
Jurisprudentie
AB0517
Datum uitspraak2001-03-06
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers06032001
Statusgepubliceerd
RechtsgebiedFaillissement
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers06032001
Statusgepubliceerd
Uitspraak
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE BREDA
6 maart 2001
Negende kamer
B E S C H I K K I N G
naar aanleiding van het voorstel salaris van:
mr. X, curator in het faillissement van:
Y
1. Het verloop van de procedure:
Dit blijkt uit de navolgende stukken:
--de stukken in het faillissementsdossier;
--het voorstel van de curator;
--de voordracht van de rechter-commissaris;
--het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer;
--de brief van de curator;
--het proces-verbaal van de behandeling in raadkamer, met daaraan gehecht de door de
curator overgelegde tijdlijst en afschriften van binnengekomen post.
2. Het verzoek:
Dit strekt ertoe, dat de rechtbank tussentijds over de periode: 4 september tot en met 30
november 2000, het salaris en de forfaitaire verschotten van de curator vaststelt.
3. De beoordeling:
Curator heeft verzocht tussentijds zijn salaris en forfaitaire verschotten vast te stellen op respectievelijk f.23.732,35, excl. b.t.w. en f.1.124,23, excl. b.t.w. en heeft daartoe een uurspecificatie en een voorstel salaris conform het Zwolse model toegestuurd.
Ter zitting heeft curator een afschrift van een door zijn secretaresse bijgehouden tijdlijst en afschriften van brieven overgelegd.
Curator heeft in zijn brief dan wel ter zitting betoogd, dat KPN niet altijd alle voor de boedel bestemde post direct doorstuurt, maar vaak de post verzamelt en die in pakketten aanbiedt, en dat zijn secretaresse alle binnen-gekomen post muteert op een tijdlijst op de datum van binnenkomst. De uurspecificatie wordt nadien aan de hand van de tijdlijst opgesteld.
Voorts, dat hij niet voor de boedel relevante brieven hetzij doorstuurt, hetzij vernietigt. Als niet voor de boedel relevante brieven worden door hem aangemerkt brieven, die voor derden bestemd zijn, en brieven waarover in eerdere fase van het faillissement reeds gecorrespon-deerd is en die hoofdzakelijk aanmaningen en herinneringen betreffen.
De rechtbank heeft op grond van het grote aantal ingekomen brieven vermeld in de uurspecificatie, van de curator een nadere toelichting verlangd, die door hem is gegeven bij brief 1 februari 2001. Naar aanleiding van die toelichting heeft de rechtbank de curator verzocht om ter zitting alle binnengekomen brieven mee te nemen die op de specificatie gemuteerd zijn op 7 (27 stuks), 17 (23 stuks) en 28 (22 stuks) november 2000.
Uit de door de curator gegeven toelichting blijkt dat hij elk ingekomen stuk, waar dat ook op betrekking heeft, op zijn kostenstaat noteert. Bij de op verzoek van de rechtbank overgelegde brieven bevinden zich een zevental kopieën van reclamefolders. De curator heeft de vermelding van deze stukken op de specificatie verdedigd met de stelling dat de richtlijnen in faillissementen aangeven dat alle ingekomen stukken afzonderlijk worden genoteerd op basis van één tijdseenheid. Aan de curator kan worden toegegeven dat letterlijke navolging van de richtlijn de door hem gekozen notering wellicht zou kunnen verklaren, doch een redelijke uitleg brengt mee dat slechts die stukken behoren te worden genoteerd ten aanzien waarvan in redelijkheid kan worden verdedigd dat door de curator daaraan in het kader van de afwikkeling van de boedel tijd behoorde te worden besteed en ook is besteed. Daaronder vallen zeker niet uitnodigingen voor symposia, reclamefolders en direct-mail. Ten aanzien van andere stukken geldt dat wanneer de curator meent dat terzake daarvan aan laatstgenoemd criterium is voldaan, en hij op grond daarvan overgaat tot het noteren van tijd, hij in het kader van zijn verantwoordingsplicht er op toe dient te zien dat de betreffende stukken in origineel of in kopie nog in het faillissements-dossier zijn terug te vinden. Immers hij dient tegenover de rechtbank zonodig in staat te zijn verantwoording af te leggen van de door hem verrichte werkzaamheden. De rechtbank mag daarbij de eisen stellen die de curator in acht zou moeten nemen wanneer hij in het kader van een begrotingsprocedure ten overstaan van de deken inzicht zou dienen te geven in zijn werkzaamheden, in welk geval eveneens inzage in het dossier kan worden verlangd. Het weggooien van brieven of doorzending zonder kopie te bewaren dan wel zonder enig bewijs van doorzending, past daarin niet.
De door de curator overgelegde producties betreffen een twintigtal brieven, die gedateerd zijn in de maanden juni tot en met december. Voorzover de producties gedateerd zijn ruim voor de data ten aanzien waarvan de rechtbank een toelichting verlangt dan wel voorzover zij van daarna dateren, geldt dat die producties niet kunnen worden beschouwd als betrekking hebbend op de hiervoor genoemde data. Slechts een beperkt aantal brieven zou kunnen worden beschouwd als betrekking hebbend op die data, namelijk die daterend van 20,23 en 31 oktober en van 2 en 23 november. Verder blijkt dat op de specificatie op 28 november 22 binnengekomen brieven zijn gemuteerd, terwijl op de tijdlijst slechts 11 stukken met de aanduiding code 26 (binnengekomen brief) staan vermeld en dat de meeste namen die op de tijdlijst staan vermeld, niet overeenkomen met de namen op de uurspecificatie.
De rechtbank is van oordeel, dat de tijdlijst -op de wijze waarop die is bijgehouden- te summier en gebrekkig is bijgewerkt om aan de hand daarvan een uurspecificatie op te stellen, die naderhand moet dienen als onderliggend stuk om een declaratie te rechtvaardigen.
Uit vorenstaande blijkt dat de curator, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, zijn declaratie niet heeft kunnen onderbouwen, zodat matiging van de declaratie in de reden ligt.
Rekeninghoudende met het vorenstaande komt het de rechtbank redelijk en billijk voor de declaratie ten aanzien van alle binnengekomen brieven die geclusterd zijn gemuteerd in de uurspecificatie, slechts voor 50% van de opgegeven tijd toe te rekenen, zodat het tussentijdse salaris en de forfaitaire verschotten dienen te worden vastgesteld als hierna bepaald.
4. De beslissing.
De rechtbank
stelt het salaris van de curator over de periode van 4 september tot en met 30 november 2000 vast op f.15.775,--, excl. b.t.w.
stelt de forfaitaire verschotten van de curator over de periode van 4 september tot en met 30 november 2000 vast op f. 744,90, excl. b.t.w.
Deze beschikking is gewezen door mr. Kooijman in raadkamer op 6 maart 2001.