betrekking heeft op een oppervlakte overige granen van 28.42 ha en een oppervlakte braak van 4 ha. - Bij een op 20 januari 2000 door Laser ontvangen brief heeft appellante bezwaar gemaakt tegen voormeld besluit. Hierbij heeft zij meegedeeld achter perceel 14 abusievelijk de bijdragecode 999 te hebben ingevuld. Zij had bedoeld de bijdragecode 840. Daardoor is haar subsidie voor 6.6 ha te laag vastgesteld. Appellante verzoekt deze fout te corrigeren. - Vervolgens heeft verweerder het bestreden besluit genomen. 3. Het bestreden besluit Het bestreden besluit houdt onder meer het volgende in. " Artikel 9, tweede lid, aanhef en sub a, van de Regeling bepaalt dat de aanvraag oppervlakten in afwijking van het eerste lid na 15 mei kan worden gewijzigd in geval van een duidelijke fout. Als producent bent u verantwoordelijk voor het juist invullen van uw eigen aanvraag. De gevolgen van een onjuiste opgave dienen in beginsel voor uw rekening te blijven, behalve in het geval er sprake is van een duidelijke fout. Er is sprake van een duidelijke fout, indien redelijkerwijs is uitgesloten dat ten tijde van de aanvraag die opgave conform uw bedoeling was. Objectief moet derhalve vast staan dat de destijds gedane opgave kennelijk fout was. Er is sprake van een duidelijke vergissing in de zin van het werkdocument van de Europese Commissie van 18 januari 1999, indien er een tegenstrijdigheid in de aanvraag zit die wijst op een vergissing. Ik ben van mening, dat in uw geval geen sprake is van een duidelijke fout. Uw aanvraag is als zodanig niet onlogisch, niet onvolledig en consequent ingevuld. Uit onderzoek van uw dossier is mij niet gebleken dat u bij de invulling van uw aanvraagformulier de bedoeling had om ook voor een perceel 14 een subsidie aan te vragen. Bovendien staat het de producent vrij om voor een perceel - waar mogelijk - al dan niet een subsidie aan te vragen. LASER behoefde derhalve geen gerede twijfel te hebben ten aanzien van hetgeen u met uw aanvraag beoogde." 4. Het standpunt van appellant Appellant heeft ter ondersteuning van het beroep - samengevat - het volgende tegen het bestreden besluit aangevoerd. Erkend wordt dat er een fout is gemaakt. Appellant verzoekt deze fout alsnog te herstellen. Daarnaast voert appellante ter adstructie van haar stelling dat er wel degelijk sprake is van een klaarblijkelijke fout, het volgende aan: " Ook kunt U zien in de MacSharry papieren alsmede in de u teruggestuurde brief van 08-05-2000 dat wij in het kader van de algemene regeling voor 28.42 ha granen subsidie hebben aangevraagd en voor 4 ha braakpremie. Er moet 10 % van het graanareaal inclusief braak worden gebraakt. Daaruit kunt u ook concluderen dat 4 ha niet correspondeert met 28.42 plus 4 ha= 32.42 ha. Dan zou er immers 3.24 ha gebraakt zijn in plaats van 4. 28.42 plus 6.6 is 35.02 ha. Graan plus 4 ha braak is 39.02. Daar 10 % van is bijna 4 ha." 5. De beoordeling van het geschil Het College stelt voorop dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt stelt dat slechts aan het bezwaar van appellante tegemoet zou kunnen worden gekomen, indien zou moeten worden geoordeeld dat door appellante bij de aanvraag oppervlakten een klaarblijkelijke fout is gemaakt. Immers alleen in dat geval is het blijkens artikel 5bis van Verordening (EEG) nr. 3887/92 ook na afloop van de uiterste indieningsdatum van een aanvraag mogelijk die aanvraag te wijzigen en zou het onrechtmatig zijn appellante aan haar aanvankelijke opgave te houden. Zoals het College reeds eerder heeft overwogen, is slechts sprake van een klaarblijkelijke fout indien objectief vaststaat dat de aanvankelijk opgave kennelijk fout was. Dit is het geval wanneer uit de aanvraag zelf blijkt dat de gedane opgave niet juist kan zijn. Hiervan is in het onderhavige geval geen sprake. De aanvraag is immers niet innerlijk tegenstrijdig en bevat ook anderszins geen ongerijmdheden. Op zich stond het appellante volstrekt vrij om voor de bewuste 6.6 ha zomertarwe - om haar moverende redenen - geen bijdrage te vragen. Met verweerder meent het College dat het argument dat de omstandigheid dat een iets grotere oppervlakte braak heeft gelegen dan op grond van het opgegeven areaal noodzakelijk zou zijn geweest, een aanwijzing vormt voor een kennelijke fout niet kan slagen. Immers, de braakregeling kent slechts een minimumverplichting om 10 % van het voor subsidie in aanmerking gebrachte areaal braak te leggen. Nergens is terug te vinden dat het niet toegestaan zou zijn meer dan 10 % van het areaal braak te leggen. Op grond van het voorgaande was verweerder gehouden te beslissen, zoals hij bij het bestreden besluit heeft gedaan. Aangezien ook overigens niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit onrechtmatig is, dient het beroep ongegrond te worden verklaard. 6. De beslissing Het College verklaart het beroep ongegrond. Aldus gewezen door mr M.A van der Ham in tegenwoordigheid van mr F.W. du Marchie Sarvaas, als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 21 maart 2001. w.g. M.A. van der Ham w.g. F.W. du Marchie Sarvaas