Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0721

Datum uitspraak2001-03-05
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200100449/1 en 200100449/2
Statusgepubliceerd


Indicatie

Ten onrechte rechtsgevolgen in stand gelaten, nu B&W niet hebben bezien of er aanleiding was om gebruik te maken van bevoegdheid om ontheffing te verlenen. Vrijstelling verleend voor twee jaar voor het oprichten van een berging nabij woonboot, die nog tot 28 januari 2001 wordt gedoogd. B&W zijn bij hun beslissing tot handhaving van het besluit om de ligplaats te gedogen uitgegaan van de toepasselijkheid van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV). Ten tijde van het nemen van die beslissing was evenwel van toepassing de Ligplaatsenverordening. Anders dan in de APV is in die verordening voorzien in een bevoegdheid voor B&W om ontheffing te verlenen van het verbod om ligplaats in te nemen. B&W hebben ten onrechte bij de beslissing op bezwaar niet bezien of er aanleiding bestaat om van die bevoegdheid gebruik te maken. Gelet daarop is er geen plaats voor het in stand laten van de rechtsgevolgen, zoals de president heeft gedaan. Burgemeester en wethouders van Franekeradeel. mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek


Uitspraak

Raad van State 200100449/1 en 200100449/2. Datum uitspraak: 5 maart 2001 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van: A en B, wonend te C, appellanten, tegen de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 10 januari 2001 in het geding tussen: appellanten en burgemeester en wethouders van Franekeradeel. 1. Procesverloop Bij besluit van 28 januari 1999 hebben burgemeester en wethouders van Franekeradeel (hierna: burgemeester en wethouders) vrijstelling verleend voor een periode van twee jaar voor het oprichten van een berging op het perceel, kadastraal bekend gemeente Franeker, sectie […] nr. […], plaatselijk bekend nabij de woonboot tegenover […] 96 te C, alsmede bouwvergunning voor die berging met een instandhoudingstermijn van twee jaar. Bij besluit van 21 juli 1999 hebben zij appellanten toegestaan met hun woonschip een ligplaats in te nemen aan het voormalige […]terrein tegenover […] 96 tot 28 januari 2001. Bij besluit van 7 december 1999 hebben burgemeester en wethouders het door appellanten tegen die besluiten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de Commissie voor de bezwaar- en beroepschriften van 11 oktober 1999, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht. Bij uitspraak van 10 januari 200 1, verzonden op dezelfde dag, heeft de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de president) het door appellanten daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd, het bezwaarschrift tegen het besluit van 28 januari 1999 alsnog niet-ontvankelijk verklaard, en bepaald dat de rechtsgevolgen van de beslissing op het bezwaarschrift voor het overige in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 25 januari 2001, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. Bij deze brief hebben appellanten de Voorzitter tevens verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 februari 2001, waar appellanten in persoon en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. P.D. van der Ploeg, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2. Overwegingen 2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak. 2.2. Het hoger beroep beperkt zich, naar door appellanten ter zitting is verklaard, tot de aangevallen uitspraak, voorzover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde beslissing op het bezwaarschrift, in zoverre die strekte tot het ongegrond verklaren van het bezwaar tegen het besluit van 21 juli 1999, in stand blijven. 2.3. Burgemeester en wethouders zijn bij hun beslissing tot handhaving van het besluit om de ligplaats nog tot 28 januari 2001 te gedogen uitgegaan van de toepasselijkheid van de Algemene Plaatselijke Verordening Franekeradeel (hierna: de APV). Ten tijde van het nemen van die beslissing was evenwel van toepassing de, op 1 oktober 1999 in werking getreden, Ligplaatsenverordening Franekeradeel (hierna: de Ligplaatsenverordening). Deze verordening is van toepassing op alle vaartuigen en op grond daarvan is het innemen door appellanten van een ligplaats tegenover […] 96 verboden. Anders dan in de APV, is in die verordening voorzien in een bevoegdheid voor burgemeester en wethouders om ontheffing van dat verbod te verlenen. Zij hebben ten onrechte bij de beslissing op het bezwaarschrift niet bezien of er aanleiding bestaat om van die bevoegdheid gebruik te maken en dienen dat alsnog te doen. Gelet daarop is er geen plaats voor het in stand laten van de rechtsgevolgen, zoals de president heeft gedaan. 2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van de beslissing op het bezwaarschrift voor het overige in stand blijven. Burgemeester en wethouders dienen een nieuwe beslissing op het bezwaarschrift te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. 2.5. Gelet hierop ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.6. De gemeente Franekeradeel dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3. Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: I. verklaart het hoger beroep gegrond; II. vernietigt de uitspraak van de president van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 10 januari 2001, 00/1173 WW44 en 00/61 WW44, voorzover daarbij is bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven; III. draagt burgemeester en wethouders van Franekeradeel op met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen; IV. wijst het verzoek af. V. veroordeelt burgemeester en wethouders van Franekeradeel in de door appellanten in verband met de behandeling van het hoger beroep en het verzoek gemaakte proceskosten tot een bedrag van f 298,55; het bedrag dient door de gemeente Franekeradeel te worden betaald aan appellanten; VI. gelast dat de gemeente Franekeradeel aan appellanten het door hen voor de behandeling van het hoger beroep en het verzoek om voorlopige voorziening betaalde griffierecht (f 680,-) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat. w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Zwemstra Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2001 91. Verzonden: 5 maart 2001 Voor eensluidend afschrift, de Secretaris van de Raad van State, voor deze,