Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0783

Datum uitspraak2001-03-28
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers42060
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Uitspraak: 28 maart 2001 Rekestnummer: 1478/00 Zaaknummer: 42060 ALIMENTATIE BESCHIKKING van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden, enkelvoudige familiekamer, in de zaak van: [naam zoon], wonende te [woonplaats] hierna ook te noemen de de zoon, procureur mr. J.E.I. Bazuin, tegen [naam moeder], wonende te [woonplaats], hierna ook te noemen de moeder, procureur mr. M.R. Bartels, en [naam vader], wonende te [woonplaats], hierna te noemen de vader, in persoon verschenen. PROCESGANG Bij beschikking van deze rechtbank van 10 januari 2001, waarvan de inhoud als hier overgenomen en ingelast dient te worden beschouwd, is de behandeling van de zaak verwezen naar een nadere terechtzitting. Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 20 februari 2001. RECHTSOVERWEGINGEN Gelet op hetgeen ter terechtzitting is gesteld en op de inhoud van het dossier, overweegt de rechtbank het volgende. De zoon heeft verzocht te bepalen dat de vader en de moeder naar rato zullen bijdragen in de kosten van zijn levensonderhoud en studie. Hij stelt zijn behoefte op een bedrag van f. 950,-- per maand. De vader heeft gesteld dat hij bereid is bij te dragen. De moeder heeft primair gesteld onvoldoende draagkracht te hebben om een bijdrage voor de zoon te kunnen betalen en subsidiair heeft zij gesteld niet of verminderd onderhoudsplichtig te zijn nu de zoon door zijn wijze van handelen heeft aangegeven niets meer met haar te maken te willen hebben. De moeder heeft tenslotte nog gesteld dat de zoon zijn behoefte te hoog stelt en dat er geen gronden zijn om de bijdrage met terugwerkende kracht te doen ingaan. De rechtbank is met de moeder van oordeel dat niet is in te zien waarom de behoefte van de zoon moet worden gesteld op een bedrag van f. 1.350,-- per maand, waar de informatie beheer groep in haar laatste bericht uitgaat van een totale behoefte van f. 1.199,76. Zijn behoefte zou dan f. 791,05 bedragen. Hiervan zou de vader de helft voor zijn rekening moeten nemen. De rechtbank is voorts van oordeel dat er geen sprake kan zijn van een terugwerkende kracht tot 1 juni 1998, de zoon was op dat moment overigens nog minderjarig, maar zal naar redelijkheid en billijkheid uitgaan van de datum van indiening van het onderhavige verzoekschrift. De rechtbank is voorts met de moeder van oordeel dat gelet op de situatie als door de moeder geschetst met betrekking tot het gedrag van de zoon, welke feiten door de zoon niet zijn weersproken, het redelijk dient te worden geacht dat haar onderhoudsplicht ten opzichte van de zoon wordt beperkt. De rechtbank acht de moeder tot een bedrag van f. 200,-- per maand onderhoudsplichtig. De rechtbank acht de moeder in staat dit bedrag te voldoen. Bij een zelfstandig ondernemer gaat de rechtbank bij het berekenen van de draagkracht uit van de jaarstukken over de laatste drie jaren. Uit de thans overgelegde stukken blijkt dat het resultaat over 1999 f. 40.000,-- en over 1998 f. 95.000,-- bedraagt. Door de moeder is ter zitting aangegeven dat het resultaat over 2000 waarschijnlijk weer beter zal zijn dan over 1999, zodat de rechtbank het er voor houdt dat de moeder, gelet op het gemiddelde resultaat over drie jaren, in staat moet worden geacht f. 200,-- per maand aan de zoon te kunnen voldoen. De proceskosten zullen worden gecompenseerd, nu partijen verwanten in de eerste lijn zijn. Beslissing De rechtbank: bepaalt dat de moeder aan de zoon als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie met ingang van 10 augustus 2000 een bedrag van f. 200,-- (tweehonderd gulden) per maand zal voldoen; bepaalt dat de vader aan de zoon als bijdrage in de kosten van levensonderhoud en studie met ingang van 10 augustus 2000 een bedrag van f. 400,-- (vierhonderd gulden) per maand zal voldoen; veroordeelt de moeder in de kosten op de tenuitvoerlegging gevallen, voor het geval deze door haar zijn veroorzaakt; veroordeelt de vader in de kosten op de tenuitvoerlegging gevallen, voor het geval deze door hem zijn veroorzaakt; verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad; wijst af het meer of anders verzochte; compenseert de proceskosten aldus, dat elk der echtgenoten de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven te Leeuwarden door mr. A.H.M. Dölle, lid van de kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op woensdag 28 maart 2001 in tegenwoordigheid van de griffier. (cc: 19) Van de einduitspraak in deze beschikking kan binnen 2 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden. Indien u in deze procedure bent verschenen start deze termijn op de dag van de uitspraak. Als u niet in de procedure bent verschenen kan de termijn op een latere datum beginnen. Volgens de wet bent u verplicht om voor het instellen van hoger beroep een advocaat in te schakelen. In verband met de beperkte termijn dient u zo spoedig mogelijk contact met uw/een advocaat op te nemen! De griffier.