Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0747

Datum uitspraak2001-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers17/053173-00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

Arrondissementsrechtbank Leeuwarden Sector strafrecht VERKORT VONNIS Uitspraak: 27 maart 2001 Parketnummer: 17/053173-00 Ter terechtzitting gevoegd parketnummer 17/032461-00 Ter berechting gevoegd parketnummer 17/053297-00 en 17-053298-00 VONNIS van de politierechter in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte: [verdachte], geboren op 1980 te [geboortegemeente], wonende te [adres en woonplaats]. De politierechter heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 13 maart 2001. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. T. van der Goot, advocaat te Leeuwarden. TELASTELEGGING Aan dit vonnis zijn door de griffier gewaarmerkte fotokopieën van de dagvaardingen gehecht, waaruit de inhoud van de telasteleggingen geacht moet worden hier te zijn overgenomen. In de telasteleggingen voorkomende schrijffouten of kennelijke misslagen worden verbeterd gelezen. De verdachte is hierdoor niet in zijn belangen geschaad. BERAADSLAGING De raadsman heeft, met betrekking tot de zaak met parketnummer 17/032461-00, namens verdachte - kort en zakelijk weergegeven - aangevoerd dat het openbaar ministerie doelbewust en met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte een transactie heeft aangeboden op basis van de door het openbaar ministerie gehanteerde BOS/POLARIS-richtlijnen in de wetenschap dat dit transactiebedrag aanmerkelijk hoger ligt dan wanneer het gebaseerd zou zijn op de door de rechtbank gehanteerde oude richtlijnen (het zgn. schijvenstelsel). Verdachte wordt aldus gedrongen in een positie dat hij ofwel te veel betaalt indien hij op het schikkingsvoorstel ingaat ofwel in het openbaar moet terechtstaan waarbij hij een strafblad riskeert door niet op het voorstel in te gaan. De raadsman verzoekt tot niet-ontvankelijkverklaring van de officier van justitie. De politierechter overweegt hieromtrent het volgende. Vooropgesteld zij dat het openbaar ministerie op basis van het opportuniteitsbeginsel een zelfstandige verantwoordelijkheid en bevoegdheid heeft om een transactie aan te bieden overeenkomstig de voor hem landelijk geldende en gepubliceerde richtlijnen voor het strafvorderingsbeleid inzake rijden onder invloed. De enkele omstandigheid dat de rechtbank voor het rijden onder invloed bij bepaalde waarden (substantieel) lagere straffen pleegt op te leggen dan het openbaar ministerie op basis van voornoemde richtlijnen zou vorderen, maakt dan ook niet dat het openbaar ministerie onbevoegd is om tot vervolging over te gaan bij niet betaling van het aldus aangeboden transactiebedrag. De bijzondere omstandigheden van het onderhavige geval echter geven aanleiding van voornoemd uitgangspunt af te wijken. De gang van zaken is als volgt. De raadsman heeft, nog vóór het aanbieden van een transactie door het openbaar ministerie, namens verdachte uitdrukkelijk te kennen gegeven te willen transigeren. Onder verwijzing naar de richtlijnen waarop deze rechtbank zich nochtans oriënteert, heeft de raadsman een transactiebedrag van ƒ 900,= voorgesteld. Daarop heeft de officier van justitie een transactie van ƒ 1500,= aangeboden. Onder verwijzing naar de voor het openbaar ministerie geldende richtlijnen, heeft de officier van justitie het herhaald tegenvoorstel van ƒ 900,= afgewezen. Ter zitting heeft de officier van justitie een geldboete van ƒ 900,= geëist en daarbij voor het afwijken van de richtlijnen van het openbaar ministerie dezelfde argumenten aangevoerd als die waarop verdachtes tranactiesvoorstel was gebaseerd. Gelet op deze gang van zaken, valt niet in te zien welk belang de officier van justitie had om eerst ter zitting verdachtes eerder kenbaar gemaakte argumenten alsnog ten volle te aanvaarden. Aldus handelende heeft het openbaar ministerie naar het oordeel van de politierechter rechtens te respecteren belangen van verdachte geschaad (te weten: voorkoming van een openbare behandeling en veroordeling en vermelding op het strafblad) terwijl daar geen enkel belang tegenover is gesteld. Mitsdien heeft het openbaar ministerie in dit specifieke geval een fundamenteel beginsel van behoorlijke procesorde geschonden en om die reden zal de politierechter het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaren. BEWEZENVERKLARING De politierechter acht het in de zaak met parketnummer 17/053173-00 onder 1. 2. en 3. telastegelegde bewezen, met dien verstande dat: 1. hij in het tijdvak omvattende 24 april 2000 en 25 april 2000, te Grou, in de gemeente Boarnsterhim, tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een boottrailer en een boot, toebehorende aan [slachtoffer 1]; 2. hij in het tijdvak omvattende 24 april 2000 en 25 april 2000 te Earnewâld, in de gemeente Tytsjerksteradiel, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een reclamebord en een telefooncel en twee vuilcontainers en vijf boompjes en een lichtmast, toebehorende aan respectievelijk [slachtoffer 2] en KPN-telecom BV en gemeente Tytsjerksteradiel en [slachtoffer 3] en Nuon Friesland BV heeft vernield of beschadigd; 3. hij in het tijdvak omvattende 24 april 2000 en 25 april 2000 te Garyp, tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk en wederrechtelijk een bewegwijzeringsbord en een abri, toebehorende aan respectievelijk ANWB en Dienstkring Friesland/Rijkswaterstaat, heeft vernield of beschadigd. De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de politierechter dat niet bewezen acht. KWALIFICATIE Het bewezene levert in de zaak met parketnummer 17/053173-00 op de misdrijven: 1. Diefstal, door twee of meer verenigde personen. 2. Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen. 3. Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen of beschadigen. STRAFBAARHEID VERDACHTE De politierechter acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken. STRAFMOTIVERING De politierechter neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze zijn begaan; - de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het voorlichtingsrapport en het uittreksel uit het algemeen documentatieregister; - de vordering van de officier van justitie tot veroordeling van verdachte terzake het onder 1., 2. en 3. telastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Na afloop van een avondje stappen heeft verdachte samen met nog drie anderen een spoor van vernielingen aangericht met behulp van een door hem bestuurde auto met daaraan gekoppeld een boottrailer. 'Raggen' noemden ze dat. Voor dat doel werd die boottrailer (met boot) gestolen en uiteindelijk totaal vernield achtergelaten. De aangerichte schade bedroeg ruim ƒ 20.000,=. Alle vier waren ze behoorlijk dronken. Het onverantwoord veel drinken, uitmondend in schadetoebrengende agressie tegen goederen, rechtvaardigt een gevangenisstraf van een paar weken. Verdachte is niet eerder veroordeeld; op zijn documentatie staat één openstaande zaak. Alhoewel geen van de verschenen verdachten ter zitting erg spraakzaam was, heeft de politierechter wel de indruk gekregen dat ieder van hen het volstrekt ontoelaatbare van hun gedragingen heeft ingezien. Het initiatief en de leiding van de onderhavige delicten lag duidelijk bij deze verdachte. Om die reden zal de politierechter in afwijking van het strafvoorstel van de officier van justitie aan verdachte een hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie voor ieder van de verdachten is gevorderd. Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient als stok achter de deur om niet weer in herhaling te vallen. Het aanbod van verdachte om een werkstraf te verrichten in de plaats van het ondergaan van het onvoorwaardelijk deel van de op te leggen gevangenisstraf zal de politierechter honoreren. BENADEELDE PARTIJEN [slachtoffer 1] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/053173-00 onder 1. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De politierechter is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van ƒ 1.875,00 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De politierechter acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve tot dat bedrag gegrond en voor toewijzing vatbaar. De politierechter zal het meer gevorderde afwijzen daar het de politierechter ambtshalve bekend is dat verdachte reeds een bedrag van ƒ 625,00 heeft betaald. [slachtoffer 2] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/053173-00 onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De politierechter is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van ƒ 766,82 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De politierechter acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve in zoverre gegrond en voor toewijzing vatbaar. De politierechter zal de gevorderde BTW afwijzen daar de benadeelde partij geacht moet worden dit bedrag in zijn BTW-administratie te hebben opgenomen. De politierechter zal daarnaast een bedrag van ƒ 1.092,16 afwijzen daar het de politierechter ambtshalve bekend is dat verdachte en een andere aansprakelijke elk reeds een bedrag van ƒ 546,08 hebben betaald. KPN Telecom BV heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/053173-00 onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De politierechter is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van ƒ 14.193,88 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De politierechter acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve in zoverre gegrond en voor toewijzing vatbaar. De politierechter is van oordeel dat het meer gevorderde niet van zo eenvoudige aard is dat dit zich leent voor behandeling in het strafgeding, zodat de benadeelde partij in dit deel van de vordering niet ontvankelijk moet worden verklaard. De politierechter acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. Gemeente Tytsjerksteradiel heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/053173-00 onder 2. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De politierechter is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van ƒ 176,02 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De politierechter acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve in zoverre gegrond en voor toewijzing vatbaar. De politierechter zal een bedrag van ƒ 58,68 afwijzen daar het de politierechter ambtshalve bekend is dat een andere aansprakelijke dit bedrag reeds heeft betaald. Voor het overige zal de politierechter de vordering niet ontvankelijk verklaren. De politierechter acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. ANWB heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door hem geleden schade ten gevolge van het aan verdachte in de zaak met parketnummer 17/053173-00 onder 3. telastegelegde en bewezenverklaarde feit alsmede de gronden waarop deze berust. De politierechter is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van ƒ 2.741,22 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met het door verdachte gepleegde strafbare feit, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. De politierechter acht de vordering, die niet door verdachte en diens raadsman is weersproken, derhalve in zoverre gegrond en voor toewijzing vatbaar. De politierechter zal de gevorderde BTW afwijzen daar de benadeelde partij geacht moet worden dit bedrag in zijn BTW-administratie te hebben opgenomen. De politierechter acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De politierechter heeft gelet op de artikelen 14a(oud), 14b, 14c, 22b(oud), 36f, 57, 310, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht. DE UITSPRAAK VAN DE POLITIERECHTER LUIDT RECHTDOENDE: Verklaart de officier van justitie in de zaak met parketnummer 17/032461-00 niet ontvankelijk in de vervolging. Verklaart in de zaak met parketnummer 17/053173-00 het onder 1., 2. en 3. telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar. Veroordeelt verdachte te dier zake tot: Het verrichten van onbetaalde arbeid ten algemenen nutte voor de duur van vijftig uren, in de plaats van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Stelt de termijn binnen welke de arbeid, nadat dit vonnis onherroepelijk is geworden, moet aanvangen op vier maanden. Stelt de termijn binnen welke de arbeid na aanvang dient te worden verricht op zes maanden. Bepaalt de aard van de te verrichten werkzaamheden op onderhoud, huishoudelijk, administratief of soortgelijk aan deze, dan wel op een combinatie daarvan. Een gevangenisstraf voor de duur van vier weken. Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1], wonende te [adres en woonplaats], toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien - samen met zijn mededaders of, wanneer die mededaders niet betalen, alleen - tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ƒ 1.875,00 (zegge: achttienhonderd vijfenzeventig gulden), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Wijst de vordering voor het overige af. Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [adres en woonplaats], toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien - samen met zijn mededaders of, wanneer die mededaders niet betalen, alleen - tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ƒ 766,82 (zegge: zevenhonderd zesenzestig gulden en tweeëntachtig cent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Wijst de vordering voor het overige af. Wijst de vordering van de benadeelde partij KPN Telecom BV, gevestigd te 3800 DB Amersfoort, Postbus 3053, toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien - samen met zijn mededaders of, wanneer die mededaders niet betalen, alleen - tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ƒ 14.193,88 (zegge: veertienduizend eenhonderd drieënnegentig gulden en achtentachtig cent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Bepaalt dat de benadeelde partij KPN Telecom BV in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer KPN Telecom BV, te betalen een som geld ten bedrage van ƒ 3.548,47 (zegge: drieduizend vijfhonderd achtenveertig gulden en zevenenveertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 40 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 3.548,47 ten behoeve van het slachtoffer KPN Telecom BV, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededaders - aan de benadeelde partij een bedrag van ƒ 14.193,88 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het opgelegde bedrag van ƒ 3.548,47 komt te vervallen. Wijst de vordering van de benadeelde partij gemeente Tytsjerksteradiel, gevestigd te 9251 GH Burgum, Raadhuisweg 7, toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien - samen met zijn mededaders of, wanneer die mededaders niet betalen, alleen - tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ƒ 176,02 (zegge: eenhonderd zesenzeventig gulden en twee cent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Wijst de vordering voor een bedrag van ƒ 58,68 af en verklaart deze voor het overige niet ontvankelijk. Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer gemeente Tytsjerksteradiel, te betalen een som geld ten bedrage van ƒ 58,67 (zegge: achtenvijftig gulden en zevenenzestig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 1 dag, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 58,67 ten behoeve van het slachtoffer gemeente Tytsjerksteradiel, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededaders - aan de benadeelde partij een bedrag van ƒ 176,02 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het opgelegde bedrag van ƒ 58,67 komt te vervallen. Wijst de vordering van de benadeelde partij ANWB, gevestigd te 2163 BD Lisse, Wassenaarseweg 220, toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien - samen met zijn mededaders of, wanneer die mededaders niet betalen, alleen - tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van ƒ 2.741,22 (zegge: tweeduizend zevenhonderd eenenveertig gulden en tweeëntwintig cent), met veroordeling tevens van verdachte in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil. Wijst de vordering voor het overige af. Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer ANWB, te betalen een som geld ten bedrage van ƒ 685,31 (zegge: zeshonderd vijfentachtig gulden en eenendertig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 13 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft. Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van ƒ 685,31 ten behoeve van het slachtoffer ANWB, daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit deel van het toegewezen bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte - al dan niet samen met zijn mededader(s) - aan de benadeelde partij een bedrag van ƒ 2.741,22 heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat van het opgelegde bedrag van ƒ 685,31 komt te vervallen. Dit vonnis is gewezen door mr. H. Meijer-Campfens, politierechter, bijgestaan door mr. H.A. Attema, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 maart 2001.