Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0817

Datum uitspraak2001-03-22
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Arnhem
Zaaknummers98/3352
Statusgepubliceerd


Uitspraak

WS Gerechtshof Arnhem derde enkelvoudige belastingkamer nr. 98/3352 Proces-verbaal mondelinge uitspraak belanghebbende : X te : Z ambtenaar : Wnd. Hoofd bureau belastingen van de gemeente Zwolle aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen naheffingsaanslag soort belasting : parkeerbelasting tijdstip : 5 april 1998, 14.39 uur mondelinge behandeling : op 15 maart 2001 te Arnhem door mr N.E. Haas, vice-president, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier waarbij verschenen : belanghebbende alsmede namens de ambtenaar mr H.M. van Delden, bijgestaan door L. Contermans, beiden werkzaam bij de gemeente gronden: 1. Belanghebbende had op het voormelde tijdstip de auto met het kenteken AA-BB-00 dat op naam stond van A, feitelijk geparkeerd staan in de Koestraat te Zwolle. Blijkens het aanslagbiljet dat aan de auto was aangebracht, is ƒ 2,50 nageheven, zijnde het uurtarief dat toen volgens onderdeel 1.1 van de Tarieventabel behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 1998 gold voor parkeren op de aangegeven plaats, verhoogd met kosten van naheffing die overeenkomstig artikel 8 van die verordening ƒ 65 bedragen. Het aanslagbiljet is niet op naam gesteld maar vermeldt overeenkomstig artikel 234, achtste lid, van de Gemeentewet het kenteken van het voertuig. De vermelding onderaan de eerste bladzijde van het vertoogschrift, dat op 5 april 1998 aan A een naheffingsaanslag is opgelegd, vindt geen bevestiging in de overgelegde stukken. 2. 5 april 1998 is onder meer voor het deel Centrum en Diezerpoort als koopzondag aangewezen op grond van artikel 4 van de Winkeltijdenverordening Zwolle 1996 bij besluit van het college van burgemeester en wethouders van Zwolle van 24 februari 1998. Een kopie van het desbetreffende ambtelijke voorstel, dat door de gemeentesecretaris met de aantekening ‘Cfm’ is geparafeerd, is zonder bezwaar van belanghebbende namens de ambtenaar overgelegd. De ambtenaar voert ter zitting aan, belanghebbende weerspreekt niet en het hof acht geloofwaardig dat het voormelde collegebesluit bekend is gemaakt in De Peperbus van woensdag 1 april 1998. 3. Onbetwist is dat de Koestraat in het voormelde deel van Zwolle ligt. 4. Belanghebbende voert aan dat zij op zondag 5 april 1998 om 11.15 uur de auto parkeerde voor een winkel, dat de winkels die zij kon zien toen donker en dicht waren en zich nog goed herinnert dat zij dacht dat het daardoor zeker deze zondag geen koopzondag kon zijn. Ter zitting voert zij nog aan, dat zij als normaal oplettende weggebruiker probeerde zich ervan te overtuigen of het ter plaatse koopzondag was, dat zij, komende langs het Weezenlandziekenhuis, geen bord gezien heeft en betwijfelt of dat, zoals in het vertoogschrift vermeld is, voor deze zondag wel geplaatst was. De ambtenaar voert daartegenover aan dat, behalve dat op de parkeermeters kenbaar was dat ‘op koopzondagen’ belastingplicht bestond, ongeveer één week voor 5 april langs alle wegen waarlangs het centrum per auto bereikbaar is oranje borden van ± 1m´ 1m waren geplaatst met de aanduiding dat automobilisten die zondag moesten betalen voor het parkeren binnen de grachten en dat op de desbetreffende koopzondagen de in Centrum en Diezerpoort gelegen winkels open mochten zijn tussen 13.00 en 17.00 uur. 5. Artikel 2, eerste lid, onderdeel a, van de Winkeltijdenwet (van 21 maart 1996, Stb. 182) verbiedt een winkel voor het publiek geopend te hebben op zondag. Van dat verbod kan de gemeenteraad voor ten hoogste twaalf aan te wijzen dagen per kalenderjaar vrijstelling verlenen op grond van artikel 3, eerste lid; volgens het tweede lid kan de raad die bevoegdheid overdragen aan het college. Dit laatste is klaarblijkelijk gebeurd bij de onder 1. genoemde verordening. 6. Ondanks dat een zondag rechtsgeldig als koopzondag is aangewezen, kan de feitelijke kenbaarheid daarvan voor een parkeerder beperkt zijn door het (betrekkelijk vroege) tijdstip van aankomst en/of doordat, zoals de ambtenaar ook erkent, niet alle winkels in het betrokken stadsdeel meedoen aan een koopzondag. Van de gemeente, als lichaam waarvan de ambtenaar als heffende instantie orgaan is, mag daarom worden verwacht dat zij een, door een bekendgemaakt besluit aangewezen, koopzondag kenbaar maakt op een wijze die voor (de doelgroep van) in het centrum parkerende automobilisten voldoende attentiewaarde heeft om hen redelijkerwijs ook te kunnen bereiken. Tegenover de ontkenning door belanghebbende rust op de ambtenaar de last, te bewijzen dat aan dat kenbaarheidsvereiste is voldaan. 7. Tegenover hetgeen belanghebbende aanvoert maakt de ambtenaar met wat hij heeft gesteld over de plaatsing, de vorm en de kleur van de borden, waarvan er ten minste één op de route van belanghebbende moet hebben gestaan, aannemelijk dat de onderhavige koopzondag met de daaruit voortvloeiende belastingplicht ook voor belanghebbende voldoende kenbaar is geweest. 8. Het beroep is ongegrond. proceskosten: Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 5a van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken vindt het hof geen termen aanwezig. beslissing: Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de ambtenaar. Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken te Arnhem op 22 maart 2001 door mr N.E. Haas, vice-president, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Snoijink als griffier. Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal. De griffier, Het lid van de voormelde kamer, (W.J.N.M. Snoijink) (N.E. Haas) Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 maart 2001 Het is mogelijk dat de mondelinge uitspraak wordt vervangen door een schriftelijke. Ieder van de partijen kan daar het gerechtshof om verzoeken binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak. Voor het verkrijgen van een schriftelijke uitspraak wordt van de belanghebbende een griffierecht van ¦ 75 geheven. Verzoekt de ambtenaar om vervanging, dan wordt van hem ¦ 150 geheven (artikel 17b, tweede lid, van de Wet administratieve rechtspraak belastingzaken die tot 1 september 1999 gegolden heeft). Bij vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen. Uitsluitend tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof staat beroep in cassatie open.