Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0867

Datum uitspraak2001-04-04
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers13/077.094.00.
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Parketnummer: 13/077.094.00. datum uitspraak: 4 april 2001. op tegenspraak +-------------------+ ¦ VERKORT VONNIS ¦ +-------------------+ van de arrondissementsrechtbank te Amsterdam, zevende meervoudige kamer C, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats en -datum], zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, thans gedetineerd in [adres]. De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 21 maart 2001. 1. Telastelegging. Aan verdachte is telastegelegd hetgeen staat omschreven in de dagvaarding, waarvan een kopie als bijlage 1 aan dit vonnis is gehecht. De in die dagvaarding vermelde telastelegging geldt als hier ingevoegd. 2. Voorvragen. ---- 3. Waardering van het bewijs. 3.1. De raadsman heeft de rechtbank verzocht de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte], ter terechtzitting afgelegd in diens eigen zaak, toe te voegen aan het dossier [verdachte], teneinde die verklaring te doen meewegen bij het aan verdachte onder 1 telastegelegde. De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt: Nu de zaak tegen verdachte [verdachte] weliswaar gelijktijdig, maar niet gevoegd, is behandeld met de zaak tegen de medeverdachte [medeverdachte], vindt het verzoek van de raadsman geen steun in het recht, gelet op artikel 341, lid 3 van het Wetboek van Strafvordering. Dientengevolge wijst de rechtbank het verzoek van de raadsman af. 3.2. De rechtbank zal het verweer van de raadsman dat strekt tot het niet bewezen verklaren van medeplegen ten aanzien van het onder 1 telastegelegde passeren, nu verdachte tegen de politie op 23 december 2000 volgens proces-verbaal nummer 0275-006/00, rubriek 6, bladzijde 11, heeft verklaard, zakelijk weergegeven: Toen ik in Luik in België verbleef ......, heb ik dat wapen gekocht. Amir (de rechtbank leest: [medeverdachte]) heeft ook een wapen gekocht. Voorts heeft verdachte tegen de politie op 11 januari 2001 volgens voornoemd proces-verbaal, bladzijde 16 en 17 verklaard, zakelijk weergegeven: Het initiatief om naar Nederland te komen is van [medeverdachte] uitgegaan. Hij was in Sarajvo. Ik heb toen gevraagd of Amir (de rechtbank leest: [medeverdachte]) meeging. Amir en ik wisten allebei van tevoren al dat wij naar Nederland kwamen om [medeverdachte] te beschermen. 's Nachts waren we de hele nacht op. We moesten de hele dag opletten wie er in de buurt van de woning kwam, .... wie er door de straat heen liep of reed. Ik was wel altijd samen met [medeverdachte]. Verdachte heeft op voornoemde bladzijden voor zijn verklaring getekend. 3.3. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 telastegelegde heeft begaan zoals is aangegeven op de aan dit vonnis als bijlage 2 gehechte -gestreepte- kopie van de telastelegging. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd. 4. Het bewijs. De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. 5. De strafbaarheid van de feiten. De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. 6. De strafbaarheid van verdachte. Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. 7. Motivering van de straffen en maatregelen. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen: Verdachte en zijn mededader hebben zich schuldig gemaakt aan een ernstig misdrijf door op te treden als beschermers van ene in Nederland wonende [medeverdachte], door hen 'Paja' genoemd, de derde mededader. Om deze rol te vervullen, zijn verdachte en zijn mededader van Sarajevo, via Italië, Frankrijk en België, naar Nederland gereisd met gebruikmaking van valse of vervalste paspoorten. In Luik (België) hebben beiden een vuurwapen met voor dat wapen geschikte munitie gekocht. Eenmaal in Nederland verbleven beiden steeds bij [medeverdachte] in diens woning. Beiden hebben dag en nacht be- en gewaakt met de doorgeladen vuurwapens voor gebruik gereed. Als [medeverdachte] zijn woning verliet, vergezelden verdachte en zijn mededader hem met die doorgeladen vuurwapens in het publiek. Door dit handelen hebben verdachte en zijn mededaders een groot risico genomen en de aanmerkelijke kans aanvaard dat de wapens op de openbare weg zouden worden gebruikt met alle mogelijke gevolgen vandien. De rechtbank acht deze combinatie buitengewoon gevaarlijk. Afgezien daarvan kunnen doorgeladen vuurwapens bijdragen aan gevaarzettende situaties. Verdachte is niet eerder in Nederland veroordeeld, doch naar eigen zeggen wel in Duitsland wegens inbraak tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren. Onttrekking aan het verkeer. De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: 1 pistool, CZ75, met houder en munitie, 1 Sloveens paspoort op naam van Penca Jernej, 1 Sloveens identiteitsbewijs op naam van Penca Jernej, dienen aan het verkeer te worden onttrokken en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 1, 2 en 3 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet. 8. Toepasselijke wettelijke voorschriften. De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 47, 57, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing. 9. Beslissing: Verklaart bewezen dat verdachte het telastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is aangegeven. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij. Het bewezenverklaarde levert op: Ten aanzien van het onder 1 telastegelegde: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd. Ten aanzien van het onder 2 telastegelegde: In het bezit zijn van een reisdocument waarvan hij weet dat het vals of vervalst is. Ten aanzien van het onder 3 telastegelegde: Opzettelijk een vals geschrift voorhanden hebben, als bedoeld in artikel 225, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst. Verklaart het bewezene strafbaar. Verklaart verdachte [verdachte] daarvoor strafbaar. Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN. Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoer-legging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht. Verklaart onttrokken aan het verkeer: 1 pistool, CZ75, met houder en munitie, 1 Sloveens paspoort op naam van Penca Jernej, 1 Sloveens identiteitsbewijs op naam van Penca Jernej. Dit vonnis is gewezen door mr R. van Os-Lang, voorzitter, mrs A.M. van Woensel en H.P.E. Has, rechters, in tegenwoordigheid van mr R. Born-de Rijk, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2001.