
Jurisprudentie
AB0669
Datum uitspraak2000-12-22
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 00/74670
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Zittingsplaats's-Gravenhage
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 00/74670
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bewaring / staandehouding / concrete aanwijzingen
Krachtens artikel 19, eerste lid, Vw zijn de met toezicht op vreemdelingen belaste ambtenaren op grond van concrete aanwijzingen over illegaal verblijf bevoegd personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Uit het proces verbaal van staandehouding en overbrenging ingevolge artikel 19, eerste lid, Vw heeft de rechtbank kunnen afleiden dat door personeel van de uniformdienst een onderzoek is ingesteld in een pand. Er zijn toen tien personen aangetroffen van Chinese nationaliteit. Vijf van hen konden zich niet legitimeren. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting heeft de rechtbank voorts kunnen afleiden dat op 22 november 2000 drie vrouwen van vermoedelijke Chinese nationaliteit, waaronder de vreemdelinge, aanstalten maakten om de deur van het bovengenoemde pand te openen, op het moment dat de verbalisanten naar aanleiding van het bovenstaande op deze dag het bovengenoemde pand wilden betreden. Door de verbalisanten zijn de vrouwen gevraagd of zij in het pand woonachtig waren. Nadat de vrouwen hierop bevestigend hebben geantwoord, zijn de verbalisanten met toestemming het pand binnengetreden. Gekomen op de eerste verdieping hebben de verbalisanten aan deze vrouwen gevraagd zich te legitimeren. Twee van de drie vrouwen, waaronder de vreemdelinge, konden zich niet legitimeren. Vervolgens is de vreemdelinge op grond van artikel 19, eerste lid, Vw staande gehouden ter vaststelling van haar identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.
De rechtbank ziet onvoldoende aanleiding om te concluderen dat er sprake is van concrete aanwijzingen over illegaal verblijf. Het feit dat één keer eerder in het betreffende pand illegalen zijn aangetroffen rechtvaardigt de staandehouding van de vreemdelinge niet. Beroep gegrond, toekenning schadevergoeding.
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
sector bestuursrecht
vreemdelingenkamer, enkelvoudig
__________________________________________________
UITSPRAAK
ingevolge artikel 8:77 Algemene wet bestuursrecht
juncto artikel 34a Vreemdelingenwet
__________________________________________________
Reg.nr : AWB 00/74670 VRWET
Inzake: A, alias A , thans verblijvende in het Huis van Bewaring te Zwolle, hierna te noemen de vreemdelinge,
gemachtigde mr. J.Singh, advocaat te Hoofddorp
tegen: de Staatssecretaris van Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. M.W.W. Raspe, ambtenaar ten departemente.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
1. De vreemdelinge stelt te zijn geboren op [...] 1986 en de Chinese nationaliteit te hebben. Op 22 november 2000 is de vreemdelinge in bewaring gesteld met toepassing van het bepaalde in artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a,
van de Vreemdelingenwet (Vw).
2. Op 12 december 2000 heeft de vreemdeling tegen de vrijheidsontnemende maatregel beroep ingesteld en tevens verzocht om schadevergoeding.
3. De openbare behandeling van dit beroep heeft plaatsgevonden op 21 december 2000. De vreemdelinge is aldaar verschenen, bijgestaan door mr. drs. J. Hemelaar, kantoorgenoot van mr. J. Singh. Verweerder heeft zich doen
vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting een tolk in de Chinese taal aanwezig.
II. OVERWEGINGEN
1. Ter beoordeling staat of de toepassing of tenuitvoerlegging van de onderwerpelijke maatregel tot vrijheidsontneming in strijd is met de Vreemdelingenwet dan wel bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet
gerechtvaardigd is te achten.
2. De gemachtigde van de vreemdelinge heeft ter zitting ondermeer
- samengevat - aangevoerd dat de staandehouding niet op rechtmatige wijze heeft plaatsgevonden omdat er op dat moment onvoldoende concrete aanwijzingen over illegaal verblijf bestonden.
3. De gemachtigde van verweerder heeft met betrekking tot dit onderwerp -samengevat- naar voren gebracht dat er wel concrete aanwijzingen over illegaal verblijf aanwezig waren om de vreemdelinge staande te houden. Er zijn namelijk
in het betrokken pand vaker illegalen aanwezig geweest.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
Krachtens artikel 19, eerste lid, Vw zijn de met toezicht op vreemdelingen belaste ambtenaren op grond van concrete aanwijzingen over illegaal verblijf bevoegd personen staande te houden ter vaststelling van hun identiteit,
nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie. Uit het proces verbaal van staandehouding en overbrenging ingevolge artikel 19, eerste lid, Vw heeft de rechtbank ondermeer kunnen afleiden dat op 29 augustus 2000 door personeel van de
uniformdienst een onderzoek is ingesteld in het pand [...]straat nr. 83 A te B. Er zijn toen een tiental personen aangetroffen van Chinese nationaliteit. Vijf van deze personen konden zich niet legitimeren. Uit de stukken en het
verhandelde ter zitting heeft de rechtbank voorts kunnen afleiden dat op 22 november 2000 drie vrouwen van vermoedelijke Chinese nationaliteit, waaronder de vreemdelinge, aanstalten maakten om de deur van het bovengenoemde pand te
openen, op het moment dat de verbalisanten naar aanleiding van het bovenstaande op deze dag het bovengenoemde pand wilden betreden. Door de verbalisanten zijn de vrouwen gevraagd of zij in het pand woonachtig waren. Nadat de vrouwen
hierop bevestigend hebben geantwoord zijn de verbalisanten met toestemming het pand binnengetreden. Gekomen op de eerste verdieping hebben de verbalisanten aan deze vrouwen gevraagd zich te legitimeren. Twee van de drie vrouwen,
waaronder de vreemdelinge, konden zich niet legitimeren. Vervolgens is de vreemdelinge op grond van artikel 19, eerste lid, Vw staande gehouden ter vaststelling van haar identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie.
De rechtbank ziet in het bovenstaande onvoldoende aanleiding om te concluderen dat er sprake is van concrete aanwijzingen over illegaal verblijf. Het feit dat ‚één keer eerder in het betreffende pand illegalen zijn aangetroffen,
rechtvaardigt de staandehouding van de vreemdelinge in het onderhavige geval niet.
5. Derhalve wordt het beroep reeds hierom gegrond verklaard en dient de bewaring te worden opgeheven met ingang van 22 december 2000. Hetgeen overigens namens de vreemdelinge is aangevoerd kan buiten beschouwing worden gelaten.
6. Voorts acht de rechtbank voldoende gronden aanwezig om een schadevergoeding toe te kennen voor 30 dagen onrechtmatige bewaring ( 9 dagen verblijf in een politiecel en 21 dagen verblijf in een Huis van Bewaring, waarvan 3 dagen
in PIV te Nieuwegein en 18 dagen in Zwolle) ten bedrage van 9 x f 200,- = f 1800,- en 21 x f 150,- = f 4950,-.
7. De rechtbank ziet in dit geval tevens aanleiding verweerder met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Algemene wet bestuursrecht (Awb) te veroordelen in de door de vreemdelinge gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op voet
van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op f 710,- (1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt f 710,- en wegingsfactor 1). Aangezien ten behoeve van de vreemdelinge een toevoeging is
verleend krachtens de Wet op de rechtsbijstand, dient de betaling van dit bedrag ingevolge artikel 8:75,
tweede lid, Awb te geschieden aan de griffier van de rechtbank.
III. BESLISSING
De Arrondissementsrechtbank 's-Gravenhage:
RECHT DOENDE:
1. verklaart het beroep gegrond;
2. wijst het verzoek om schadevergoeding toe en kent aan de vreemdelinge een schadevergoeding toe, groot f 4. 950,-- ten laste van de Staat der Nederlanden, te betalen door de griffier van de rechtbank;
3. veroordeelt verweerder in de proceskosten ad f 710,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden die deze kosten aan de griffier dient te vergoeden.
IV. RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open voorzover het betreft het beroep tegen het bevel tot in bewaringstelling. Voorzover het betreft de beslissing op het verzoek om schadevergoeding staat tegen deze uitspraak
staat hoger beroep open bij het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De Officier van Justitie kan binnen veertien dagen na de uitspraak en de vreemdeling binnen een maand na de betekening van de uitspraak hoger beroep instellen door het
indienen van een verklaring als bedoeld in de artikelen 449 en 451a Wetboek van Strafvordering bij de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage.
Aldus gedaan door mr. G.P. Kleijn en uitgesproken in het openbaar op
22 december 2000, in tegenwoordigheid van J.A. de Kievit-Tempels, griffier.
afschrift verzonden op: 12 januari 2001