
Jurisprudentie
AB0520
Datum uitspraak2001-03-09
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers854/00
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers854/00
Statusgepubliceerd
Uitspraak
BELASTINGKAMER GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN UITSPRAAK
Nr. 854/00 9 maart 2001
Uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden, tweede enkelvoudige belastingkamer, op het verzet van X te Z tegen de beschikking van de voorzitter van de belastingkamer van 15 december 2000.
De voorzitter heeft bij voormelde beschikking uitspraak gedaan op het door belanghebbende ingestelde beroep tegen uitspraak van het hoofd van de eenheid particulieren van de belastingdienst te Groningen (hierna: de inspecteur), gedaan op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting over het jaar 1998.
Ingevolge de artikelen 26, eerste lid en 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto de artikelen 6:7 en 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan hij, die bezwaar heeft tegen een uitspraak van de inspecteur binnen zes weken na dagtekening van het afschrift van de uitspraak in beroep komen bij de rechter tot wiens rechtsgebied de standplaats van de inspecteur behoort.
Vaststaat dat de uitspraak van de inspecteur is gedagtekend 16 oktober 2000 en het beroepschrift ter post is bezorgd op 1 december 2000, derhalve niet binnen zes weken na de dagtekening van de uitspraak.
Op grond van het vorenoverwogene heeft de voorzitter bij voormelde beschikking het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze beschikking is belanghebbende tijdig in verzet gekomen, bij een verzetschrift dat is ingekomen op 12 januari 2001.
Belanghebbende heeft niet verzocht om over haar verzet te worden gehoord, terwijl het hof geen aanleiding heeft gevonden haar uit eigen beweging te horen.
Belanghebbende stelt in haar verzetschrift dat zij afhankelijk is van derden om haar in fiscale geschillen bij te laten staan. Daardoor was een termijn van zes weken voor haar een vrij korte periode om in beroep te komen.
Het hof is van oordeel dat, nu belanghebbende geen feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken, het beroep te laat is ingediend.
Belanghebbende had binnen de beroepstermijn van zes weken een pro-forma beroepschrift kunnen indienen en had daarna op een later tijdstip haar beroep kunnen laten aanvullen.
Op grond van het vorenoverwogene dient te worden beslist als volgt:
Het gerechtshof, uitspraak doende, verklaart het verzet ongegrond.
Gedaan op 9 maart 2001 door mr. Pruiksma, vice-president, lid van de tweede enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van de griffier Lorist en ondertekend door voornoemde vice-president en door voornoemde griffier.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 maart 2001 te Leeuwarden door mr. Drion, raadsheer.
Op 14 maart 2001 afschrift aangetekend verzonden aan beide
partijen.
De griffier van het Gerechtshof te Leeuwarden.