
Jurisprudentie
AB0581
Datum uitspraak1998-10-15
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers96/03232
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers96/03232
Statusgepubliceerd
Uitspraak
BELASTINGKAMER
Nr. 96/03232
HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH
U I T S P R A A K
Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zevende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van Stichting X te Z(hierna: belanghebbende) tegen de beslissing van het hoofd van de eenheid registratie en successie te Y van de rijksbelastingdienst (hierna: de Inspecteur) op het bezwaar betreffende de beschikking van september 1996, kenmerk TT00-000.
Ontstaan en loop van het geding
Bij de beschikking heeft de Inspecteur besloten dat belanghebbende niet meer kan worden gerangschikt onder de rechtspersonen als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Successiewet 1956.
Belanghebbende heeft tegen deze beschikking bij de Inspecteur een bezwaarschrift ingediend. De Inspecteur heeft belanghebbende bij beslissing van 14 november 1996 niet-ontvankelijk verklaard in haar bezwaar.
Belanghebbende is van deze beslissing in beroep gekomen bij het Hof.
De Inspecteur heeft een vertoogschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de Inspecteur een conclusie van dupliek.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad in raadkamer ter zitting van het Hof van 8 mei 1998. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.
Het Hof heeft op 22 mei 1998 te 's-Hertogenbosch mondeling uitspraak gedaan.
Afschriften van het proces-verbaal daarvan zijn op 2 juni 1998 aangetekend aan partijen verzonden.
Belanghebbende heeft tijdig verzocht om de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
Gronden van de beslissing
1. De beschikking waarbij de Inspecteur heeft besloten dat belanghebbende niet meer kan worden gerangschikt onder de rechtspersonen als bedoeld in artikel 24, vierde lid, van de Successiewet 1956, is niet een voor bezwaar vatbare beschikking als bedoeld in artikel 23, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De beslissing op het tegen die beschikking gemaakte bezwaar is derhalve geen uitspraak op een bezwaarschrift als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Dit brengt mee dat de administratieve rechter in belastingzaken niet bevoegd is van het geschil kennis te nemen.
2. De Inspecteur heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zijn beschikking niet is genomen op grond van enig wettelijk voorschrift inzake belastingen.
3. De in 2 weergegeven verklaring roept de vraag op of de rechtbank (bestuurssector) bevoegd is van het geschil kennis te nemen. In verband daarmee en gelet op artikel 6:15, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient het beroepschrift te worden doorgezonden naar de rechtbank te A.
4. Nu het Hof onbevoegd is van het geschil kennis te nemen, is ten onrechte griffierecht geheven.
Beslissing
Het Hof verklaart zich onbevoegd en bepaalt dat de griffier het beroepschrift doorzendt aan de rechtbank te A (bestuurssector) en aan belanghebbende het gestorte griffierecht ten bedrage van ¦ 75,-- restitueert.
Aldus vastgesteld op 15 oktober 1998 door P.J. van Amersfoort, lid van voormelde kamer, in tegenwoordigheid van C.A.F.M. Stassen, waarnemend-griffier, en op die dag in het openbaar uitgesproken.
Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden
op: 2 december 1998