Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AB0590

Datum uitspraak2001-03-16
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers99/3003
Statusgepubliceerd


Indicatie

Waterrecreatiebedrijf B omvat onder meer 22 permanent permanent bewoonde appartementen en woonboten. Gemeentelijke heffing rioolrechten en afvalstoffenheffingen geschiedt via nota’s energiebedrijf. Alleen 5 woonbewoners met eigen gasaansluiting in heffing betrokken; overige gebruikers met aansluiting via B niet. Schending gelijkheidsbeginsel


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM Achtste Enkelvoudige Belastingkamer UITSPRAAK op de bij één beroepschrift ingediende beroepen van X1, X2, X3, X4 en X5 te Loosdrecht, belanghebbenden, tegen een uitspraak van het Hoofd stafafdeling financiën van de gemeente Loosdrecht, verweerder. 1 Loop van het geding Van belanghebbenden is ter griffie een beroepschrift ontvangen op 20 september 1999, ingediend door A (B B.V.) te Loosdrecht als hun gemachtigde en aangevuld bij schrijven van 31 oktober 1999. Het beroep is gericht tegen de uitspraak van verweerder, gedagtekend 16 augustus 1999 en verzonden 20 augustus 1999, betreffende de van belanghebbenden via de afrekeningsnota’s van het energiebedrijf geheven rioolrechten en afvalstoffenheffingen voor de periode 1 juli 1998 t/m 30 juni 1999. Na bezwaar tegen deze heffingen zijn deze bij de bestreden uitspraak gehandhaafd. Het beroep strekt tot vernietiging van de uitspraak van verweerder en van de heffingen van rioolrecht en afvalstoffenheffing. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend en concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak. Ter zitting van 16 mei 2000 (..) Bij brief van de griffier van 18 mei 2000 zijn aan verweerder vragen gesteld, die daarop heeft geantwoord bij schrijven met bijlagen van 7 juni (verzonden 9 juni) 2000. De gemachtigde heeft op het toegezonden afschrift daarvan gereageerd bij schrijven van 8 augustus 2000, waarvan een kopie aan verweerder is gezonden. Ter zitting van 7 februari 2001 (..) 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. B B.V. (hierna: B), waarvan de gemachtigde directeur is, exploiteert een waterrecreatiebedrijf van 2 hectare, half water en half land. Na aanvankelijke verwarring over aantallen en hoedanigheden is uiteindelijk het volgende komen vast te staan: - In het water liggen, behalve 185 pleziervaartuigen, 10 woonschepen met vaste ligplaats - waaronder de 5 woonschepen van belanghebbenden - en 4 permanent bewoonde varende schepen. - Op het land bevinden zich onder meer 10 geschakelde appartementen, alsmede twee appartementen boven respectievelijk de zeilschool en de stallingloods. De 10 appartementen zijn sedert de bouw in 1989 permanent bewoond. - Van 22 van de 26 eenheden (10 woonschepen, 4 varende schepen en 12 appartementen) zijn bewoners ingeschreven in het bevolkingsregister van de gemeente Loosdrecht. 2.2. B heeft destijds een ‘afvalstoffeneiland’ aangelegd voor het verzamelen van alle afval van het waterrecreatiebedrijf, inclusief dat van de woonschepen en van de appartementen. Het afval wordt door een particulier bedrijf afgevoerd. 2.3. De 12 appartementen en de 10 woonschepen met vaste ligplaats zijn aangesloten op een rioleringsnet, dat gedeeltelijk op kosten van B is aangelegd en dat uitmondt in de gemeentelijke riolering. Van B worden rioolrechten geheven. 2.4. Alle appartementen en woonschepen zijn aangesloten op de nutsvoorzieningen gas en electra. Tussen de hoofdmeter van B en de aansluitingen van de appartementen en woonschepen zijn tussenmeters geplaatst. B was afnemer van alle gas en electra. Daarin is in of omstreeks 1998 wijziging gekomen in zoverre dat vijf woonschepen - die van de belanghebbenden in de onderhavige procedure - ervoor hebben gekozen een eigen gasaansluiting te krijgen, waardoor zij een bijbehorend aansluitnummer hebben gekregen. 2.5. Omdat de heffing van rioolrecht en afvalstoffenheffing wordt geheven bij voorschotnota’s en de eindafrekeningsnota van het energiebedrijf, betekende de zelfstandige gasaansluiting van de vijf woonschepen dat van de bewoners daarvan voortaan rioolrecht en afvalstoffenheffing werd geheven. Van de bewoners van de overige woonschepen en van de appartementen, die allen uitsluitend gas en electra betrekken via de hoofdmeter van B, werd geen rioolrecht en afvalstoffenheffing geheven, ook niet bij wege van aanslag. 3. Geschil Tussen partijen is in geschil of: a. tussen de gemachtigde van belanghebbenden en verweerder in het verleden overeenkomsten zijn gesloten op grond waarvan uitsluitend B in de heffing van rioolrecht en de afvalstoffenheffing zou worden betrokken; b. het gelijkheidsbeginsel is geschonden omdat enkel de gebruikers van 5 woonschepen in die heffingen worden betrokken. 4. Standpunten van partijen Voor de motivering van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Ter zitting is daaraan toegevoegd, zakelijk weergegeven: 4.1. ter zitting van 16 mei 2000: 4.1.1. door de gemachtigde van belanghebbenden: De 5 bewoners van wie rioolrecht en afvalstoffenheffing zijn geheven, zijn zelfstandige afnemers van gas geworden; voor de heffingen is uitsluitend daarbij aangeknoopt, niet bij de inschrijving in het bevolkingsregister. Voor het rioolrecht betaalt B het hoogste tarief, ¦ 3.312; er is slechts één watermeter. 4.1.2. namens verweerder: Er zijn geen overeenkomsten gevonden. Wie een eigen afvalbak wil hebben, kan er een krijgen. De bewoners van de 17 appartementen en boten die niet zijn aangeslagen, zijn niet ingeschreven in het bevolkingsregister. 4.2. ter zitting van 7 februari 2001: 4.2.1. door de gemachtigde van belanghebbenden: Het gaat in totaal om 26 eenheden (appartementen en boten), waarvan er 22 permanent bewoond zijn. 4.2.2. namens verweerder: De heffingen van 5 bewoners zijn conform de verordeningen opgelegd. Permanente bewoning van de appartementen (volgens het bestemmingsplan recreatiewoningen) en de boten betreft gedoogbeleid. 8 woonboten, waaronder de onderhavige 5, worden aangeslagen in de roerenderuimtebelasting. 5. Beoordeling van het geschil 5.1. De gemachtigde heeft namens 5 belanghebbenden één bezwaarschrift ingediend, waarop verweerder één uitspraak heeft gedaan. Tegen die uitspraak is de gemachtigde namens de 5 belanghebbenden bij één beroepschrift in beroep gekomen. Het bezwaarschrift had onder de toen geldende wettelijke bepalingen moeten worden gesplitst in 5 bezwaarschriften, waarop 5 uitspraken hadden moeten worden gedaan. Onder het inmiddels gewijzigde procesrecht had de gemachtigde vervolgens tegen die 5 uitspraken bij één beroepschrift kunnen opkomen. Nu belanghebbenden door voormelde omissie van verweerder niet in hun processuele belangen zijn geschaad, kan vernietiging van de uitspraak op voormelde grond achterwege blijven. 5.2.1. Ingevolge artikel 2 van de overgelegde Verordening rioolrechten 1999 worden rioolrechten geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijk riolering wordt afgevoerd. De gebruikers van de 10 op de riolering aangesloten woonboten en de gebruikers van de appartementen zijn aldus allen belastingplichtig voor het rioolrecht. Daaraan doet niet af dat zij slechts indirect - via het rioolnet van B - op de gemeentelijke riolering zijn aangesloten. 5.2.2. Ingevolge artikel 2 van de overgelegde Verordening afvalstoffenheffing 1998 wordt de belasting geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Zowel de gebruikers van de woonboten als die van de appartementen zijn aldus belastingplichtig voor de afvalstoffenheffing. Daaraan doet niet af dat zij hun afvalstoffen in feite via het ‘afvalstoffeneiland’ van B doen afvoeren, nu het slechts gaat om de verplichting tot inzameling van afvalstoffen van bedoelde percelen. 5.3. De gemachtigde van belanghebbenden heeft zich beroepen op overeenkomsten die in het verleden met verweerder zouden zijn gemaakt, op grond waarvan de heffing van rioolrecht en afvalstoffenheffing achterwege zou dienen te blijven. Hij heeft daarvan geen schriftelijke bewijsstukken in het geding gebracht. Verweerder heeft het bestaan van zodanige overeenkomsten ontkend. De gemachtigde, op wie te dezen de bewijslast rust, heeft naar ‘s Hofs oordeel onvoldoende aannemelijk gemaakt dat in het verleden bindende afspraken zijn gemaakt in de door hem bedoelde zin. Ook overigens heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt op grond waarvan de onderhavige heffingen achterwege zouden moeten blijven. 5.4. In het geding is komen vast te staan dat de 5 belanghebbenden met ingang van 1 juli 1998 in de onderhavige heffingen zijn betrokken naar aanleiding van het verkrijgen van een eigen aansluitingsnummer van het energiebedrijf, zulks nadat zij een eigen gasaansluiting hadden aangevraagd en verkregen, en dat heffing van de overige gebruikers van appartementen en boten op het areaal van B achterwege is gebleven omdat zij niet over een eigen aansluitingsnummer beschikken. Het beschikken over een eigen aansluitingsnummer is voor de belastingplicht ingevolge de onder 5.2. vermelde Verordeningen niet van belang. In de Verordeningen is daaromtrent bepaald dat de heffing van rioolrecht en afvalstoffenheffing die niet via het energiebedrijf geschiedt, bij wege van aanslag wordt geheven (respectievelijk artikel 5, lid 5, en artikel 7, lid 5). Niet is gesteld of gebleken dat zulks ten aanzien van de overige boten en de appartementen is geschied. 5.5. De conclusie luidt daarom dat van de meerderheid van de belastingplichtige gebruikers van appartementen en woonboten op het areaal van B geen rioolrecht en afvalstoffenheffing zijn geheven en dat slechts de gebruikers van de 5 woonboten met een aansluitingsnummer van het energiebedrijf in die heffingen zijn betrokken. Aldus handelt verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel. De heffingen van de 5 belanghebbenden dienen daarom te worden vernietigd. 5.6. Van de gemachtigde van belanghebbenden is ¦ 450 griffierecht geheven. Nu de belanghebbenden natuurlijke personen zijn, had het verschuldigde griffierecht ¦ 60 moeten bedragen. Het Hof zal daarom de griffier gelasten ¦ 390 griffierecht terug te betalen. 6. Proceskosten Nu belanghebbenden in het gelijk zijn gesteld, acht het Hof termen aanwezig verweerder te veroordelen in de proceskosten op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De gemachtigde treedt niet op als beroepsmatige bijstandverlener en komt als zodanig niet voor vergoeding van proceskosten in aanmerking. Wel komen met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking diens reiskosten en verletkosten voor het bijwonen van de zittingen. Het Hof stelt die vergoeding in goede justitie op 2 x ¦ 20 voor reiskosten per openbaar vervoer en 6 uur x ¦ 75 voor verletkosten = ¦ 490. 7. Beslissing Het Hof verklaart het beroep gegrond; vernietigt de uitspraak van verweerder; vernietigt de van de 5 belanghebbenden via de afrekeningsnota’s van het energiebedrijf geheven rioolrechten en afvalstoffenheffingen voor de periode 1 juli 1998 t/m 30 juni 1999; veroordeelt verweerder tot vergoeding aan de gemachtigde van belanghebbenden van f 490 aan proceskosten en wijst de gemeente Loosdrecht aan dit bedrag te voldoen; gelast de gemeente Loosdrecht van het betaalde griffierecht f 60 aan de gemachtigde van belanghebbenden te vergoeden gelast de griffier van het betaalde griffierecht ¦ 390 aan de gemachtigde van belanghebbenden terug te betalen. De uitspraak is vastgesteld op 16 maart 2001 door mr. Schaap in tegenwoordigheid van mr. Van Schaik als griffier. De beslissing is op die datum in het openbaar uitgesproken. Het Hof heeft geen bezwaar tegen afgifte door de griffier van een afschrift van deze uitspraak in geanonimiseerde vorm. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief). 2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd. 3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht; d. de gronden van het beroep in cassatie. Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt U een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. *Indien U na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.