Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0771

Datum uitspraak2001-01-10
Datum gepubliceerd2001-07-26
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers00/865 BESLU COO
Statusgepubliceerd


Uitspraak

00/865 BESLU COO ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA Veertiende kamer Uitgesproken d.d.: 10 januari 2001 UITSPRAAK in het geding tussen: A, echtgenote van B, geboren [¼] [¼] 1940, wonende te C, eiseres, P.N.M. Verkooijen te Heinkenszand, gemachtigde, en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties te Diemen, verweerder. 1. Procesverloop: Bij besluit van 20 april 1999 heeft verweerder eiseres een tegemoetkoming op grond van de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998 toegekend op basis van een taxatie van de schade en kosten op ¦ 131.630,-. De bezwaren van eiseres hiertegen zijn door verweerder bij besluit van 20 april 2000 (hierna: het bestreden besluit) gegrond verklaard voor wat betreft de oppervlakteberekening. Voor het overige zijn de bezwaren ongegrond verklaard. Eiseres heeft bij brief van 12 mei 2000 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft de op deze zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en bij brief van 7 juli 2000 een verweerschrift ingediend, waarop eiseres bij brief met bijlagen van 24 november 2000 heeft gereageerd. Het beroep is behandeld ter zitting van 7 december 2000. Namens eiseres is verschenen P.N.M. Verkooijen, bijgestaan door mr. ir. J.L. Mieras. Namens verweerder zijn verschenen mr. M.M. le Gras en mr. R. Caspers. 2. Beoordeling: 2.1. In 1998 heeft eiseres eerstejaars plantuitjes geteeld van het ras Centurion F1. Voor deze teelt is een contract afgesloten met Rijk Onion Sets BV. Als gevolg van de extreem zware regenval op 13 en 14 september 1998 konden de plantuitjes niet worden geoogst en is de opbrengst geheel verloren gegaan. Eiseres heeft door middel van haar aanvraagformulier van 3 november 1998 gevraagd om tegemoetkoming in - onder meer - deze schade. Bij besluit van 20 april 1999 heeft verweerder tegemoetkoming in de schade toegekend, berekend naar een totale schadepost van ¦ 131.630,-. Voor wat betreft de schade aan 5 hectare plantuitjes is een normbedrag gehanteerd van ¦ 12.900,- per hectare. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen dit besluit gedeeltelijk gegrond verklaard. Bij de berekening van de teeltplanschade moet worden uitgegaan van een oppervlakte van 5,5 hectare. De bezwaren van eiseres betreffende het gehanteerde normbedrag zijn ongegrond verklaard. Eiseres heeft hiertegen, samengevat, aangevoerd dat de geteelde plantuitjes behoren tot de dure lange rassen. De teeltkosten ervan zijn aanzienlijk hoger dan van andere rassen, onder andere door duurder zaaigoed. Eiseres meent dat voor de tegemoetkoming een te laag normbedrag is gehanteerd. Dit normbedrag zou ¦ 18.875,90 per hectare moeten bedragen. De rechtbank overweegt het volgende. 2.2. Bij koninklijk besluit van 12 januari 1999 (Staatsblad 1999, 33) is de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen van toepassing verklaard op de schade en kosten die zijn ontstaan ten gevolge van de extreem zware regenval op 13 en 14 september 1998. Ingevolge artikel 6, derde lid, van de Wet worden bij ministeriële regeling regels gesteld omtrent de hoogte van de tegemoetkoming. Dit is de Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998 van 29 oktober 1998 (gepubliceerd in de Staatscourant van 30 oktober 1998, 208). Bij de vaststelling van de tegemoetkoming in teeltplanschade voert verweerder beleid, op 29 oktober 1998 vastgelegd in de Beleidsregels voor de toekenning van teeltplanschade op grond van de Regeling (met Toelichting en Bijlage eveneens gepubliceerd in Stcrt. 1998, 208). De Beleidsregels houden, voor zover hier relevant, in: "Het in aanmerking te nemen schadebedrag wegens teeltplanschade, (...), wordt berekend volgens de formule: A x B x C - D, waarbij: A = de oppervlakte van het teeltareaal (...); B = het percentage van de redelijkerwijs te verwachten opbrengst die in de schadetermijn verloren gaat (...); C = het bedrag dat volgens de bijlage als opbrengst voor de aangetaste categorie gewassen is vastgesteld, dan wel, bij gebreke daarvan, de opbrengst welke redelijkerwijze mocht worden verwacht voor de geteelde gewassen (...); D = de kosten welke redelijkerwijze geacht kunnen worden te zijn bespaard voor de productie, oogst, bewerking, bewaring en afzet van de verloren gegane opbrengst." In de Toelichting is onder meer vermeld: "Gezien de noodzaak tot een eenduidige en snelle schadeafhandeling, met inachtneming van de eisen van rechtszekerheid en rechtsgelijkheid zal bij de vaststelling van de schade worden uitgegaan van de hiervoor genoemde uitgangspunten en normbedragen. Voor de meest relevante gewassen is daartoe een bedrag per ha. vastgesteld (...). Daarbij is uitgegaan van de meest recente KWIN-gegevens (Kwantitatieve informatie voor de land- en tuinbouw) waarin de voortschrijdende gegevens over de in de afgelopen drie jaar gerealiseerde productie zijn samengevat. Mocht bij de uitvoering van de regeling blijken dat ook voor andere gewassen de noodzaak tot het stellen van een normbedrag bestaat, dan zal de bijlage worden aangevuld." In de Bijlage is ten aanzien van plantuien (uitsluitend) opgenomen: "Plantuien (1e jaars) 12.900". 2.3. Verweerder is van voormelde opbrengstnorm van ¦ 12.900 per hectare uitgegaan. In het bestreden besluit is dienaangaande overwogen dat dit een landelijk gemiddelde is, ongeacht het soort ras, en dat het betoog van eiseres omtrent het ras Centurion niet dermate bijzonder is dat in redelijkheid niet kan worden vastgehouden aan het normbedrag. In het verweerschrift heeft verweerder evenwel overwogen dat de Beleidsregels extensiever kunnen worden geïnterpreteerd dan de Regeling Oogstschade 1998, waarop de normbedragen in de Bijlage van de Beleidsregels zijn gebaseerd, zodat onderzoek dient plaats te vinden naar een voldoende gefundeerde stellingname van eiseres dat de werkelijke schade hoger ligt dan op grond van de normbedragen is vastgesteld. Ter zitting heeft verweerder een nadere toelichting op deze beoordelingsmaatstaf gegeven. Hieruit blijkt dat verweerder slechts ingeval toepassing van de normbedragen onredelijk bezwarend zou zijn, voormeld nader onderzoek naar de werkelijke schade geïndiceerd acht. Daarbij moet volgens verweerder sprake zijn van een significante afwijking ten opzichte van de gehanteerde normen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee de grondslag voor het bestreden besluit - terecht - verlaten. Verweerder had reeds in het bezwaarschrift van eiseres aanleiding moeten zien tot nader onderzoek en een nadere motivering. In het bezwaarschrift is een opbrengst van circa ¦ 18.000,= tot ¦ 19.000,= aangevoerd, hetgeen op een significante afwijking ten opzichte van het normbedrag van ¦ 12.900,= duidt. Om deze reden komt het bestreden besluit wegens een ontoereikend onderzoek naar de feiten en wegens een ondeugdelijke motivering voor vernietiging in aanmerking. Het beroep zal gegrond worden verklaard met opdracht aan verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak. 2.4. Bij de nieuw te nemen beslissing op bezwaar kan worden betrokken hetgeen in de toelichting op de Regeling oogstschade 1998 - waarop de normbedragen in de Bijlage van de Beleidsregels zijn gebaseerd - is vermeld omtrent de hantering van normbedragen ingeval van verschillende variëteiten van gewassen (Stcrt. 1998, 244). Daaruit valt, in elk geval voor de toepassing van die regeling, af te leiden dat verschillen in opbrengsten van variëteiten van gewassen in acht dienen te worden genomen en dat slechts aan te verwaarlozen verschillen in opbrengsten wordt voorbijgegaan. Hierbij sluit aan het standpunt van eiseres, dat er niet toe strekt te betogen dat zij door een grotere oogst en/of door een hogere opbrengstprijs (significant) meer opbrengsten per hectare realiseert dan andere telers blijkens het normbedrag van ¦ 12.900,= realiseren, doch dat in dat normbedrag de voor het (lange) ras Centurion passend te achten opbrengstprijs niet danwel onvoldoende tot uitdrukking komt. 2.5. Gelet op de onderbouwde stellingen van eiseres omtrent de te hanteren opbrengsten per hectare, ligt het op de weg van verweerder te onderzoeken of de KWIN-norm voor plantuien voldoende representatief kan worden geacht voor de teelt van plantuien van het ras Centurion. Daarbij kan mogelijk gebruik worden gemaakt van KWIN-gegevens over laatstbedoelde teelt. Ter zitting heeft verweerder aangegeven (mogelijk voorhanden zijnde) objectieve KWIN-gegevens over lange rassen zoals Centurion doorslaggevend te zullen achten ten opzichte van de door eiseres overgelegde cijfers (de eigen cijfers over 1995 en branche-gegevens), hetgeen de rechtbank niet op voorhand onjuist of onredelijk voorkomt. 2.6. Nu het beroep gegrond zal worden verklaard, dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht aan haar te vergoeden. Gesteld noch gebleken is dat sprake is van op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten. 3. Beslissing: De rechtbank: verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen; gelast dat de Staat der Nederlanden eiseres het door haar betaalde griffierecht van ¦ 225,-- vergoedt. Deze uitspraak is gedaan en uitgesproken in het openbaar door mr. Cooijmans, in tegenwoordigheid van mr. De Bie als griffier, op 10 januari 2001 Tegen deze uitspraak kunnen partijen, alsmede iedere andere belanghebbende, hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de datum van verzending van het afschrift van deze uitspraak. Afschrift verzonden d.d.: ND