Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0781

Datum uitspraak2001-03-12
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 01-308 en 01-320
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Zaaknummer: AWB 01-308 en 01-320 ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE HAARLEM, Fungerend president U I T S P R A A K op een verzoek om voorlopige voorziening (artikel 8:81 Awb) in de zaak van: [Verzoekster], gevestigd te [woonplaats], verzoekster, gemachtigde mr. A.M. van der Laar, advocaat te Haarlem, en [verzoeker], wonende te [woonplaats], verzoeker, gemachtigde mr. H. Tummers, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, -- tegen -- burgemeester en wethouders van Bennebroek, verweerders. 1. Ontstaan en loop van het geding Bij besluiten van 21 maart 2000 hebben verweerders een tweetal kapvergunningen verleend voor het kappen van bomen ten behoeve van de bouw van een gymnastieklokaal aan de Kleine Sparrenlaan en de uitbreiding van het kinderdagverblijf "De Ballon" aan de Willinklaan. Op dezelfde datum hebben verweerders tevens vrijstelling en vergunning verleend voor de bouw van de beide genoemde bouwprojecten. Tegen verlening van deze vergunningen heeft verzoekster bij brief van 27 april 2000 en verzoeker bij brief van 1 mei 2000, bezwaar gemaakt. Bij besluit van 25 juli 2000, verzonden op 8 augustus 2000, hebben verweerders onder verwijzing naar het advies van de vaste commissie voor de bezwaar- en beroepschriften waarmee zij hebben ingestemd, de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard. Tegen laatstgenoemd besluit hebben verzoekers ieder tijdig beroep ingesteld bij deze rechtbank. Voorts hebben zij, bij faxbericht van 26 februari 2001 (verzoekster) respectievelijk bij brief van 2 maart 2001 (verzoeker), aan de president van de rechtbank verzocht de onderhavige kap- en bouwvergunningen te schorsen. De verzoeken zijn gelijktijdig behandeld ter zitting van 8 maart 2001, alwaar namens verzoekster is verschenen haar gemachtigde voornoemd. Namens verzoeker is verschenen diens gemachtigde voornoemd. Verweerders hebben zich doen vertegenwoordigen door L. van der Leij, werkzaam bij de sector Gemeentewerken. Tevens waren aanwezig [betrokkene], lid van [verzoekster], enkele andere omwonenden, [waarnemend directeur], waarnemend directeur van kinderdagverblijf De Ballon, en M.C. Kal, wethouder der gemeente. Na afloop van de zitting is de president de situatie ter plaatse gaan bezien, in aanwezigheid van mr. A.M. van de Laar, enkele omwonenden, [waarnemend directeur], L. van der Leij, M.C. Kal en D. van Woersem, hoofd buitendienst van de gemeente. 2. Overwegingen Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de president van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen, indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Bij de vereiste belangenafweging gaat het om een afweging van enerzijds het belang van verzoekers, dat een onverwijlde voorziening wordt getroffen en anderzijds het door de onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Voor zover deze toetsing meebrengt dat het geschil in de hoofdzaak wordt beoordeeld, heeft het oordeel daaromtrent een voorlopig karakter en is dit niet bindend voor de beslissing in de hoofdzaak. Bouwvergunningen Onderhavige bouwplannen voorzien enerzijds in de bouw van een gymnastieklokaal en anderzijds in de uitbreiding van het kinderdagverblijf "De Ballon" ten behoeve van de naschoolse opvang. De beide bouwplannen zijn gelegen in een gebied waarop van toepassing is het bestemmingsplan "Bennebroek". Ingevolge dit bestemmingsplan hebben de gronden waarop de bouwwerken zijn geprojecteerd de bestemmingen "Recreatie veldsport zonder bebouwing (Rvz)" en "Tuin" en is daarop de beoogde bebouwing niet toegestaan. Het bestemmingsplan kent terzake geen vrijstellingsbepalingen. De bouwplannen zijn derhalve in strijd met het vigerend bestemmingsplan. Om realisering toch mogelijk te maken heeft -zo is ter zitting meegedeeld- de raad der gemeente Bennebroek ten behoeve van de bouw van het gymnastieklokaal op 21 oktober 1999 een voorbereidingsbesluit genomen als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO), welk voorbereidingsbesluit op 28 oktober 1999 in werking is getreden. Voor de uitbreiding van het kinderdagverblijf is op 25 november 1999 een voorbereidingsbesluit genomen, welk besluit op 2 december 1999 in werking is getreden. Bij besluiten van 29 februari 2000 hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Holland ten behoeve van de beide bouwplannen verklaringen van geen bezwaar als bedoeld in artikel 19 (oud) WRO afgegeven. Voorts heeft de Stichting Welstandszorg Noord-Holland voor de onderhavige bouwplannen een positief welstandsadvies uitgebracht. Gezien het vorenstaande is aan de wettelijke vereisten voor het volgen van de zogenoemde anticipatieprocedure voldaan. Omtrent de vraag of verweerders in dit geval de weg van de anticipatieprocedure hadden kunnen bewandelen overweegt de president het volgende. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vloeit uit het karakter van de anticipatieprocedure voort dat het gebruik van dit instrument slechts passend is, indien daarvoor voldoende dringende reden aanwezig is en daaraan geen overwegende bezwaren verbonden zijn. De mate van de te verlangen urgentie van het bouwplan is afhankelijk van de omvang van de inbreuk op het ter plaatse geldende planologische regime, alsmede van de planologische uitstraling die het project op de omgeving heeft. Naar gelang de ingreep zwaarder is, doet het belang van de bijzondere waarborgen waarmee de wetgever de gewone planprocedure heeft omgeven, zich sterker gelden. Hoewel het geldende bestemmingsplan de geprojecteerde bouw niet toestaat is de president van oordeel dat er -vooral gelet op de feitelijke planologische uitstraling- geen sprake is van een ernstige inbreuk op het geldend planologisch regime. Daarbij wordt overwogen dat er ter plekke reeds een kinderdagverblijf is gevestigd, welke thans wordt uitgebreid. Voorts wordt met het geprojecteerde gymlokaal een aangrenzend bestaand gymlokaal vervangen. Ook voor de hoogte van de bouwplannen is, voor zover het de uitbreiding van het kinderdagverblijf betreft, aansluiting gezocht bij de bouwhoogte van het huidige kinderdagverblijf en voor zover het betreft het gymlokaal is aansluiting gezocht bij het gymlokaal dat er nu staat. Het nieuwe lokaal zal lager zijn dan het hoofdgebouw van de aangrenzende school. Voorts is van beide beoogde bouwwerken, mede gelet op de functie van de reeds aanwezige bebouwing, niet te verwachten dat zij op zichzelf of door het gebruik ervan ingrijpende en bezwaarlijke gevolgen voor de directe omgeving zullen hebben. De door verzoekers gestelde ernstige inbreuk op de feitelijke planologische situatie acht de president, gelet op het vorenstaande, niet aangetoond. Onder deze omstandigheden is het voeren van de anticipatieprocedure op basis van een voorbereidingsbesluit en een (in mandaat) afgegeven verklaring van geen bezwaar van Gedeputeerde Staten naar voorlopig oordeel van de president aanvaardbaar. In dit verband is tevens van belang dat van gemeentewege is aangegeven dat het karakter van het Willinkveld zal worden gehandhaafd, ook volgens het toekomstig planologisch regime. Wat betreft de urgentie hebben verweerders aangevoerd dat binnen hun gemeente dringend behoefte bestaat aan uitbreiding van en aanvulling op de thans beschikbare (naschoolse) kinderopvang. Deze behoefte wordt door verzoekers niet betwist. Verder speelt een rol dat de Stichting Kinderdagopvang Bennebroek, via de gemeente, een bonuspremie van fl. 40.000,00 zal ontvagen van het Ministerie van VWS indien de geplande bouw uiterlijk op 31 december 2001 is gerealiseerd. Voor wat betreft de nieuwbouw van het gymlokaal wijzen verweerders erop dat de fundering en constructie van het huidige lokaal in zeer slechte bouwkundige staat verkeren, hetgeen door verzoekers niet (gemotiveerd) wordt betwist. De president acht hiermee de bouwplannen voldoende urgent om toepassing van de anticipatieprocedure te rechtvaardigen. Dan resteert de vraag of verweerders bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot het bestreden besluit hebben kunnen komen. De bezwaren van verzoekers hebben met name betrekking op handhaving van het groene karakter en de gebruiksfunctie van het Willinkveld als speelveld. Voorts hebben verzoekers hun vrees uitgesproken voor verdere aantasting van de groenstrook rondom het veld in de toekomst en voor toename van geluidsoverlast, toename van verkeer en verhoging van de parkeerdruk. Daartegenover staan het belang van de gemeente bij het realiseren van extra kinderopvangplaatsen en de behoefte aan een gymlokaal, terwijl het huidige lokaal nodig aan vervanging toe is. Niet ontkend kan worden dat de realisering van de bouwplannen tot gevolg heeft dat er ter plekke een aantal bomen en struiken zullen verdwijnen. De president is evenwel van oordeel dat zulks geen wezenlijke afbreuk doet aan het karakter en de functie van het Willinkveld. Het karakter van de groenzoom alsmede de functie van speelruimte blijven immers onverkort gehandhaafd. Verweerders hebben ter zitting ook aangegeven dat het gemeentelijk beleid er zonder meer op is gericht dat het Willinkveld open en groen moet blijven. Naar voorlopig oordeel van de president zijn voorts de gevreesde toename van geluidsoverlast, verkeer en parkeerdruk onvoldoende onderbouwd, evenals de vrees voor een verdere aantasting van de groenstrook in de toekomst. Het vorengaande leidt ertoe dat niet kan worden geoordeeld dat verweerders naar voorlopig oordeel van de president bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid niet tot hun besluit tot het verlenen van vrijstelling en bouwvergunning hebben kunnen komen. Kapvergunningen Ingevolge artikel 2 van de Bomenverordening Gemeente Bennebroek 1998 (hierna: bomenverordening) is het verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders houtopstand te (doen) vellen. Ingevolge artikel 5 van de bomenverordening kunnen burgemeester en wethouders de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer natuur- en milieuwaarden en waarden voor recreatie en leefbaarheid. Verweerders hebben bij besluiten van 21 maart 2000 de kapvergunningen verleend onder voorwaarden, hier verder niet van belang. In de vergunning is niet de in artikel 9 van de bomenverordening genoemde mogelijkheid van het opleggen van een herplantplicht opgenomen. Gezien het hiervoor uitgesproken oordeel ten aanzien van de bouwvergunningen en gegeven de noodzaak in het kader van het bouwrijp maken van de grond tot het kappen van bomen over te gaan, ziet de president voorts geen grond voor het oordeel dat verweerders niet in redelijkheid tot de verlening van de eveneens in geding zijnde kapvergunningen hebben kunnen overgaan. Daarbij wijst de president er nogmaals op dat, naar zijn voorlopig oordeel, door gebruik te maken van de kapvergunningen het karakter van het Willinkveld niet wezenlijk wordt aangetast. Bovendien zullen ter compensatie van de te kappen bomen nieuwe bomen en (onder meer) heesters worden geplant. In de kapvergunningen is weliswaar geen herplantplicht als bedoeld in artikel 9 van de bomenverordening opgenomen, maar nu de beide kapvergunningen zijn gericht aan de gemeente Bennebroek (voor wat betreft de kapvergunning voor de bouw van het gymlokaal hebben verweerders ter zitting hebben toegelicht dat deze alleen is afgegeven op naam van de afdeling Onderwijs van de gemeente Haarlem, omdat daaraan de administratie van het gemeentelijk onderwijs is uitbesteed) en verweerders namens de gemeente reeds diverse keren, ook ter zitting, hebben toegezegd voor de herplant van bomen en heesters te zullen zorgdragen overeenkomstig een gepresenteerd plan, ziet de president hierin geen aanleiding de kapvergunningen te schorsen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ziet de president geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening, zoals is verzocht. Proceskosten De president ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb. 3. Beslissing De president: Wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af. Deze uitspraak is gewezen door mr. F.F.W. Brouwer, fungerend president, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2001, in tegenwoordigheid van mr E.C.M. van Mierlo griffier. Afschrift verzonden op: RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak staat geen afzonderlijk hoger beroep open.