
Jurisprudentie
AB0752
Datum uitspraak2001-03-27
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers61909 KG ZA 00-89
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank 's-Hertogenbosch
Zaaknummers61909 KG ZA 00-89
Statusgepubliceerd
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE 'S-HERTOGENBOSCH
VONNIS IN KORT GEDING
Zaaknummer : 61909 / KG ZA 01-89
Datum uitspraak: 27 maart 2001
Vonnis in kort geding van de president van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch in de zaak van:
1. [naam]
wonende te [woonplaats]
2. [naam]
wonende te [woonplaats]
3. [naam]
wonende te [woonplaats]
4. [naam]
wonende te [woonplaats]
5. [naam]
wonende te[woonplaats]
6. [naam]
wonende te [woonplaats]
eisers bij exploot van dagvaarding van 9 februari 2001,
procureur mr. G.J.W. Verschuur,
tegen:
[naam],
wonende te [woonplaats]
gedaagde bij gemeld exploot,
procureur mr. J.E. Lenglet,
advocaat mr. F.J.P. Delissen.
Partijen zullen hierna worden aangeduid respectievelijk als "Eisers" en "Gedaagde".
1. De procedure
1.1. Eisers hebben in kort geding gesteld en gevorderd zoals hierna is weergegeven.
1.2. De procureur van Eisers heeft de vordering ter terechtzitting toegelicht, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.3. De procureur van Gedaagde heeft verweer gevoerd, mede aan de hand van de door hem overgelegde pleitnotities met producties.
1.4. Ter zitting is op verzoek van Eisers een videoband met het voor deze zaak relevant fragment van de hieronder nader te noemen Tv-uitzending, bekeken.
1.5. Na gevoerd debat hebben de raadslieden van partijen de processtukken overgelegd voor vonnis.
2. De feiten
2.1. De stichtingen, Stichting Huisvesting Ouderen Landerd (SHOL) en de Stichting Zorgcentrum voor Ouderen Landerd (SZOL) beide gevestigd te Reek hebben tot 1 januari 2001 zelfstandig bestaan. De SHOL is per die datum door fusie overgegaan in de Stichting Woonmaatschappij Maasland, gevestigd te Ravenstein, en de SZOL per diezelfde datum door fusie in de Stichting Welstaete, gevestigd te Veghel. Eisers sub 1 tot en met 5 hebben tot 1 januari 2001 gefungeerd als leden van de Raden van Toezicht (bestuursleden) en eiser sub 6 als directeur van SHOL en SZOL.
2.2. Gedaagde is wethouder van de gemeente Landerd. Deze gemeente bestaat uit de dorpen Zeeland, Schaijk en Reek. Op 7 januari 2001 heeft Gedaagde in een rechtstreekse uitzending vanuit café [naam] in Zeeland door het plaatselijke televisiestation Landerd TV op een vraag van de gespreksleider het volgende antwoord gegeven:
"Ik kan dat heel goed motiveren. Ik ben als voorzitter actief geweest van een stichting die de bejaardenvoorzieningen graag in Reek zou willen houden. Wij hebben als stichting altijd geroepen en van de daken geschreeuwd, en gesprekken gevoerd. [naam] was erbij betrokken, [naam] en ik kan nog wel doorgaan over de situatie die toen werd voorgesteld. Wij hebben altijd gezegd: de plannen die jullie ontwikkelen zijn veel te ambitieus. Je kunt wel en in Zeeland en in Schaijk zulke grote gebouwen neerzetten, dat gaat ten koste van Reek. En ik heb geconstateerd en daar heb ik slecht van geslapen, dat in het begin van dit jaar bewaarheid werd wat we altijd hebben geroepen. Daar lag een miljoenenschuld. Ik durf dat best in het openbaar te zeggen een miljoenenschuld en daardoor, door die miljoenenschuld door het feit dat boeken over 1999 nog niet zijn goedgekeurd, daardoor moesten we andere keuzes maken. We zijn gewoon gedwongen. En de stichtingen die daarvoor verantwoordelijk zijn, die moeten maar een uitleggen waarom wij die keuzes hebben moeten maken. Ik heb gewoon gelijk gehad. Ze hebben de zaak verkwanseld."
Op een nadere vraag van een daar aanwezig raadslid van de gemeente Landerd heeft Gedaagde het volgende gezegd:
"Ik denk dat het voor raadslid [naam] goed is dat hij in een volgende commissie eens vraagt van waar blijven de boeken van de SHOL en de SZOL over 1999. En laat dan de raadsleden die boeken er maar eens kritisch op naslaan en dan beseffen die precies wat er in mijn hoofd omgegaan is."
Vervolgens heeft Gedaagde nog het volgende toegevoegd:
"Wij hebben in dit land het systeem gekozen van stichtingen van autonome stichtingen die moeten zorgen dat de boeken er zijn. Over 1999 zijn ze er niet. Ik constateer dat er problemen zijn anders waren die boeken er. Die problemen, die financiële problemen hebben mij moeten aanzetten om in het college iets van die plannen nog te verwezenlijken. Dus die schuld ligt niet bij ons, die ligt bij de stichtingen."
2.3. Gedaagde heeft in (openbare) brieven van 10 januari 2001 en 21 februari 2001 gereageerd op de door die uitlatingen ontstane situatie door zich in zekere mate te verantwoorden tegenover de (leden van de) gemeenteraad.
2.4. Er zijn diverse publicaties in de media over deze kwestie geweest. Eisers worden door bekende en willekeurige derden geconfronteerd met de uitlatingen en onvriendelijk en onheus bejegend. Dit geldt ook voor hun directe familie.
3. Het geschil
3.1. Eisers vorderen in dit kort geding
a) dat Gedaagde wordt veroordeeld bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad de uitlatingen over de stichtingen SHOL en SZOL te herroepen en te corrigeren door middel van een door Gedaagde gedagtekend en ondertekend schrijven overeenkomstig de in de dagvaarding opgenomen tekst dan wel een door de president vast te stellen tekst, te versturen aan de personen en instanties zoals in de dagvaarding omschreven en wel binnen vijf dagen na betekenis van dit vonnis onder verbeurte van een dwangsom van ( 10.000,00 per dag voor iedere dag dat Gedaagde na betekening nalaat volledige uitvoering aan dit vonnis te geven;
b) Gedaagde te verbieden tot het doen van uitlatingen over de stichtingen SHOL en SZOL dan wel over één of meerdere eisers zoals door hem gedaan op 7 januari 2001, onder verbeurte van een dwangsom van ( 10.000,00 per overtreding hiervan;
c) veroordeling van Gedaagde tot betaling van een voorschot op schadevergoeding ter hoogte van ( 5000,00 per eiser althans tot een door de president vast te stellen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, zijnde 9 februari 2001;
d) veroordeling van Gedaagde tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten ter hoogte van ( 4.165,00 inclusief BTW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding, alsmede
e) veroordeling van Gedaagde in de kosten van het geding.
3.2. Eisers leggen daaraan het navolgende ten grondslag.
Eisers voeren aan dat Gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens ieder van hen en dat zij dientengevolge schade ondervinden. Gedaagde heeft met zijn uitlatingen SHOL en SZOL verweten dat zij een miljoenenschuld hebben laten ontstaan, dat daardoor de boeken over 1999 nog niet zijn goedgekeurd, dat SHOL en SZOL daarvoor verantwoordelijk zijn en hierover uitleg verschuldigd zijn. Tevens dat die stichtingen de zaak (van de ouderen) hebben verkwanseld en het hun schuld is indien daardoor bepaalde plannen niet zijn doorgegaan.
Deze verwijten treffen rechtstreeks de laatstelijk functionerende leden van de Raden van Toezicht en de laatstelijk functionerende directeur van die stichtingen, waartoe Eisers behoren.
Deze verwijten zijn onjuist, want de jaarrekeningen over 1999 van beide stichtingen zijn correct opgemaakt door een registeraccountant van het accountantskantoor "PricewaterhouseCoopers N.V. Accountants" te 's-Hertogenbosch. Op 28 juni 2000 respectievelijk 23 juni 2000 zijn die jaarrekeningen goedgekeurd. Van enig financieel wanbeheer is geen sprake.
Eisers zijn door de onjuiste uitlatingen opzettelijk door Gedaagde in hun eer en goede naam aangetast en dit weegt des te zwaarder nu Gedaagde de functie van wethouder bekleedt en Eisers in de betreffende gemeente woonachtig zijn en men in die gemeente weet dat zij leden van de Raden van Toezicht dan wel directeur van die stichtingen waren. Zij worden ook voortdurend door personen in hun omgeving geconfronteerd met de uitlatingen en worden onvriendelijk en onheus bejegend. Dit geldt ook voor hun directe familieleden.
Ondanks aangetekend verzoek daartoe is Gedaagde niet bereid gebleken zijn uitlatingen te herroepen door middel van een door Eisers aangeboden rectificatiebrief te richten aan door Eisers voorgestelde personen en instanties.
3.3. Het verweer van Gedaagde tegen de vordering komt zakelijk weergegeven op het volgende neer.
a) Met betrekking tot de gevorderde rectificatie voert Gedaagde primair aan dat hij de letterlijke tekst van zijn uitlatingen de conclusies van Eisers niet rechtvaardigen. Hij heeft niemand beschuldigd van financieel wanbeheer, van het verkwanselen van de belangen van ouderen. De enige onjuiste mededeling, die hij ook niet onrechtmatig vindt, is dat hij heeft gezegd dat de boeken over 1999 er nog niet waren en nog niet waren goedgekeurd. Maar dat heeft hij al voldoende rechtgezet met zijn openbare brief aan de raadsleden van de gemeente van 10 januari 2001.
b) Subsidiair voert Gedaagde aan dat de gevraagde rectificatie niet klopt, want een negatief vermogen van f. 4.743.556,00 is in zijn ogen een miljoenenschuld. Bovendien is rectificatie na zijn genoemde brieven van 10 januari en 21 februari overbodig.
c) Er is geen spoedeisend belang bij de gevraagde veroordelingen nu de zaak feitelijk is geluwd.
d) Ten aanzien van het gevorderde verbod tot het doen van uitlatingen: Gedaagde is van mening dat de vordering met betrekking tot een verbod tot het doen van uitlatingen over de stichtingen in de toekomst moet worden afgewezen.
e) Met betrekking tot schadevergoeding en buitengerechtelijke kosten voert Gedaagde aan dat hij betwist dat er een grondslag is voor schadevergoeding. Gedaagde bestrijdt ook dat er een grondslag zou zijn voor de gevorderde buitengerechtelijke kosten. Subsidiair betwist hij de hoogte van de gevorderde bedragen.
3.4. Op hetgeen partijen overigens over en weer hebben aangevoerd, zal voor zoveel nodig bij de beoordeling worden ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De president is met Eisers van oordeel dat de gewraakte uitlatingen van Gedaagde in hun onderlinge samenhang moeten worden bezien en dat het opeenvolgend gebruik van de termen miljoenenschuld en verkwanselen, alsmede de suggestie van het geen uitleg willen geven en het geheim houden van de boeken het beeld schetsen van een bestuur en directie die op financieel gebied op zijn minst genomen "hebben aangeklungeld", maar eerder nog dat zij - uit eigen belang en/of onkunde - handelingen hebben gepleegd die het daglicht niet kunnen verdragen, zulks met minachting voor en ten koste van de belangen van de ouderen, waarvoor zij geacht werden op te komen. Het is zonneklaar dat Eisers door dat suggestieve beeld aanmerkelijk in hun goede naam zijn aangetast.
4.2. Van belang hierbij is ook de maatschappelijke positie en de publiekelijke gedraging van Gedaagde. Hij bekleedt de functie van wethouder. Vanuit zijn functie als wethouder is hij nauw betrokken geweest bij het ouderenbeleid van de gemeente en daardoor zal het publiek (de inwoners van de gemeente Landerd aanwezig in het café dan wel thuis als kijkers van de rechtstreekse lokale televisie-uitzending) er op vertrouwen dat hij goed op de hoogte is van hetgeen zich in en rondom het ouderenbeleid afspeelt en aan zijn uitspraken gezag toekennen.
4.3. Gedaagde heeft zich dat in het algemeen en zeker nog eens te meer vanuit zijn maatschappelijke positie als wethouder moeten realiseren. Dit klemt temeer daar hij de bewuste uitlatingen doet in een politiek café, een spreekbuis voor lokale politici. Dat hij later aangeeft de uitlatingen als privé-persoon te hebben gedaan doet hier niet aan af.
4.4. Daar komt bij dat de uitlatingen onjuist zijn. De jaarrekeningen zijn wel degelijk aanwezig, zoals Gedaagde ook al heeft erkend. Uit de boeken over 1999 van SHOL en SZOL, voorzien van een accountantsverklaring, die door Eisers zijn overgelegd, blijkt dat het eigen vermogen van SHOL is verminderd met bijna twee miljoen ten gevolge van vervroegde aflossing van de zogenaamde klimleningen tegen een boete, welke in verband met de harmonisatie van waarderingsgrondslagen van SHOL en Woonmaatschappij Maasland ineens ten laste van het resultaat is gebracht. Daarnaast is het eigen vermogen afgenomen met ruim twee miljoen ten gevolge van een lagere waardering van een complex woningen te Schaijk vanwege dezelfde door Woonmaatschappij Maasland in verband met de fusie gewenste harmonisatie van waarderingsgrondslagen. Uit de boeken van SZOL blijkt geen negatief vermogen. Een dergelijke afname van het eigen vermogen of een negatief eigen vermogen kan niet zonder meer gekwalificeerd worden als een (toename van een) schuld. De uitlatingen van Gedaagde met betrekking tot de miljoenenschuld zijn dan ook ongenuanceerd, tendentieus en onwaar.
4.5. Gedaagde bestrijdt daarnaast dat hij opzettelijk de eer en goede naam van Eisers heeft aangetast. Hij heeft gesproken over hetgeen de stichtingen (niet) hebben gerealiseerd en niet over personen. De president kan hem hierin niet volgen. In een kleine gemeenschap als de gemeente Landerd waar ieder elkaar kent en weet wie er maatschappelijk actief zijn en posities bekleden bij lokale stichtingen als SHOL en SZOL kan een verwijt aan een dergelijke stichting eenvoudig worden gekoppeld aan personen. Dit had Gedaagde kunnen en moeten voorzien. De president wil aannemen dat er bij Gedaagde geen opzet speelde tot beschadiging van Eisers, maar dat doet aan de onrechtmatigheid van zijn optreden niet af.
4.6. Voor wat betreft de door Gedaagde aangedragen overbodigheid van een rectificatie omdat de onjuistheid voldoende zou zijn rechtgezet overweegt de president het volgende. In de verklaringen van 10 januari 2001 en 21 februari 2001 van Gedaagde komt niet uitdrukkelijk naar voren dat de boeken over 1999 van SHOL en SZOL er wel waren en zelfs al waren voorzien van een accountantsverklaring. Door dit niet expliciet te verklaren laat Gedaagde de suggestie voortbestaan dat die boeken er niet zijn, etc. en dat het enige probleem is dat hij niet heeft kunnen bewijzen dat ze er niet zijn, etc.
4.7. Door Gedaagde wordt aangevoerd dat rectificatie overbodig zou zijn omdat door de vervolgdiscussie in de media Eisers ruimschoots hun visie kenbaar hebben gemaakt. De president is van oordeel dat dit laatste onverlet laat dat "de onduidelijkheid" over de juistheid van de uitlatingen van Gedaagde bij het publiek kan blijven bestaan. Om deze duidelijkheid te verschaffen is een verklaring van Gedaagde zelf de aangewezen weg. In dit licht is de president ook van mening dat het kunnen kennisnemen van dit vonnis niet voldoende grond is om het deel van de vordering waarin wordt aangegeven aan wie de rectificatie zou moeten worden gezonden af te wijzen.
4.8. Volgens Gedaagde hebben Eisers geen spoedeisend belang aangezien de zaak inmiddels geluwd is. De president is met Eisers van oordeel dat er wel een spoedeisend belang is bij het afronden van deze kwestie door middel van de rectificatie van Gedaagde zodat een eind wordt gemaakt aan de speculaties en de onvriendelijke en onheuse bejegening van Eisers en directe familie.
4.9. Uit het bovenstaande volgt dan ook dat Gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld jegens Eisers en de vordering tot rectificatie, nu het daartegen gerichte verweer van Gedaagde faalt, zal worden toegewezen, zij het op de wijze zoals hieronder zal worden omschreven.
4.10. Met betrekking tot het gevorderde verbod tot het doen van verdere uitlatingen overweegt de president het volgende. Volgens Gedaagde is er geen enkele dreiging is dat hij opnieuw uitlatingen zou doen waardoor de eer en goede naam van Eisers zou worden aangetast en is daarnaast de vordering op dit onderdeel zo ruim geformuleerd dat het voor hem onmogelijk zou worden in zijn hoedanigheid van wethouder nog te spreken over de ouderenhuisvesting in de gemeente Landerd. Eisers daarentegen geven aan te vrezen dat Gedaagde niet in staat is de zaak te laten rusten en hij er steeds weer op terug is gekomen. De president acht echter, gelet op de maatschappelijke positie van Gedaagde en mede door hetgeen in dit vonnis is overwogen en de veroordeling van Gedaagde die hierin is uitgesproken, het risico dat Gedaagde in de toekomst wederom uitlatingen als hier aan de orde zal doen zodanig klein dat een verbod thans overbodig lijkt.
4.11. Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding overweegt de president dat het hier een vordering tot betaling van een geldsom betreft, die in kort geding slechts aan de orde kan komen indien aan bepaalde eisen is voldaan. Die eisen zijn dat met voldoende stelligheid kan worden aangenomen dat de bodemrechter te zijnertijd eveneens van oordeel zal zijn dat de eisende partij het gevorderde zal toekomen, terwijl er voorts een zodanig spoedeisend belang bij die partij aanwezig moet zijn dat, afgezet tegen het restitutierisico voor gedaagde wanneer de bodemrechter te zijnertijd onverhoopt anders mocht oordelen, niet van die eisende partij kan worden gevergd dat zij op betaling moet blijven wachten tot de bodemrechter een uitspraak heeft gedaan. Dat legt op de eisende partij, in casu Eisers, bijzondere motiveringseisen.
4.12. Eisers hebben aan deze stelplicht niet voldaan. Hun schade is op dit moment niet anders onderbouwd dan aantasting van hun goede naam en vergoeding van deze schade geschiedt reeds door de hieronder uit te spreken veroordeling. Een verdergaande vergoeding van die schade door een (noodzakelijkerwijs niet anders dan bij wijze van symbolisch te bepalen) geldbedrag, komt de president overbodig voor.
4.13. Voor wat betreft de gevorderde buitengerechtelijke kosten heeft de president op basis van de overgelegde urenstaat geconstateerd dat tussen het eind van de strafrechtprocedure, het sepot van 23 januari 2001, en het ontwerp van de dagvaarding op 25 januari 2001 2,5 uur zijn gedeclareerd. Werkzaamheden in het strafrechtelijke traject kunnen in beginsel gelden als werkzaamheden ter verkrijging van voldoening buiten rechte, maar moeten, willen zij voor vergoeding in een daarmee verband houdende civiele procedure voor vergoeding in aanmerking komen, aan de dubbele redelijkheidtoets voldoen. De president begroot deze werkzaamheden aldus op vijf uren, hetgeen neerkomt op een bedrag van f. 1.500,00. Dit bedrag zal worden toegewezen, met afwijzing van het overige.
4.14. Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
5. De beslissing
De president:
beveelt Gedaagde binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis tot het zenden van een gedagtekende en ondertekende schrijven aan Eisers, aan de gemeenteraad en Burgemeester en Wethouders van de gemeente Landerd, het Brabants Dagblad editie Uden en editie Oss, het weekblad De Koerier, de kabel TV Landerd TV gevestigd te Zeeland en de kabel TV Kubus gevestigd te Schaijk met uitsluitende de volgende tekst:
" Geachte geadresseerde,
Ondergetekende, Gedaagde, wethouder in de gemeente Landerd heeft op 7 januari 2001 in het door de jongerenorganisatie Jong Landerd georganiseerd Politiek Café in café [naam] te Zeeland, welke gebeurtenis rechtstreekse werd uitgezonden door de lokale tv, onder meer uitlatingen gedaan over de Stichting Huisvesting Ouderen Landerd (SHOL) en de Stichting Zorgcentrum voor Ouderen Landerd (SZOL) beide gevestigd te Reek. Uit deze uitlatingen komt een negatief beeld over die stichtingen en hun besturen en directie naar voren.
Ik verklaar hierbij uitdrukkelijk dat hetgeen ik toen heb gezegd niet juist is en dat ik deze mededelingen niet heb mogen doen.
Van beide stichtingen waren er op dat moment boeken over 1999, voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring. Uit die boeken kan niet worden afgeleid dat sprake is van een miljoenenschuld die te wijten is aan (het bestuur of de directeur van) de stichtingen noch van verkwanseling van de ouderenbelangen in de plaats Reek door (het bestuur of de directeur van) de stichtingen noch ook van enig financieel wanbeer.
Door mijn mededelingen heb ik naar het oordeel van de president van de arrondissementsrecht te 's-Hertogenbosch onzorgvuldig jegens het bestuur en de directie van die stichtingen gehandeld.
w.g. Gedaagde"
bepaalt dat Gedaagde een dwangsom verbeurt van f. 1.000,00 per dag voor iedere dag dat Gedaagde nalatig is met de volledige uitvoering van dit vonnis, met dien verstande dat niet meer f. 20.000,00 aan dwangsommen verschuldigd kan worden;
bepaalt dat de in dit vonnis uitgesproken dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter voorzover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn in aanmerking genomen de mate waarin aan dit vonnis is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid van de overtreding.
veroordeelt Gedaagde tot betaling van buitengerechtelijke kosten van f. 1.500,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2001 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt Gedaagde in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de wederpartij begroot op f. 2051,86;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Strijbos, fungerend-president, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 maart 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
Type:HS/RS
coll: