Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0746

Datum uitspraak2001-03-27
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers02587/00
Statusgepubliceerd


Uitspraak

27 maart 2001 Strafkamer nr. 02587/00 Hoge Raad der Nederlanden Arrest op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen vonnis van de Arrondissementsrechtbank te Arnhem van 16 mei 2000, parketnummer 05/101599-99, in de strafzaak tegen: [verdachte], geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonplaats]. 1. De bestreden uitspraak De Rechtbank heeft in hoger beroep - met vernietiging van een bij verstek gewezen vonnis van de Kantonrechter te Arnhem van 19 januari 2000 - de verdachte ter zake van "als degene aan wie het kenteken is opgegeven voor een motorrijtuig waarvoor een kentekenbewijs is afgegeven niet een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheids-verzekering motorrijtuigen sluiten en in stand houden" veroordeeld tot een geldboete van zevenhonderdtwintig gulden, subsidiair veertien dagen hechtenis. 2. Geding in cassatie Het beroep is ingesteld door de verdachte. Deze heeft bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. 3. Beoordeling van het eerste middel 3.1. Het middel huldigt de opvatting dat er geen wettelijke verplichting is de auto krachtens de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (verder: WAM) te verzekeren zodra de auto in justitieel beslag is genomen. In deze opvatting wordt miskend dat de kentekenhouder ingevolge art. 2, eerste lid, WAM verzekeringsplichtig is zolang aan hem een kenteken voor een motorrijtuig is opgegeven en de geldigheid van het kentekenbewijs niet op aanvraag van hem door de Dienst Wegverkeer is geschorst overeenkomstig art. 67, eerste lid, WVW 1994. De enkele inbeslagneming van de auto doet de verzekeringsplicht dan ook niet eindigen. 3.2. Het middel kan daarom niet slagen. 4. Beoordeling van het tweede middel Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 101a RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 5. Slotsom Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen. 6. Beslissing De Hoge Raad verwerpt het beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.J.M. Davids als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken op 27 maart 2001.