
Jurisprudentie
AB0786
Datum uitspraak2001-03-29
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/040213-00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/040213-00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
Arrondissementsrechtbank Leeuwarden
Sector strafrecht
VERKORT VONNIS
Uitspraak: 29 maart 2001
Parketnummer: 17/040213-00
Ter berechting gevoegd parketnummer 17/085609-00.
VONNIS van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op 1944 te [geboortegemeente],
wonende te [adres en woonplaats].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 15 maart 2001.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. O.A. van Oorschot, advocaat te Leeuwarden.
TELASTELEGGING
Aan dit vonnis is een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van de dagvaarding gehecht, waaruit de inhoud van de telastelegging geacht moet worden hier te zijn overgenomen.
In de telastelegging voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad.
PARTIËLE VRIJSPRAAK
De verdachte moet van het onder 1. primair telastegelegde worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht.
NADERE BEWIJSOVERWEGING
De rechtbank overweegt met betrekking tot het bewezenverklaarde vermoeden van verdachte dat het -ten aanzien van feit 1. subsidiair- door misdrijf verkregen geld en -ten aanzien van feit 2.- door misdrijf verkregen goederen betrof, als volgt.
Verdachte wist dat het door hem verdiende gezinsinkomen met ƒ 1.000,00 per maand gedaald was tot ƒ 2.800,00 terwijl de vaste lasten ad ƒ 1.650,00 per maand en -na afwijzing van het verzoek tot aanvullende studiefinanciering- de kosten ten behoeve van de studerende dochter ad ƒ 1.000,00 per maand nagenoeg gelijk gebleven waren. Verdachte wist ook dat er geen financiële reserves waren om een extra belastingaanslag ad ƒ 5.000,00 geheel te voldoen. Ondanks een en ander werden iedere maand de kosten van voeding, kleding, persoonlijke verzorging, benzine etc. voldaan. Daarnaast werden genotsmiddelen, diervoeder, computerbenodigdheden etc. betaald met de inkopenpas van de Stichting Dorpsakkomodatie Hempens-Teerns. Het moet dan ook voor verdachte zondermeer duidelijk zijn geweest dat zijn gedaalde inkomen volstrekt ontoereikend was om alle genoemde zaken te bekostigen danwel om de door de Stichting betaalde goederen meteen te verrekenen. Verdachte wist dat zijn vrouw, [naam], als penningmeester van genoemde stichting over het geld en de inkopenpas van die stichting beschikte. Verdachte moet aldus, nu er geen legale aanvullende bron van inkomsten was, het vermoeden hebben gehad dat zijn vrouw het gezinsinkomen op onrechtmatige wijze aanvulde met geld of goederen toebehorende aan de Stichting Dorpsakkomodatie Hempens-Teerns.
BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht het onder 1. subsidiair en het onder 2. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
1. subsidiair:
hij in de periode van 1 januari 1995 tot en met 1 juli 1998 te Hempens, gemeente Leeuwarden, uit de opbrengst van door misdrijf (te weten verduistering) verkregen geld voordeel heeft getrokken, terwijl hij redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen geld betrof, immers heeft verdachte (tezamen met [naam mededader]) meermalen rekeningen en een belastingaanslag betaald met geld verkregen door middel van verduistering;
2.
hij in de periode van 1 januari 1995 tot en met 1 juli 1998 te Hempens, gemeente Leeuwarden, een grote hoeveelheid winkelgoederen, ondermeer bestaande uit heren- en damesslips en/of diverse levensmiddelen en/of Hollandse wilde havanna's en/of hondenvoer en/of een parasol met voet en/of kattenvoer en/of konijenvoer en/of een hoeveelheid sterke drank en/of een broodrooster en/of een cartridge voor printer en/of een primax colorado flatbedscanner heeft verworven, terwijl hij ten tijde van het verwerven van voormelde goederen redelijkerwijs moest vermoeden, dat het door misdrijf verkregen goederen betrof.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
KWALIFICATIE
Het bewezene levert op de misdrijven:
1. subsidiair: Schuldheling.
2. Schuldheling.
STRAFBAARHEID VERDACHTE
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
STRAFMOTIVERING
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 2. telastegelegde tot 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a (oud), 14b, 14c, 57 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT
RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1. primair is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1. subsidiair en het onder 2. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Een gevangenisstraf voor de duur van TWEE MAANDEN.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt, dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en/of voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf, geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1. subsidiair en onder 2. meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. O. Anjewierden, voorzitter, mr. L.A.D. Lindenbergh en mr. M.R. Gans, rechters, bijgestaan door T.L. Komrij, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2001.
Mrs. Lindenbergh en Gans zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen